Vragen en opdrachten bij 6 t/m 9 1. Wat is het onderwerp in de volgende zinnen? 1. De jubilaris kreeg een envelop met inhoud aangeboden. 2. Ondanks alle toezeggingen zijn de kosten van het openbaar vervoer dit jaar weer flink gestegen. 3. Wat krijgen we nou! 4. Over het weer is weinig te voorspellen. 5. Er zijn dagen dat ik me kapot loop te ergeren. 2. Welke onderwerpszinnen bevatten de volgende zinnen en wat is daarin dan weer het onderwerp? 1. Of we op tijd ophouden, hangt van jullie af. 2. Het valt niet te ontkennen: zij is in die paar jaar een stuk ouder geworden. 3. Wie z'n hoofd niet gebruikt, moet z'n benen gebruiken. 4. Het is jammer dat 't nu alweer regent. 5. Met honderd kilometer door de bebouwde kom scheuren, was zijn lust en zijn leven. 3. Wat is het predikaat in de volgende zinnen? 1. Hij zat zijn huiswerk te maken voor de TV. 2. Door schade en schände wijs geworden besloot zij nooit meer een kroeg binnen te gaan. 3. Sigaren zijn te prefereren boven sigaretten, maar beter is het om helemaal niet te roken. 4. Geef aan tot welke categorieěn de werkwoorden behoren in: 1. Het terrein mag alleen door Journalisten betreden worden. 2. Jan heeft nooit arts willen worden, maar dat heeft hij zijn vader nooit bij kunnen brengen. 3. Het blijkt dat hij voor een topprestatie net niet goed genoeg is. 19 Vragen en opdrachten bij 6 t/m 9 1. Wat is het onderwerp in de volgende zinnen? 1. De jubilaris kreeg een envelop met inhoud aangeboden. 2. Ondanks alle toezeggingen zijn de kosten van het openbaar vervoer dit jaar weer flink gestegen. 3. Wat krijgen we nou! 4. Over het weer is weinig te voorspellen. 5. Er zijn dagen dat ik me kapot loop te ergeren. 2. Welke onderwerpszinnen bevatten de volgende zinnen en wat is daarin dan weer het onderwerp? 1. Of we op tijd ophouden, hangt van jullie af. 2. Het valt niet te ontkennen: zij is in die paar jaar een stuk ouder geworden. 3. Wie z'n hoofd niet gebruikt, moet z'n benen gebruiken. 4. Het is jammer dat 't nu alweer regent. 5. Met honderd kilometer door de bebouwde kom scheuren, was zijn lust en zijn leven. 3. Wat is het predikaat in de volgende zinnen? 1. Hij zat zijn huiswerk te maken voor de TV. 2. Door schade en schände wijs geworden besloot zij nooit meer een kroeg binnen te gaan. 3. Sigaren zijn te prefereren boven sigaretten, maar beter is het om helemaal niet te roken. 4. Geef aan tot welke categorieěn de werkwoorden behoren in: 1. Het terrein mag alleen door Journalisten betreden worden. 2. Jan heeft nooit arts willen worden, maar dat heeft hlj zijn vader nooit bij kunnen brengen. 3. Het blijkt dat hij voor een topprestatie net niet goed genoeg is. 19 4. Besluiten we, als het blijft onweren, met de tram naar huis te gaan? 5. Daar zal hij voor gestraft worden. 6. Hij schijnt te drinken. 7. Hij schijnt verslaafd te zijn. 20 Vragen en opdrachten bij 1 t/m 5 1. Wat zij'n de persoonsvormen in de volgende zinnen? 1. Ik klom op de vensterbank om de vlinder weg te wapperen, maar het domme beest bleef tegen het glas tikken. 2. Hij heeft dagen lopen zeuren om op dansles te mögen gaan. 3. Tot voor kort dacht ik dat ik er wel op vooruit zou gaan, maar dat is me lelijk tegengevallen. 4. Ik reken erop, dat je verschijnt op de tijd die we afgesproken hebben. 5. We gaan ieder weekend een eind fietsen en hopen met de vakantie ook flink wat kilometers te maken. 2. Uit welke zinsdelen bestaan onderstaande zinnen? 1. Tot haar grote ergerhis kreeg ze voor haar verjaardag niet één cadeautje. 2. Logeren wevolgende week met z'n allen bij jouw ouders? 0 • '- " ' ---....................... ...................... ^ £J l/V*-*--*^ 3. Zo'n treurig nieuws heb ik in geen tijden van hem vernomen. ,, 4. Hij heeft het boek op de tafel gelegd, die in de gang stond. 3. Geef van onderstaande zinnen aan welke bijzin(nen) ze bevatten. 1. Weet je misschien hoe laat het is? 2. Als de normale programma's afgelopen zijn kun je nog naar RTL-4 kijken. 3. Korn je een keer eten zodra je tijd hebt? 4. Een belangrijke overweging is, dat zij slechts drie maanden beschikbaar is. 5. Wat ik niet meer verwacht had, gebeurde toch. 6. Een cruciale rol speelt het feit dat hij de op één na oudste van de groep is. 4. Benoem in de volgende zinnen de voegwoorden. Geef steeds aan of het een on-derschikkend of een nevenschikkend voegwoord is. 1. Toen hij begreep dat 't te laat was, zakte hij achterover in z'n stoel. 9 2. Veel menšen vragen zieh af, of Nederland nog wel kans ziet een gouaen medaille te halen. 3. Hoewel ik daar al heel vaak geweest ben, heb ik elke keer moeite om de weg te vinden. 4. De kans dat zij zou slagen, leek haar uiterst gering. 5. Naarmate ze langer wegbleven, steeg de spanning, maar ze hielden vertrouwen in een goede afloop. 6. Hij hoopte dat de buren zelf zouden gaan inzien, dat hun radio te hard stond. 7. Het kind dat in het water was gevallen, probeerde tevergeefs om aan de kant te komen. Geef van de volgende zinnen aan welke (beknopte) bijzinnen ze bevatten. Welke van deze bijzinnen zijn géén zinsdeel? 1. Doordat hij zo langzaam eet, missen we altijd het nieuws van 7 uur. 2. Je krijgt me nog eens zo gek dat ik elke dag naar fitness ga. 3. Voordat hij één zin had kunnen zeggen, riepen ze al dat hij z'n mond moest houden. 4. Na drie pogingen gedaan te hebben, besloot hij dat hij een rijbewijs maar moest vergeten. 5. Met de resultaten die behaald waren, konden ze nauwelijks tevreden zijn. 6. Zijn vader werd langzamerhand te oud om nog drie keer per week met de fiets naar de stad te gaan. 2. Veel menšen vragen zieh af, of Nederland nog wel kans ziet een gouaen medaille te halen. 3. Hoewel ik daar al heel vaak geweest ben, heb ik elke keer moeite om de weg te vinden. 4. De kans dat zij zou slagen, leek haar uiterst gering. 5. Naarmate ze langer wegbleven, steeg de spanning, maar ze hielden vertrouwen in een goede afloop. 6. Hij hoopte dat de buren zelf zouden gaan inzien, dat hun radio te hard stond. 7. Het kind dat in het water was gevallen, probeerde tevergeefs om aan de kant te komen. Geef van de volgende zinnen aan welke (beknopte) bijzinnen ze bevatten. Welke van deze bijzinnen zijn géén zinsdeel? 1. Doordat hij zo langzaám eet, missen we altijd het nieuws van 7 uur. 2. Je krijgt me nog eens zo gek dat ik elke dag naar fitness ga. 3. Voordat hij één zin had kunnen zeggen, riepen ze al dat hij z'n mond moest houden. 4. Na drie pogingen gedaan te hebben, besloot hij dat hij een rijbewijs maar moest vergeten. 5. Met de resultaten die behaald waren, konden ze nauwelijks tevreden zijn. 6. Zijn vader werd langzamerhand te oud om nog drie keer per week met de fiets naar de stad te gaan.