College Syntaxis Oefeningen woordvolgorde 3 mei 2007 1. Vul in de onderstaande zinnen het woordje „er“ op de juiste plaats in. Let op: soms moet je „er“ meer dan één keer invullen. 1. Josef zegt dat twee schepen varen, maar varen in werkelijkheid drie. 2. Ik ga opendoen want wordt gebeld. 3. Liza is zeker van dat Jan weer laat thuis zal komen. 4. Ik denk dat zij erg blij mee is. 5. Ik weet dat hij elke dag naar verlangt. 6. Ben je bang dat je je hele leven lang aan zal moeten denken? 7. Het is nog maar de vraag of je zoveel tijd voor nodig hebt. 8. Het hangt van af hoe snel ik een nieuwe baan vind. 9. Hij bemoeit zich niet mee. 10. Ik denk dat in werkelijkheid weinig mensen zijn die zo over denken. 2. Zijn alle drie de zinnen goed? Op reis gegaan is hij niet. Gegaan is hij niet op reis. Op reis is hij niet gegaan. 3. Schrijf een vervolg op de zin, waarbij je telkens met een ander woord begint. a) De hele week al hebben studenten uit Gent en Leuven protestacties gevoerd. Vandaag ... Geprotesteerd ... (van de Brusselse universiteit, ook, werd, door, voor het eerst, studenten, geprotesteerd) b) Er is wel veel gepraat, maar er ... Er is veel gepraat, maar besloten ... (is, er, besloten, niets, uiteindelijk) 4. Vertaal de zinnen: c) Do naší zahrady se chodí pravidelně hrát několik dětí. d) Včera někdo přinesl dort. e) Víš, jestli někdo koupil tu knihu? f) Slyšel, že novinář jednomu z ministrů položil otázku. g) Můžeš mi tu knihu zítra vrátit? h) Proč mu ten keks chceš dát až po jídle? i) Řekla, že se ty dvě letadla srazily včera nad Severním mořem. j) Zítra nebudeme pracovat. k) Mark chtěl včera jednomu chlapečkovi dát tu krabičku. l) Minulý rok strávil prázdniny ve Švédsku. m) Jídlo už není. n) Anneke se dnes ráno najednou udělalo nevolno. o) Myslí si, že lidi na jižní polokouli chodí po ulici hlavou dolů. 5. Zet de woorden in de juiste volgorde. Je krijgt een korte tekst over Leidse kaas. a) kaas - net – heeft – Ook Leiden – Gouda – als – eigen – haar b) maar in de stad – met het wapen - gemaakt - Deze – welliswaar – op het platte land in de omgeving – werd – van Leiden – gemerkt c) de naam – Vandaar d) elders – was - de kazen – minder vet – die – gemaakt – De kaas – waren – dan e) komijnzaad – meer smaak – aan de magere kaas – werd – Om – te geven, - er – toegevoegd f) uit Leiden – heet - in de volksmond – komt, - de meeste komijnekaas – nog altijd – Hoewel – nu niet meer – de kaas – Leidse kaas g) op brood – maar – uitstekend – De kaas – heerlijk – daarnaast – ook – is – in de fondue h) Leids gerecht – hutspot met klapstuk – beroemd - is - Een ander