Marcela Vaculíková UČO: 182836 Arjen Duinker-essay Ik omhels je, lage straat. Ik omhels je, duister. Kom terug, vul mijn hart! Ik omhels je, schaduw van opa. Ik omhels je, schrikachtig leven. Kom hier, streel mijn rug! Ik omhels je, schone duif. Ik omhels je, fragment van goud. Dichtbij! Kus me! Ik omhels je, dichtgeslibde haven. Ik omhels je, kalme steen. Voel mijn naaktheid! Uit: Rode oever, Meulenhoff, Amsterdam, 1988. Volgens mij hebben we twee mogelijkheden hoe dit gedicht lezen. Eerst kunnen we dit gedicht als één geheel beschouwen. De tweede manier hoe kunnen we het lezen, is alleen het laatste vers uit elke strofe uit te nemen, als één deel te beschouwen en dan te interpreteren. Het tweede deel wordt dan door de overschietende verzen gevormd. Daarna is de betekenis van dit gedicht een beetje anders – volgens mij is de zin van deze verzen meer “duidelijk” dan de rest van het gedicht. Kom terug, vul mijn hart! Kom hier, streel mijn rug! Dichtbij! Kus me! Voel mijn naakheid! Misschien kunnen we zeggen, dat het om twee gedichten gaat die in één verbonden zijn. De andere toelichting van deze ordering van de verzen is dat in dit gedicht niet alleen één stem maar twee stemmen optreden. Discontinuïteit of fragmentaliteit is ook één van typisch kenmerk van postmoderne werken en we kunnen er ook hier vinden. Als ander typisch kenmerk van postmodernisme wordt de meerzinnigheid beschouwd. Ook dat kunnen we hier vinden. We kunnen dit gedicht niet eenduidig interpreteren omdat we kunnen niet weten wat de “juiste” interpretatie is. De interpretatie hangt namelijk van elke lezer af en iedereen kan andere betekenis vinden. En dat is een ander bewijs dat dit gedicht in postmodene wijze geschreven werd-de lezer staat centraal, niet de tekst of de auteur. De lezer is dus de belangrijkste entiteit en de interpretatie van de tekst speelt zich van hem af.