werken met woorden les 1: Wat is een woord? Definities en voorbeeldzinnen Oefening 1: - Oefening 2: mop – dragen – notaris – subtiel – tabel Oefening 3: - Oefening 4: A. De derde definitie is de beste omdat ze het woord in een correcte context gebruikt. Enkel dit begrip is hier invulbaar, zo wordt het duidelijk voor wie het woord niet kent. B. onderzoek – voorkomen – vooroordelen – egoïstisch – indruk Les 2: Bouw je eigen woordenschat Oefening 1: - Oefening 2: - Oefening 3: Synoniem Antoniem dronken zat nuchter uitgeven spenderen verdienen artificieel kunstmatig natuurlijk lopen rennen slenteren werkelijkheidsgetrouw realistisch onrealistisch eerlijk oprecht oneerlijk gigantisch reusachtig piepklein overdrijving hyperbool minimalisering verzwijgen achterhouden bekennen Oefening 4: · Fluisteren: stil praten VS mompelen: onduidelijk, binnensmonds praten · Stamelen: trager en ongecontroleerd praten omwille van emotie VS stotteren: een spraakgebrek waarbij iemand consequent lettergrepen / klanken herhaalt · Uitleggen: verklaren VS toelichten: duidelijker maken met extra informatie / voorbeelden / … · Uithoren: iemand uitvragen (vaak uit nieuwsgierigheid) VS navragen: vragen voor zekerheid · Verzekeren: met klem verklaren VS zweren: onder eed bevestigen / beloven les 3: Vreemde & rare woorden Oefening 1: A. ex aequo – grosso modo – feedback – airconditioning – ambulance – humeur C. heteroseksueel – agenda – paprika – universiteit – e-mail – scrabble – evaluatie – nationaal – opera – voicemail Oefening 2: A. inbraak – prijsstijging – kuisvrouw – ongewenste zwangerschap – stelen Oefening 3: A. rood / zwart / wit / rood B. mol / pauw / ezel / wezel / beer C. plank / vijg / goud / pot / kurk Les 4: het betere knip- en plakwerk Oefening 1: - Oefening 2: A. tekenaar – componist – tuinier – lafaard – stedeling – ambulancier – stouterik / stouterd – dirigent – leugenaar – luisteraar – idealist – bankier – bibliothecaris – bruut – juwelier – geweldenaar – fraudeur – bloemist – profiteur – kijker B. abnormaal – irreëel – non-fictie – immaterieel – hopeloos – illegaal – asociaal – anorganisch – onmogelijk – incompetent C. prehistorisch –non-conformistisch – hypernerveus – interregionaal – gejank / gejammer – leugenachtig / heuvelachtig – beweeglijk – draadloos – berijdbaar / haalbaar – dromerig / plagerig les 5: letters in een woord, woorden in een zin Oefening 1: A. zetten – smeden – graven – nemen – begaan – plegen – uitvoeren – zaaien – zaaien – bier – aanleggen B. verbintenis – rekening – rapport – kans – tv – zitting – actie – verhaal – reis / vooruitgang – fruit Oefening 2: kronkelt – kleurden – waden – smeer – rol – staar – sluipt – opheffen – stonden – aanwijzen Oefening 3: 1/ een gepeperde rekening 7/ halsoverkop verliefd worden 2/ beven als een riet 8/ stalen zenuwen 3/ zich blauw ergeren 9/ adembenemend mooi 4/ dag en nacht verschillen 10/ verkopen als warme broodjes 5/ er als een haas vandoor gaan 11/ tot de tanden bewapend 6/ haarfijn uitleggen 12/ bloeden als een rund