Huiswerk voor de week van 28 februari 2011 Lees het hoofdstuk Signaalwoorden dat je in het IS vindt. Doe alle opdrachten die niet doorgestreept zijn. Lees ook de opdracht nr.30 en denk over het gebruik van de signaalwoorden na. Schrijf daarna zelf korte teksten waar je signaalwoorden gebruikt. Je kan b.v. die signaalwoorden proberen te gebruiken waarvan je niet zeker bent hoe je die moet gebruiken. Op die manier kunnen we die dan bespreken en kijken waar je problemen mee hebt. Opdracht: Schrijf korte teksten van ca 100 - 150 woorden die goed gestructureerd zijn en waarin je de volgende relaties met signaalwoorden uitdrukt: 1. Een tekst met duidelijke temporele relaties: Thema: Mijn allereerste les Nederlands 2. Een tekst met duidelijke oorzakelijke en causale realties: Thema: Wat zijn volgens jou de mogelijke redenen dat steeds meer studenten tijdens hun studie gaan werken? 3. Een waarin je iets opsomt: Thema: Wat kun je op vrijdagavond in Brno ondernemen?