Het schilderij “De Nederlandse Spreekwoorden” van Pieter Bruegel de Oude - 1559 - Niemand kan met zekerheid zeggen waar Pieter Bruegel de Oude geboren is, in Breugel bij Eindhoven / Breda of in ons Limburgs (Kleine / Grote) Brogel bij Bree. Evenmin kent men het preciese jaartal van zijn geboorte, dat rond 1525 moet liggen. Gestorven is Bruegel in Brussel, in het jaar 1569, niet eens vijftig jaar oud. Hij ligt daar begraven in de Kapellekerk. Hoe hij er uitzag? Die vraag beantwoordt misschien een gravure van een jaar na zijn dood, 1570, waarop Theodoor Galle hem in profiel afbeeldt. Nog echter staat hij wel op zijn eigen pentekening uit 1560 “De schilder en de liefhebber”. Het schilderij “De Nederlandse Spreekwoorden” is een jaar ouder dan het met de pen getekende zelfportret. Natuurlijk is Pieter Bruegel niet op een mooie morgen opgestaan met het idee een aantal zegswijzen en spreekwoorden uit onze taal visueel te gaan voorstellen. De “spreekwoorden” zijn ook niet de laatste wijsheden die zijn vaardige hand in beeld brengt. Later, een jaar voor zijn dood, in 1568, schildert hij nog de “Parabel der Blinden”. In zijn jonge jaren, nog vóór zijn tweejarige reis naar Frankrijk en Italië (in de periode 1552-1554) had hij zijn brood verdiend met getekende kopieën van bekende schilderijen, waarvan dan kopergravures werden gemaakt. Rond de helft van de 16e eeuw kende Antwerpen een bloeiende handel in zulke gedrukte prenten. Na zijn terugkomst ging Bruegel ook eigen ontwerpen voor gravures en prenten tekenen, waarvan we er twee bespreken, allebei uit 1556. Op de pentekening “De ezel op school” staat onderaan zelfs een spreuk vermeld: “Al reyst den esele ter scholen om leeren - Ist eenen esele, hy en sal gheen peerd weder keeren.” De tekening “Grote vissen eten de kleine” zal drie jaar later, in 1559 terugkomen als onderdeel van “De Nederlandse Spreekwoorden”. In “Grote vissen eten de kleine” is duidelijk de surrealistische stijl van Hiëronymus / Jheroniums / Jeroen Bosch (1450-1516) herkenbaar. Het staat vast dat Bruegel het werk van Bosch kende; sommigen nemen zelfs aan dat hij in ’s Hertogenbosch werd opgevoed. Bosch van zijn kant had hetzelfde uitzonderlijke tekentalent als Bruegel. Hij had zich in “De tuin der aardse lusten” en “Het Narrenschip” ook al visueel met kwaad en dwaasheid ingelaten. En bij de gravure die later van zijn schilderij “De hooiwagen” (1500-1502) werd gemaakt, is een (in onze tijd in onbruik geraakt) spreekwoord vermeld: “De wereld is een hooiwagen; iedereen graait wat hij krijgen kan”. Voor de Antwerpse prentenhandel van het midden van de 16e eeuw maakt Pieter Bruegel twee grote reeksen: “De Hoofdzonden” en “De Deugden”. Hoofdzonden zijn er zeven: gramschap, traagheid, hovaardigheid, gierigheid, gulzigheid, nijd en onkuisheid. De tekeningen zijn ontstaan in de jaren 1556-1557. De traagheid “... maeckt machteloos en verdroocht die senuwen dat de mensch niewers toe en doocht.” De zeven deugden zijn theologisch ingedeeld in drie goddelijke deugden - geloof, hoop en liefde - en vier kardinale deugden (zedelijke hoofddeugden): voorzichtigheid, gerechtigheid, sterkte en matigheid. Vijf van de zeven deugden, waaronder “De Liefde”, tekent Bruegel in 1559 - het jaar van de “Spreekwoorden”, de laatste twee een jaar later. Van de liefde zei de apostel Paulus (1 Korienthiërs 13, 1-13) dat het de grootste van de drie goddelijke deugden is. Bij de prent van Bruegel prijkt in het Latijn: “Speres tibi accidere quod altri accidit” - wat betekent: Hoop dat u overkomt wat een ander overkomt”. In 1558 beschildert Bruegel een servies van twaalf houten borden met evenzoveel uitbeeldingen van toen gangbare spreekwoorden en gezegden. Later zijn die in een houten lijstwerk gevat en van onderschriften voorzien. Behalve het eerste komen alle gezegden ook voor op het grote schilderij van 1559: - Drank en spel leiden tot armoede en een slechte naam. - de huik naar de wind hangen - in de ene hand vuur, in de andere hand water dragen - tussen twee stoelen (in de as) zitten - de put dempen als het kalf verdronken is - rozen (= parels) voor de zwijnen gooien - de kat de bel aanbinden - niet kunnen zien dat de zon in het water schijnt - met het hoofd tegen de muur lopen - achter het net vissen - zich onder de blauwe huik verbergen / de blauwe huik omgehangen krijgen - tegen de maan pissen Van “De Spreekwoorden” is later een groot aantal kopieën gemaakt, onder meer door zijn zonen. Het origineel hangt in Berlijn, een hele mooie kopie is te bewonderen in het Rockoxhuis in Antwerpen. Behalve “De Nederlandse Spreekwoorden” heeft het werk nog twee andere namen (gehad): “De verkeerde Wereld” en “De blauwe Huik”. Het aantal spreekwoorden en gezegden dat door Bruegel op het schilderij is uitgebeeld, varieert volgens de beschrijving. De schilder heeft er destijds geen lijstje bijgeleverd, zodat de verschillende inventarissen sterk uiteenlopen. Op het blaadje dat in Berlijn ter beschikking wordt gehouden, staan er 118 opgesomd, op de kopie in het Antwerpse Rockoxhuis denkt men er daar 108 te identificeren. Zelf houd ik me aan het lijstje van Jan Grauls, die liever niet teveel zelf bedacht en het aantal tot 85 beperkte. Als ik daar de gezegden uit weglaat die niet meer tot het hedendaagse (op zijn minst passieve) taalgebruik behoren, houd ik er een goede vijftig over, en die deel ik op twee manieren in: - naar wat de mens zintuiglijk waarneemt; - naar (goede en) slechte eigenschappen van de mens. Allebei die reeksen omvatten dezelfde spreekwoorden/ gezegden, maar onder andere hoofdingen en in een andere volgorde. Indeling naar wat de mens zintuiglijk waarneemt - lichaamsdeel / lichaamsactiviteit / wat aan het lichaam ‘gebeurt’ . met het hoofd tegen de muur lopen . iemand bij de neus nemen . een oogje in het zeil houden . met twee monden spreken . tot de tanden gewapend zijn . iets door de vingers zien . zijn gat aan iets (de poort) (af)vegen . op de wereld schijten . zich krommen om door de wereld te kom(m)en (nu: zich in bochten wringen) . (de) gekscheren met iemand . de blinden leiders der blinden (farizeeërs) Als de ene blinde de andere leidt, vallen ze beiden in de sloot/gracht. - werktuigen / gebruiksvoorwerpen (in ruime zin) / kledingstukken . achter het net vissen . stokken in de wielen steken . tussen twee stoelen zitten . door de mand vallen . zijn pijlen verschieten . de (zijn) huik naar de wind hangen (gew.: ‘Kazakdraaier) . om/aan het langste eind trekken . Het is goed riemen snijden uit andermans leer. . De kruik gaat zo lang te water tot ze breekt. . onder/over de bezem getrouwd zijn . iemand de blauwe huik omhangen - dier (naam) . Te laat de put gevuld, als ’t kalf verdronken is. Het kalf is verdronken . de kat de bel aanbinden . van de os op de ezel springen . een paling bij de staart hebben (nu ook: zo glad als een aal) . twee vliegen in één klap . een kleine vis uitwerpen om een grote te vangen . Zijn/haar haring braadt niet (hij braet den haerinck om de kuydt). . Twee honden aan één been komen zelden overeen. (Als twee honden vechten om een been, loopt een derde ermee heen) . De grote vissen eten de kleine. . Als het hek is van de dam, lopen de varkens in ’t koren. . Paardekeutels zijn geen vijgen. . rozen (vaak ook parels) voor de zwijnen - water en vuur . op hete kolen zitten . tegen de stroom oproeien . geld in het water smijten - zon en maandag . niet kunnen zien dat de zon in ’t water schijnt . tegen de maan pissen . Niemand ooit zo klein iets spon, of het kwam wel aan de zon. - religie en kerk . een pilaarbijter . bij de duivel te biecht gaan . Onze Lieve Heer een vlassen baard aanbinden . de kap over de haag gooien / werpen . de duivel op het kussen binden . voor de duivel een kaars branden - eten . aan een been knagen (nu: een kluif aan iets hebben) . De vlaaien groeien op het dak. . van het ene brood naar het andere geraken . Wie wijn pap gestort heeft, kan niet alles oprapen. Indeling naar goede en slechte eigenschappen - schranderheid / wijsheid / verdraagzaamheid / tevredenheid . twee vliegen in één klap slaan . een oogje in ’t zeil houden . (iets) door de vingers zien - domheid / naïviteit . bij de duivel te biecht gaan - sluwheid / opportunisme / vleierij . de (z’n) huik naar de wind hangen . Men moet zich krommen om door de wereld te kom(m)en (zich in bochten wringen). - bedrog / valsheid . een pilaarbijter . iemand bij de neus nemen . uit twee monden spreken . Onze Lieve Heer een vlassen baard aanbinden - traagheid / nalatigheid / verzuim . achter het net vissen . tussen twee stoelen zitten . Te laat de put gevuld als ’t kalf verdronken is. Het kalf is verdronken . Waar het hek open is, lopen de varkens in ’t koren. Het hek is van de dam. . Als de ene blinde de andere leidt, vallen ze beiden in de sloot . De ene blinde leidt de andere. - mislukking / verspilling / tevergeefs . met het hoofd tegen de muur lopen . door de mand vallen . zijn/haar haring braadt niet . geld in ’t water smijten . zijn/haar pijlen verschieten . rozen (nu: parels) voor de zwijnen (gooien/werpen) - moeilijkheden / haast . tegen de stroom oproeien . een paling bij de staart hebben zo glad als een aal (ook onder ‘sluwheid’) . ergens een kluif aan hebben (aan een been knagen) - nadeel / schade / verdenking / jaloezie . stokken in de wielen steken . niet kunnen zien dat de zon in ’t water schijnt . (de) gekscheren met iemand . Het is goed riemen snijden uit andermans leer. - ongeduld / wispelturigheid / ruzie . op hete kolen zitten . van de os op de ezel (springen) . Twee honden aan één been komen zelden overeen. . de kap over de haag gooien - (over)moed . de kat de bel aanbinden . ergens zijn gat aan vegen . op de wereld schijten . De kruik gaat zolang te water tot ze breekt. - ongelijkheid / onderdrukking . De grote vissen eten de kleine. . aan het langste eind trekken - rijkdom / armoede . De vlaaien groeien op het dak. . van het ene brood aan het andere geraken - liefde / lust / haat . onder de bezem getrouwd zijn . Zij hangt hem de blauwe huik om.