Herhaling: Benoem de hieronder genoemde zinsdelen in het Nederlands: 1) Přísudek jmenný/slovesný, časovaný tvar přísudku, přísudková část věty 2) Podmět – neosobní, nevyjádřený, podmětz označující místo 3) předmět – přímý/nepřímý/předložkový 4) příslovečné určení 5) vyjmenujte nejčastější sponová slovesa (9ks) Bijvoegelijke bepaling en bijstelling en bepaling van gesteldheid 1. Bijvoegelijke bepaling BIJVBEP: een deel van een zinsdeel dat een woordgroep met een zelfstandig naamwoord als kern nader bepaalt. M.a.w.: BIJVBEP vermeldt een nadere bijzonderheid van personen of zaken. In tegenstelling tot de bijwoordelijke bepaling vormt de bijvoegelijke bepaling echter met deze personen of zaken een geheel (een zinsdeel). De bijv. bep. is dus altijd een deel van een zinsdeel en nooit een zinsdeel op zich. 1) Hij was tevreden over de goede afloop. 2) Hij was tevreden over de goede afloop van de wedstrijd. 3) Hij was tevreden over de spannende goede afloop van de wedstrijd tussen de jeugdige teams. – we kunnen de bijvbep steeds meer uitbreiden - Ontleden: tevreden + over = VZV, daarbinnen bijvbep Je moet bij de benoeming van de bijvbep/bijvbijz altijd vermelden bij welk zinsdeel het hoort. B.v.: goede hoort bij afloop. Nog enkele voorbeelden: 1) Jans/vaders fiets. 2) Drie kleine studentjes. 3) Die slager van mijn moeder. 4) Een kopje thee = kopjes thee BIJVBIJZ: een deel van een zinsdeel, namelijk een bijvoegelijke bepaling, die zelf weer een zin is. 1) Zij trouwde met een man die haar vader kon zijn. 2) Het boek waarmee hij roem zou verwerven, werd aanvankelijk slecht verkocht. Let op: de bijzinnen zijn steeds opgenomen in een ander zinsdeel, rsp. VZV, OND 2. De bijstelling Is een speciale soort bijvoegelijke bepaling, de kern hiervan is een zelfstandig naamwoord. Je herkent het makkelijk, het is het zinsdeel dat meestal tussen komma´s staat:) 1) Jan, de nieuwe collega, houdt erg van stroopwafels. 2) Beatrix, de koningin van Nederland, is zeer geliefd. 3) Dat deed me denken aan Erik, de jongste broer van mijn man. 3. Bepaling van gesteldheid BepvGest: een zinsdeel dat als onderdeel van het predikaat een bepaling vormt bij het onderwerp of het lijdend voorwerp. M.a.w.: deze bepaling heeft zowel betrekking op het gezegde als op het onderwerp of het lijdend voorwerp. BepvGest is een overkoepelende term voor verschillende constructies. Een gemeenschappelijk kenmerk is, dat ze veel overeenkomst vertonen met de BIJVBEP in die zin, dat ze een nadere kwalificatie inhouden van een zaak uitedrukt door een zelfstandig (voor) naamwoord. Een belangrijk verschil is dat ze zinsdeel zijn het predikaat. 1) Deze groente is rauw erg gezond. X Deze rauwe groente is erg gezond. 2) Ik berg de lakens schoon op. X Ik berg de schone lakens op. CZ: Stal se učitelem., Uslyšela houkat sovu De bepaling van gesteldheid zegt zowel iets over het OND/LV én over het gezegde tegelijkertijd. Deze soort BepvGest kan dus een tweede predikaat vormen bij het onderwerp of bij het lijdend voorwerp. Daarom wordt het de predicatieve toevoeging genoemd. a) Het meisje liep huilend de kamer uit. = Het meisje liep de kamer uit; het meisje huilde b) Men bracht de man ziek thuis. = Men bracht de man thuis; de man was ziek c) Luidkeels zingend maakte ik de badkamer schoon. Er zijn verschillende semantische relaties mogelijk tussen de twee predikaten waarin we een zin met een BepvGest opsplitsen; gezamenlijk benoemen we de relaties: tijdsbepaling = bepaling van gesteldheid tijdens de handeling: - drukt altijd een gelijktijdigheid van de acties: b.v.: a) Als adviseur kon hij bij de stemming niet meedoen.= omdat hij (slechts) adviseur was, kon hij bij de stemming niet meedoen. b) Als kind was ik vaak ziek. = Toen ik kind was, was ik vaak ziek. c) Luidkeels zingend maakte ik de badkamer schoon. Dan hebben we nog een tweede soort bepaling van gesteldheid die een heel andere semantische relatie uitdrukt: resultaat/gevolg = resultatieve werkwoordsbepaling: - drukt het gevolg/resultaat van wat in het hoofdpredikaat wordt uitgedrukt: ! Deze soort BepvanGest komt nooit bij een naamwoordleijk gezegde voor. a) Hansje maakte het wagentje kapot. b) Tom verfde het hek groen. = Tom verfde het hek, het hek werd groen c) Zij bakte de appeltaart goudgeel. = zij bakte de appeltaart, de appeltaart werd goudgeel oordeel/gevolg van een handeling = bepaling van gesteldheid volgens/ten gevolge van de handeling - je geeft een oordeel en in de werkelijkheid hoeft het helemaal niet zo te zijn. a) Jan vond die film steengoed. = de film hoeft niet helemaal goed te zijn. b) Hij maakte het probleem duidelijk. = het probleem hoeft helemaal niet duidelijk te zijn Overzicht: Bepaling van gesteldheid –1ste soort: predicatieve toevoeging - bep. van gest. tijdens de handeling - 2de soort: resultatieve werkwoordsbepaling -bep. van gest. volgens/ten gevolge van de handeling Oefening: Ontleed nu volledig:)! 1. Tot mijn grote ergernis is Pieter dronken geworden. 2. Helaas schijnt Jan sinds enige dagen getrouwd te zijn. 3. Vanaf deze heuvel heb je werkelijk een prachtig uitzicht over de stad Nijmegen. 4. In het Museum Kam kan je het hele jaar door prachtige Romeinse gebruiksvoorwerpen bewonderen. 5. Woedend is die vrouw van mijn nieuwe buurman zonder uitkijken de straat overgestoken. 6. Pollini´s vertolking van Schuberts sonate in c-klein was voor velen van ons een openbaring. 7. Later bleek André de andijvie rauw gegeten te hebben. 8. Glimlachend heeft Willeke de gouden plaat uit handen van de overgelukkige liedjesschrijver in ontvangst genomen. Huiswerk: Oefening: Ontleed nu volledig:)! 1. Artikelen over de zinsbouw van het Nederlands worden steeds schaarser. 2. Zou de vertegenwoordiger van de vereninging, Karel de Elegast, weer alle verguningen kunnen ontnemen? 3. Als voorzitter bied ik u namens het bestuur onze welgemeende excuses aan. 4. Teleurgesteld hebben die twee musici ons land toen verlaten. 5. Helaas moet ik het antwoord fout rekenen.