BELASTINGEN ALGEMEEN Belastingen zijn geld. Dat geld wordt afgetrokken van wat de werk-nemer in een bezoldigde betrekking verdient of van de winst van een onder-neming. De Staat en de overheid gebruiken het om goed te kunnen functio-neren. Over de correcte heffing van belastingen waakt de belastingdienst. Maar de werknemers moeten deze belastingdienst daarbij helpen. De belas-tingplichtige moet regelmatig - zo vaak de wet het voorschrijft - een aangifte van zijn inkomsten doen. De aangifteplicht geldt voor iedereen. Particulieren doen een aangifte in de personenbelasting, bedrijven dienen een jaarrekening op te stellen. In bepaalde gevallen kan een economische eenheid echter van de aangifteplicht vrijgesteld worden. Om een aangifte goed in te vullen, moet men wat rekenwerk doen. Van de inkomsten mag eerst een belastingvrij bedrag afgetrokken worden. Wat dan overblijft, is het belastbare bedrag, dat de basis vormt voor het bere-kenen van de belastingen. De volledig en correct ingevulde aangifte moet men bij de betrokken dienst indienen. Zo'n ingediende aangifte krijgt een referte-nummer. Dat nummer moet bij alle latere briefwisseling met de belastingdienst gebruikt worden. Indien men na het indienen van de aangifte nog vaststelt dat er bepaalde gegevens niet mede in aanmerking genomen zijn, kan men binnen een bepaalde perióde altijd nog een fis-cale correctie aanvragen. 41 OEFENINGEN I. Vul aan met een passend woord uit de tekst! 1. Het formulier dat men (meestal om het j aar) moet invullen en aan de belastingdienst moet terugsturen, is een ________________. 2. De Staatsdienst die belastingen berekent en heft, wordt _______________genoemd. 3. Het deel van het loon of salaris dat niet belast wordt, is het _______________bedrag. 4. Het bedrag dat na aftrek van het belastingvrij e bedrag overblijft, is daarentegen het_______________bedrag. 5. Als men vaststelt dat er fouten in zijn aangifte geslopen zijn, kan men altijd nog een fiscale_______________laten uitvoeren. 6. Aan alle aangiften wordt een_______________toegekend, d.w.z. een nummer waaronder de aangifte geregistreerd staat. 7. In de_______________worden alle inkomsten en uitgaven van een bedrijf opgesomd. 8. Het begrip "_______________" houdt in dat de burger al zijn inkomsten bij de belastingdienst moet aangeven. 9. In sommige gevallen hoeft men geen aangifte in te vullen. Dat noemt men dan_______________van de aangifteplicht. 10. Indien men niet akkoord gaat met de aanslag door de belastingdienst, kan men altijd een_______________indienen. (in te vullen woorden: aangifte, aangifteplicht, belastbaar (!), belastingdienst, belastingvrij (!), bezwaar, correctie, jaarstukken, refertenummer, vrijstel-ling) II. Vul het juiste woord in! 1. Elk natuurlijk persoon moet regelmatig een_______________van zij n/haar inkomsten doen. 2. Indien men niet akkoord gaat met de aangerekende belasting, kan men binnen een bepaalde tijd een_______________indienen. 3. Het is belangrijk om de aangifte op tijd_____te__________; anders kan er een boete opgelegd worden. 42 Maar eerst moet men het aangifteformulier nauwkeurig _______________, d.w.z. alle gevraagde informatie opgeven. Een_______________________________is noodzakelijk indien het verschuldigde bedrag fout berekend is of als bepaalde informatie in de aangifte niet opgenomen is. Jan werkt in een bedrijf; hij heeft een_______________ Marjan heeft voor het eerst in haar leven werk en is vergeten dat vanaf dat moment de_______________ook voor haar persoonlijk geldt. Ze heeft geen aangifte gedaan en heeft dus een boete gekre- gen. De boeren in dit dorp hebben een siecht jaar achter de rug. Van- wege de natuurrampen die zij in het afgelopen jaar hebben moeten meemaken, zijn ze allemaal van de aangifte van inkomsten 9. Een ambtenaar die de aangiften in de_______________behandelt, heeft inzicht in inkomsten en vermögen van particulieren. 10. Soms doen politici beloftes dat ze het_______________bedrag zullen verhogen, maar dat zijn meestal alleen slogans van de verkie-zingscampagne. (in te vullen woorden: aangifte, aangifteplicht, belastingvrij (!), bezoldigde betrekking, bezwaar, fiscale correctie, indienen (!), personenbelasting, invullen, vrij stellen (!)) III. Welk woord past bij welk woord? Zoek paren! Schrijf de woordgroepen in de correcte vorm op! 1. aangifte A. van (de) aangifte 2. (een) aangifte B. bedrag 3. vrij Stelling C. in de personenbelasting 4. belastbaar D. correctie 5. belastingvrij E. betrekking 6. fiscaal F. indienen 7. (een) bezwaar G. invullen 8. bezoldigd H. bedrag Wil je er ook mee zinnen maken? 43 DOCUMENTEN Om een volledige aangifte te kunnen invullen, moet men over be-paalde informatie beschikken. Het gaat in hoofdzaak over het geld dat men in de afgelopen periodě / in het afgelopen jaar verdiend heeft. In Belgie moet de werkgever aan zijn medewerkers een "fiche" verstrekken met gegevens over hun Verdiensten, afgehouden belasting enz.. In Nederland spreekt men in dit verband van "jaaropgave". De gegevens in kwestie moeten in het aan-giftebiljet opgenomen moeten worden. In Belgie heet zo'n aangiftebiljet ook "aangiftebrief'. Alle belastingplichtigen krijgen het document in ieder geval persoonlijk; de tenaamstelling is een van de wettelijk voorgeschreven ge-bruiken van de belastingdienst. Bedrijven moeten uiteraard andere documenten ter beschikking heb-ben. Meestal zijn de jaarstukken van een vennootschap of een bedrijf de basis voor het aanrekenen van de belastingen. De belastingdienst geeft de voor-keur aan standaardjaarstukken.Verder zijn ook de fiscale balans en de winst-berekening van belang. De fiscale en commerciěle winstberekening kunnen zelfs de jaarstukken vervangen. Zowel particulieren als bedrijven kunnen bij de belastingdienst ook kwijtschriften (in Vlaanderen: fiscale attesten) voorleggen. Zo'n bewijs van een donatie geeft het recht op een belastingsaftrek. OEFENINGEN I. Vul aan met een passend woord uit de tekst! 1. De_______________, in Vlaanderen_______________genaamd, is een overzicht van hetgeen men in een bepaalde perióde verdiend heeft. 45 DOCUMENTEN Om een volledige aangifte te kunnen invullen, moet men over be-paalde informatie beschikken. Het gaat in hoofdzaak over het geld dat men in de afgelopen periodě / in het afgelopen jaar verdiend heeft. In Belgie moet de werkgever aan zijn medewerkers een "fiche" verstrekken met gegevens over hun Verdiensten, afgehouden belasting enz.. In Nederland spreekt men in dit verband van "jaaropgave". De gegevens in kwestie moeten in het aangiftebiljet opgenomen moeten worden. In Belgie heet zo'n aangiftebiljet ook "aangiftebrief'. Alle belastingplichtigen krijgen het document in ieder geval persoonlijk; de tenaamstelling is een van de wettelijk voorgeschreven ge-bruiken van de belastingdienst. Bedrijven moeten uiteraard andere documenten ter beschikking heb-ben. Meestal zijn de jaarstukken van een vennootschap of een bedrijf de basis voor het aanrekenen van de belastingen. De belastingdienst geeft de voor-keur aan standaardjaarstukken.Verder zijn ook de fiscale balans en de winst-berekening van belang. De fiscale en commerciele winstberekening kunnen zelfs de jaarstukken vervangen. Zowel particulieren als bedrijven kunnen bij de belastingdienst ook kwijtschriften (in Vlaanderen: fiscale attesten) voorleggen. Zo'n bewijs van een donatie geeft het recht op een belastingsaftrek. OEFENINGEN I. Vul aan met een passend woord uit de tekst! 1. De_______________, in Vlaanderen_______________genaamd, is een overzicht van hetgeen men in een bepaalde perióde verdiend heeft. 45 2. De aangifte wordt gedaan op speciale formulieren die iedere belastingplichtige persoonlijk toegestuurd krijgt; in Nederland heet zo'n formulier:_______________ 3. In Viaanderen noemen ze dit formulier 4. Als je in Nederland een gift doet, krijg je er een_______________ voor. 5. In Viaanderen krijgt men een_______________wanneer men een wettelijk erkend doel heeft ondersteund. 6. Een________________________________is een samenvatting van de behaalde winst en het geleden verlies, en wel ten behoeve van de belastingdienst. 7. De boekhouders van een firma stellen een_______________op, d.w.z. een document waarop de winst berekend Staat. 8. Een totaal overzicht van de fínanciěle toestand van een ondememing in het belastingjaar noemt men ook (de)_______________. 9. De speciale formulieren die de belastingdienst ter beschikking stelt om de jaarstukken op een overzichtelijke manier te presenteren, noemt men "_______________" . (in te vullen woorden: aangiftebiljet, aangiftebrief, fiche, fiscaal attest, físcale balans, jaaropgave, jaarstukken, kwijtschrift, standaardjaarstukken, winstberekening) II. Vul het juiste woord in! 1. De_______________van het aangiftebiljet houdt in dat het voor een bepaalde persoon bedoeld is. 2. Mijn werkgever heeft in mijn. voor het afgelopen jaar een paar grove fouten________________ gemaakt; ik moest alles zelf bere- kenen en de correcte gegevens in mijn aangifte opgeven. 3. Ik heb voor een operatie van een ziek kind geld gestört; het _______________dat ik als bewijs daarvoor ontving, kan ik gebrui- ken om mijn belastbare bedrag te verminderen. 4. Uit de_______________van deze ondememing blijkt dat ze een mooie winst behaald hebben. 5. Uit de_______________ winstberekening van een ondememing moet onder meer blijken of ze gezond is. (in te vullen woorden: fiscaal (!), jaaropgave, jaarstukken, kwijtschrift, tenaamstelling) 46 III. Welk woord past bij welk woord? Zoek paren! Maak desnoods samenstellingen! Schrijf de uitdrukkingen in de correcte vorm op! Wil je er ook zinnen mee maken? 1. j aar A. j aarstukken 2. aangifte B. stukken 3. j aar C. opgave 4. fiscaal D. brief 5. standaard E. attest IV. Wat past er bij de onderstaande woorden ? Bedenk zelf mogelijke uitdrukkingen of samenstellingen! Kun je er ook zinnen mee maken? aangifte, fiche, fiscaal, kwijtschrift, winst V. Ken je meneer Janssen al? Help je hem weer? 1. Hij krijgt een aangiftebiljet op naam Joost De Smet en vult het in. 2. Hij heeft zijn jaaropgave naar de financiěle afdeling van zijn universiteit gebracht. 3. Hij heeft dit jaar veel donaties van privé-sponsors gekregen; die gaven hem ook meteen een kwijtschrift. 4. Hij stelt voor de afrekening van zijn privé-inkomsten eenfiscale balans op. 5. Hij heeft heel zijn huis doorzocht - hij zocht naar zijn j aarstukken. Al AANSLAG De belasting die men uiteindelijk moet betalen, heet "aanslag". De aanslag wordt berekend aan de hand van een tarief en de daarbij passende aanslagvoet. Het nettobedrag dat men in de aangifteperiode verdiend heeft, is doorslaggevend voor het tarief, en dus voor de tariefgroep. De meeste landen hanteren een progressief tarief - hoe meer men verdient, hoe hoger het belastingtarief. De belastingdienst vestigt op de belastingplichtige een defi-nitieve of voorlopige aanslag. Als men geen aangifteformulier ingediend heeft, legt de belastingdienst een aanslag van ambtswege op. Als je maar een heel klein bedrag zou moeten bijbetalen, is de nihil-aanslag van toepassing. Niemand laat je minder bijbetalen dan de prijs van je treinkaartje bijvoorbeeld. Het bedrag dat recht geeft op de nihil-aanslag, is wel van tevoren bekend. Er zijn verschillende soorten belastingen. Een particulier met een in-komen (salaris of loon) of een bedrijf dat winst maakt, betaalt directe belastingen. Verder zijn er de indirecte belastingen, met als meest bekende de belasting op de toegevoegde waarde, afgekort BTW. Maar er kan van alles belast worden; zo bestaat er dividendenbelasting, onroerende-zaakbelas-ting, vermogensbelasting. In sommige gevallen is men verplicht terugbeta-lingen of bijtellingen te doen. Zo is er bv. een desinvesteringsbijtelling, wan-neer men eerder van een aftrek genoot en niet meer aan de daarmee verbonden voorwaarden voldoet. Wie in een bepaald land woont en in een ander land gaat werken, kan in beide landen belast worden. Gelukkig hebben veel landen overeen-komsten ter voorkoming van zo'n dubbele belasting afgesloten. 69 OEFENINGEN I. Vul aan met een passend word uit de tekst! 1. Het uiteindelijke bedrag aan verschuldigde belasting wordt "_______________" genoemd. 2. De meest bekende______________________________is de BTW. 3. Wat een werknemer aan de belastingdienst moet afstaan, zijn 4. Mensen die in een land wonen en in een ander land werken, riskeren soms een______________________________op hun inkomsten. 5. Afhankelijk van de grootte van de inkomsten worden verschillende aanslagvoeten toegepast. Hierop is het begrip "_______________" van toepassing. 6. Hoe meer men verdient, hoe hoger de aanslagvoet. Dat principe noemt men ook______________________________. 7. Als men een huis of een ander gebouw bezit, moet men _______________-_______________betalen. 8. Elk natuurlijk persoon die tegen vergoeding werkzaam is, moet _______________betalen. 9. Wie geen aangifte ingediend heeft, krijgt een aanslag 10. Wie binnen vijf jaar een bedrijfsmiddel vervreemdt waarvoor een investeringsaftrek toegepast is, moet een_______________doen. (in te vullen woorden: aanslag, desinvesteringsbijtelling, belasting (!), directe belasting (!), dubbele belasting, indirecte belasting, onroerende-zaakbelasting, progressief tarier, tarier, van ambtswege) II. Welk woord past in de context? 1. Mevrouw De Boer betaalt als ieder belastingplichtig natuurlijk persoon______________________________. 2. Ze heeft een vaste aanstelling. Elke maand wordt er een som van haar inkomsten / salaris afgetrokken / ingehouden. Dat is de 3. Wanneer ze haar aangifte ingediend heeft, wacht ze op de berekening van haar______________________________ 70 4. Twee jaar geleden had ze vergeten een aangifte in te dienen. Ze kreeg van de belastingdienst een aanslag_______________ 5. Dit jaar informeerde men haar dat ze nog 10 Euro aan de belasting verschuldigd was. Omdat het bedrag kleiner is dan het door de wet bepaalde minimum aan bijbetalingen, is in haar geval een _______________-_______________van toepassing. 6. Ze heeft van haar ouders een bouwvallig huis op het platteland ge-erfd. Hoewel het weinig waard is, moet ze er toch _______________-_______________voor betalen. 7. Omdat ze over het algemeen weinig verdient, is voor haar het laagste_______________van toepassing. 8. Voor haar geldt de laagste_______________. 9. Ze heeft een paar maanden in Duitsland gewerkt. Ze merkte toen dat er een______________________________op haar inkomsten werd geheven. 10. Gelukkig heeft Duitsland met al zijn buurlanden een overeenkomst _______________________________van dubbele belasting afge- sloten. Mevrouw De Boer heeft een deel van de voorgeschoten voorafbetalingen teruggevorderd en teruggekregen. (in te vullen woorden: defmitieve aanslag, directe belasting (!), dubbele belasting, nihil-aanslag, onroerende-zaakbelasting, tarief, tariefgroep, ter voorkoming, van ambtswege, voorheffing) III. Welk woord past bij welk woord? Zoek paren! Schrijf de woordgroepen of samenstellingen in de correcte vorm op! 1. defmitieve A. belasting 2. dubbele B. groep 3. aanslag C. belasting 4. eind D. van ambtswege 5. progressief E. aanslag 6. nihil- F. afrekening 7. dividend G. tarief 8. marginaal H. aanslag 9. tarief I. tarief 10. onroerende-zaak J. belasting 71 HANDEL KOPEN-VERKOPEN Het begrip handel wordt gedefmieerd als "kopen en verkopen" of "omzet van goederen". Het is dus een zaak tussen koper en verkoper. Niet alleen een simpele slager of bakker heeft klanten, ook grote firma's hebben die nodig. In handelskringen heet een handelsovereenkomst ook "transactie". Toen er nog geen geld bestond, was er ruilhandel. Elke handelaar wil graag een grote omzet maken, d.w.z. zoveel mogelijk goederen verhandelen en dus aan klanten verkopen. Soms worden goederen die in de aanbieding zijn, tegen een lagere prijs verkocht. Heel wat winkeis organiseren af en toe een opruiming; dit geldt vooral voor winkeis met seizoensgebonden artikelen. Een seizoensopruiming is voor de klant een goede gelegenheid om dingen tegen een voordelige prijs te kopen. Als de goederen die men gekocht heeft, om de een of andere reden niet bevallen, kan men ze binnen een bepaalde tijd ruilen. Voor zo'n ruil zijn er speciale voorwaarden. OEFENINGEN I. Vul aan met een passend woord uit de tekst! 1. Een overeenkomst van zakelijke aard, een handelsovereenkomst heet ook_______________. 2. _______________is het afstaan van goederen aan iemand anders tegen een afgesproken prestatie van die andere partij 3. Een_______________drijft zijn eigen handelszaak. 4. Als je aardbeien tegen een verlaagde dagprijs kunt kopen, zijn ze in de 83 5. Vóór de invoering van het muntwezen, was er het stelsel van de 6. Als men oude waren uit de winkel kwijt wil raken om plaats te ma-ken voor een nieuw assortiment, organiseert men een___________ 7. Wie een winkel binnenstapt om iets te kopen, is een potentiěle 8. De klant wordt ook wel eens "_______________" genoemd. 9. Wie in een winkel werkt en goederen aan de klanten aanbiedt, is een 10. Voor de_______________van goederen met een gebrek gelden speciale voorschriften. (in te vullen woorden: aanbieding, handel, handelaar, klant, koper, oprui-ming, ruil, ruilhandel, transactie, verkoper) II. Vul een passend woord in! 1. Als je een nieuwe Mercedes wilt kopen, stap je naar een _______________toe. 2. In zo'n deftig salon kopen geen klanten, maar_______________. 3. De eigenaars van een Mercedes-zaak verwachten geen grote _______________, maar één verkochte wagen per maand zorgt voor voldoende winst. 4. Vaak beslissen de gegadigden dat ze geen koopovereenkomst aan-gaan, maar de auto wel in_______________nemen. 5. Bij menšen die zaken doen, in het_______________, draait alles om winst. 6. De Mercedes-klanten kopen hun auto's liever in_______________ dan dat ze meteen de volledige som neertellen. 7. De_______________van eieren neemt vóór Pasen altijd toe. 8. Er moet dus voor een bijzonder goede_______________van eieren gezorgd worden. 9. In een_______________, waar de eieren naast volle dozen meel of suiker opgestapeld liggen, koop je alles tegen een voordelige prijs. 10. De_______________van tegenwoordig verkopen geen eieren meer, maar meestal stofzuigers of luxe badkuipen. (in te vullen woorden: client (!), dealer, detailverkoop^ discountzaak, distributie, handelsreiziger (!), leasing, omzet, termijn (!), zakenleven) 84 III. Zoek woordparen! Maak je er zinnen mee? 1. klein A. aanbieding 2. omzet B. verkoop 3. ontvangst C. bewijs 4. tussen D. koop 5. buitengewone E. bedrijf 6. detail F. kwijting 7. terug G. handel 8. wederzijdse H. handel 9. distribute I. cijfer IV. Maak zelf samenstellingen / uitdrukkingen met de onderstaande woorden! Wil je ook daar zinnen mee maken? aanbieding, distributie, handel, handelaar, koop, omzet, mil V. Op een dag kwam naar de aarde een ruimtetuig vol marsmannetjes. Hun opdracht was erachter te komen wat de menšen met "handel" alle-maal bedoelen. De marsmannetjes hadden van tevoren flink Nederlands geleerd. Een van hen was bijzonder doortastend. Zijn naam was I. T. Al gauw had hij een heleboel dingen die hij niet begreep. Help je hem even? 1. Waarom staan op het bordje met het woord "aanbieding" cijfertjes en waarom zijn sommige ervan doorgestreept? 2. Raken de menšen iets kwijt als ze een kwijting krijgen? 3. Waarom nemen handelaren steeds weer het woord "koper" in de mond? Ze bedoelen immers altijd een mens! 4. Zou een mxtodealer iemand zijn die drugs in de auto aanbiedt? 5. Wat is seizoensopruiming? Willen de menšen geen seizoenen meer hebben? 6. Komen alle zwarŕhandelaren uit Afrika? 7. Kan een handelsreiziger geen zaken doen als hij niet op reis is? 8. Waar is hoogste omzet te vinden? Op de bovenste rekken? 9. Wat doen omzetcijfers als ze helemaal niets omzettenl 10. Als LT. 1,75 m groot is, mag hij dan ook groothandelaar worden? 85 PRIJS Wanneer men iets wil kopen, is de prijs vaak doorslaggevend. In de vrije economic mag elke winkel zijn eigen prijs hanteren, en dat houdt in dat je een en hetzelfde product tegen zeer uiteenlopende prijzen kunt kopen. Denk bijvoorbeeld aan levensmiddelen. In een megamarkt kost vlees vaak veel minder dan bij een slager. Het prijsniveau hangt af van wat er in de prijs zit. In de verkoopprijs zitten o.m. de kosten van de leveranciers en van de Ionen van verkopers. Wie meer goederen tegelijk besteh en verkoopt, kan een zekere prijsafslag bedingen. Verder is de vraag van groot belang. Als een bepaald product zeer gevraagd is, leidt dit makkelijk tot een prijsstijging. Sommige seizoensgebonden artikelen kunnen aan het einde van het seizoen tegen stuntprijzen verkocht worden, bijvoorbeeld tijdens een uitverkoop. Maar ook het tegenovergestelde is het geval - indien er een overaanbod is, kan dat een prijsdaling veroorzaken. De Staat grijpt zo weinig mogelijk in op het gebied van de prijzen. Maar er zijn producten waarvoor een garantieprijs geldt. In sommige geval-len kan de Staat ook een prijsstop opleggen. Dit wordt gedaan om al te grote prijsverhogingen te voorkomen. Heel wat goederen worden niet meteen bij aankoop volledig betaald. Dit geldt met name voor luxe-artikelen als auto's - de meeste klanten beschikken niet over zo'n groot bedrag om de aankoop ineens te betalen. Meestal gaat een koopcontract gepaard met een aanbetaling.Als bestelde goederen pas op een later tijdstip geleverd worden, kan er ook sprake zijn van voorafbetaling. 87 OEFENINGEN I. Vul aan met een passend woord uit de tekst! 1. Op de meeste goederen zit een sticker of een kaartje, waarop naast de streepjescode ook de_______________vermeld Staat. 2. Als je een bestelde waar wilt reserveren, moet je vaak een _______________ doen. 3. De_______________is de prijs die de klant moet betalen. 4. Bij seizoensgebonden artikelen kan men vaak een______________ verwachten; hoe meer aardbeien er op de markt aangeboden worden bijvoorbeeld, hoe lager de prijs per kilo. 5. Als goederen volledig betaald zijn maar de klant nog enige tijd moet wachten eer zijn bestelling geleverd is, spreekt men van 6. Het_______________is gebonden aan de inflatie; als de munt zijn waarde verliest, worden de goederen duurder. 7. Tijdens een uitverkoop wordt een enkele waar tegen een sterk verlaagde prijs, een_______________, verkocht. 8. Om politieke redenen kan een_______________opgelegd worden. Dan mögen de prijzen niet omhoog gaan. 9. In de EU geldt voor sommige land- en tuinbouwproducten een 10. Met een_______________hebben we te maken als de prijzen omhooggaan. (in te vullen woorden: aanbetaling, prijs, garantieprijs, prijsdaling, prijs-niveau, prijsstijging, prijsstop, stuntprijs, verkoopprijs, voorafbetaling) II. Wat moet je hier invullen? 1. Ria wilde een bontjas kopen, maar de_______________schrikte haar af. 2. Op het prijskaartje had de winkelier de_______________ervan opgegeven, d.i. de prijs zonder de verplichte BTW. De feitelijke prijs was dus veel hoger. 3. Omdat bontjassen altijd in de mode zijn, is er maar zelden promotie op. Maar hoe dan ook , een echte bontjas krijg je nooit tegen een 4. Voor dit soort artikelen is zo'n_______________niet waar- schijnlijk. 5. De_______________van een bontjas ligt altijd veel boven het gemiddelde maandsalaris van een leraar. 6. Ria dacht dat ze misschien ergens op de markt een bontjas tegen een _______________zou kunnen kopen. Het probleem is echter dat je dan nooit weet of je echt bont krijgt. 7. Een spectaculaire _______________was in de branche evenmin te verwachten. Er is geen overaanbod. 8. Toch vond ze uiteindelijk een ja met een grote________________. 9. Maar de bontjas had nogal wat gebreken. Zo was ook de grote _______________te verklaren. 10. Het was niet echt een (in te vullen woorden: dumpprijs, knalprijs, koopje, korting, minimumprijs, nettoprijs, prijs, prijsafslag, prijsdaling, stuntprijs) III. Zoek woorden die bij elkaar passen! 1. prijs A. prijs 2. prijs B. prijs 3. prijs C. prijs 4. prijs D. prijs 5. prijs E. prijs 6. advies F. stijging 7. all-in G. daling 8. drempel H. afslag 9. garantie I. schommeling 10. knal J. vermindering Wil je er zinnen mee maken? IV. Welke andere samenstellingen met het woord "prijs" ken je? Zoek in het woordenboek en elders! Wil je er ook zinnen mee maken? V. Wil je weten hoe het verder ging met LT.? Zet je recht wat hij verkeerd opgevat of gedaan heeft? 1. LT. heeft een uitstapje naar zee gemaakt, volgens de formule all-in. Na afloop van de dag geeft hij opdracht alle zandkorrels in te pakken en naar Mars te sturen. De rest mögen ze van hem houden. 2. Is de afslag in een winkel links- of rechtsaf? 3. Hij vindt een advertentie waarin Staat dat er "korting op alle rok-ken" is. Maar hij denkt dat de aardse rokken niet korter kunnen zijn. 4. Hij dacht altijd dat TV-spots wel duur in de productie zijn, en nu hoort hij dat een "spotprijs" belachelijk laag is. 5. Zit de pújsschommeling soms in een schommelstoel? 6. De handel kent zijn waarde. Dat is duidelijk als men het woord "handelswaarafe"hoort. 7. Maakt een "knalprijs" veel lawaai? 8. Hij vindt hetprijspeil in een superluxe modehuis beneden alle niveau. 9. Kan men met scherpeprijzen ook papier snijden? 10. Moet men bij een aanbetaling eerst een afbetaling maken, of omge-keerd? 90 WINST (WINST, VERLIES) Handelsactiviteiten moeten in principe winstgevend zijn. Na afloop van een bepaalde periodě - meestal is dat een jaar - wordt het totale resultaat van een handelsonderneming berekend. Van de brutowinst worden alle kosten afgetrokken en zo komt men tot de nettowinst. Min of meer synoniem met het begrip "winst" is "opbrengst". Maar dan is voor de winkelier nog al-tijd de vraag van groot belang of ook de geplande winstmarge bereikt werd. Hoe dan ook, zelfs een heel kleine netto-opbrengst is beter dan verlies. De factoren die de winst bepalen, worden trouwens samengevat onder het begrip "resultatenrekening". Als het economisch gezien siecht gaat, is er ook een merkbare achteruitgang van de welvaart. OEFENINGEN I. Vul aan met een passend woord in de tekst! 1. Als men meer gei'nvesteerd heeft dan men terugkrijgt, lij dt men 2. Maar iedereen wil natuurlijk veel liever_______________maken. 3. In periodes van economische_______________is het erg moeilijk winst te maken. 4. De firma heeft nauwkeurig haar_______________berekend, d.w.z. de winst zonder aftrek van kosten. 5. Na aftrek van de kosten wordt de_______________bekend. 6. De kirnst bestaat erin _______________te vermijden. 7. Aan de hand van de nettowinst wordt ook de bereikte _______________bepaald. (in te vullen woorden: achteruitgang, brutowinst, nettowinst, verlies, verliespost (!), winst, winstmarge) 91 II. Vul aan met een passend woord ! 1. Het management van een stofzuigerfabriek stelde vast dat er van de geproduceerde apparaten nog heel wat niet verkocht waren : ze zaten met een productie-_______________. 2. De directeur van de fabriek had een flinke_______________be- loofd aan wie de meeste stofzuigers kon verkopen. 3. Er was een zekere_______________in de verkoop te merken. 4. Als we niet genoeg kunnen verkopen, lijden we zeker _______________, zei de directeur. 5. Ons nieuwe model mag geen_______________worden. 6. Met elke niet verkochte stofzuiger is onze______________kleiner. 7. En we willen allemaal_______________boeken! 8. En het liefst niet alleen brutowinst;_______________is veel leuker! (in te vullen woorden: achteruitgang, nettowinst, -overschot, provisie, verlies, verliespost, winst, winstmarge) III. Vind je woordparen? Maak je er zinnen mee? 1. netto A. marge 2. verlies B. post 3. winst C. akkoord 4. minnelijk D. opbrengst IV. Wil je zelf samenstellingen maken met de woorden "winst" en "verlies"? Maak je er ook zinnen mee? V. Hieronder vind je de eonclusies van I.T. omtrent onderwerp "kopen-verkopon". Wil je die rechtzetten? 1. Sinds er sprake is van een economische opbloei, is in iedere winkel de achteruitgang afgeschaft. 2. Alleen koppels kunnen een minnelijk akkoord sluiten. 3. Normaal maakt men eerst een rekening en dan krijgt men een resultaat. Dus de resultatenrekening heeft geen recht van bestaan. 4. De winnaar van een wedstrijd maakt altijd winst. 5. Op de verliespost geeft men brieven af die liever niet besteld moeten worden. 92 WAREN EN LEVERING Het ligt aan de handelaar of hij voldoende voorraad heeft van goederen die in zijn winkel verkocht worden. Wie de inkoop goed wil plannen, moet geregeld zijn voorraad aanvullen, en dus voor een tijdige levering laten zorgen. Een goed handelaar zit nooit zonder voorraad. Met de leveranciers moet ook een altijd een goede leveringstermijn afgesproken worden. Dit geldt vooral voor verse producten - als de gebruiksdatum ervan afgelopen is, mögen de producten in kwestie niet meer verkocht worden. Bij speciale aanbiedingen zegt men vaak dat de prijs zal gelden "zo-lang de voorraad strekt". Dit wil dus zeggen: als de desbetreffende goederen allemaal verkocht zijn, geldt de voordelige prijs niet meer. OEFENINGEN I. Vul aan met een passend woord uit de tekst! 1. Na afloop van de_______________moeten producten uit de rekken verwijderd worden. 2. Wie goederen aan een winkel levert, is een_______________. 3. Een ander woord voor "boodschappen", vooral in de marketingtaal, is_______________. 4. Een goed winkelier heeft altijd bepaalde producten in 5. Als een winkelier______________________________zit, is hij een siecht handelaar of is er iets mis met zijn leveranciers. 6. Aanbiedingsprijzen zijn van toepassing_______________de voorraad_______________. 7. De_______________van dagverse producten vindt iedere dag plaats. (in te vullen woorden: gebruiksdatum, inkoop, leverancier, levering, voorraad, zolang... strekt, zonder voorraad) 93 II. Wat past er in de aangegeven context? 1. Een goed winkelier_______________zijn voorraad regelmatig 2. Anders_______________hij_______________voorraad. 3. Een goed winkelier werkt alleen met betrouwbare _______________samen. 4. Die zorgen er namelijk vanzelf voor dat de_______________altijd op tijd plaatsvindt. 5. Dus ze plannen samen met de winkelier de eerstvolgende 6. En ze leveren nooit producten waarvan de_______________ afgelopen is. (in te vullen woorden: aanvullen (!), gebruiksdatum, leverancier (!), levering, leveringstermijn, zonder voorraad zitten (!)). III. Wat past waarbij? Formuleer in een woordgroep of met een samenstelling. Combineer een item uit de kolom met cijfers met een woord uit de kolom met letters. 1. gebruik A. termijn 2. voorraad B. aanvullen 3. in C. datum 4. levering D. voorraad IV. Zoek zelf samenstellingen en uitdrukkingen met het woord "levering" en "gebruik"! Wil je er ook zinnen mee maken? V. LT. zoekt dringend antwoord op de onderstaande vragen! 1. Waarom kopen menšen producten waarop Staat dat de gebruiksdatum pas over een jaar ingaat? Kunnen ze met de aankoop niet wachten tot de dag in kwestie? 2. Hoe kan een voorraad strekken ? 3. Wordt er bij handel iemand gedreven ? 4. Het is siecht als handelaren zonder voorraad zitten. Zou voorraad dan iets te maken hebben met een stoell 5. Is er ook een "uitkoop" als er "inkoop" bestaat? 94