Louis Paul Boon (1912-1979): ‘Anarchist, nihilist, viezentist’ I) Leven, milieu en artistieke achtergrond o ° 1912 Aalst / † 1979 Erembodegem o milieu: katholieke arbeidersklasse (vader: koetsenmaker en gevelschilder) in Aalst (fabrieksstad: pauperisme, proletariaat) o opleiding: katholieke Middelbare en Hogere Technische School (Aalst), wordt echter weggestuurd na anderhalf jaar (begin 1928). o 2 grote hobby’s: lezen en kunstschilderen o dagopleiding aan de kunstacademie (wil kunstschilder worden), maar moet die opgeven als zijn vader ziek wordt o jaren 30 begin van schrijversaspiraties (1930: fragment van roman Onbekende stad en cyclus gedichten met als titel Nacht-trein) o WO II: gevangengenomen en 4 maand opgesloten in Fallingbostel (Hannover, Duitsland) → diepgaande confrontatie (cfr. lino’s uit die periode!) o 1941: eerste roman (met lino’s): 3 Mensen tussen muren (als mislukt beschouwd, zou pas in 1969 worden uitgegeven) o 1942: tweede roman: De voorstad groeit (krijgt de Krijnprijs, doorbreken van het isolement waarin hij zich als kunstenaar bevindt) o 1943: derde roman Vergeten straat (twee maal herschreven, in 1946 uitgegeven) o journalist, criticus, columnist bij oa. De Rode Vaan, Front, De Vlaamse Gids, Het Parool, Vooruit (‘Boontjes bittere bedenkingen’) o radio (wekelijks programma ‘Het Zoutvat’ op Radio Gent) en tv o politiek (Belgische Socialistische Partij – BSP) o meest bekende werken: Mijn kleine oorlog, Menuet, De Kapellekensbaan, Zomer te Ter-Muren, Priester Daens, Mieke Maaike’s obscene jeugd, Het Geuzenboek. II) Boons literaire werk ‘Schilder ontspoord’ o Linoleumsneden worden voorzien van verklarende teksten o Ontsporing = proces van ontidealisering / Boon verliest idealiserende visie op mens en wereld ( bijlage 1) o De teksten gaan de lino’s overheersen: Boon wordt schrijver Verschillende genres o -poëzie o -proza: O/ column (vb. Boontjes in Vooruit) O/ novelle O/ roman: documentaire / historische roman (vb. Priester Daens) sociale roman (vb. De voorstad groeit) psychologische / erotische roman (vb. Eros en de eenzame man) (schrijft ook nog een filmscript, hoorspelen,...) ‘Seismograaf’ o ideaal: schrijven conform ‘het leven zoals het werkelijk is’ o ‘getuigend’ oeuvre, registreert als een seismograaf: centraal de kleine man die verdrukt wordt door de maatschappij en de massa (bijlage 2) o revolutionair (↔vb. Conscience: idealiserende bevestigende literatuur) Vernieuwer -norm -en vormdoorbrekend: traditionele romanconventies worden doorbroken III) ‘Anarchist, nihilist, viezentist’ ‘Anarchist’ a) formeel: o conventionele roman te statisch → nieuwe technieken (ook uit andere kunsten, vb. film) vb. Mijn kleine oorlog: kroniekjes (collagetechniek) ( bijlage 3) vb. Kapellekensbaan en Zomer Te Ter-Muren: verschillende vertel -en romanlagen vb. Menuet: caleidoscopisch (multiperspectief) + opname van krantenknipsels (intertekstualteit) ( bijlage 4) o doet niet mee aan ‘mooischrijverij’ (“de gedachte dient niet zo mooi, maar zo juist mogelijk uitgesproken te worden”) b) literatuuropvatting: o seismograaf: maatschappelijk en sociaal engagement: aanklagen van sociale wantoestanden (centraal: de kleine man die verdrukt wordt door de maatschappij en de massa), literatuur als waarschuwing o literatuur moet zoeken naar waarheid en waarheidsgetrouw zijn: doorbreken van taboes (vb. seksuele verlangens en driften) c) inhoudelijk: o Boons boeken lokken verontwaardiging uit: te pessimistisch, miserabel, grauw en onfatsoenlijk o stelt de maatschappelijke structuren in vraag en schetst bijvoorbeeld in de roman Vergeten straat een alternatief (revolutionair) ‘Nihilist’ o na WO II: Boon verliest idealistische visie op mens en maatschappij (pessimisme) o gelooft niet in het ‘beter’ worden van de mens, gelooft niet in verandering (bijlage 5) o oorzaak van het onrecht in de maatschappij ligt bij mens zelf die zijn eigen lot in handen heeft (↔ realistische en naturalistische auteurs als Zetternam en Buysse: mens als slachtoffer van het maatschappelijke bestel) o ondergangsmotief, defaitisme ‘Viezentist’ o het seksuele verlangen en dierlijke driften kenmerken en beheersen de mens (vb. Vergeten straat) o het lolitamotief: het jonge meisje dat staat voor het prille, het ongerepte (vb. Als het onkruid bloeit) (bijlage 6) o Boon legt een ‘Fenomenale Feminatheek’ aan: collectie van pin-ups, glamour girls en beschouwt die als een studieobject (plant een studie over het vrouwelijk naakt door de eeuwen heen) o pornografische literatuur (vb. Eros en de eenzame man: een droefgeestig en schandelijk pornoverhaal, Mieke Maaike’s obscene jeugd). IV) Overzicht van de bijlagen 1/ Linoleumschetsen ‘De geliefden’, ‘Het fantastische eetmaal’ en ‘Eerste studie over de angst’. Uit: Humbeeck, K., Onder de giftige rook van Chipka. Louis Paul Boon en de fabrieksstad Aalst, Gent / Amsterdam (Querido) 1999, p. 284-285. 2/ Boon, L.P., Het Geuzenboek, Amsterdam (Querido) 1979, p. 130-131. 3/ Boon, L.P., Mijn kleine oorlog, Amsterdam (Querido) 1992, p. 38-41. 4/ Boon, L.P., “Menuet”, in Menuet en andere verhalen, Amsterdam (Querido) 1974, p. 118-119. 5/ Boon, L.P., Mijn kleine oorlog, p.133, 138-140. 6/ Boon, L.P., “Als het onkruid bloeit” in De liefde van Annie Mols Als het onkruid bloeit, Amsterdam (Querido) 1979, p. 468-471.