ren en dames meteen dat er naar hen wordt geluisterd, hoewel Schlosser zijn vak juist niet serieus neemt. Zijn voornaamste taak is om zoveel mogelijk mensen weg te houden bij de echte doktoren, de specialisten. Zijn hoogwaardige patiëntenbestand bezorgt Schlosser een reeks uitnodigingen voor premières en chique feestjes, waar hij met grote tegenzin heengaat: Koch fileert met overgave de nep van de mensen die zich boven het plebs verheven voelen. De contacten leiden ertoe dat de huisarts met zijn vrouw en dochters belandt in het Frans zomerhuis van de beroemde acteur Ralph Meier. Dat levert prachtige scènes op zoals die waarin de acteur – natuurlijk altijd op zoek naar het lokale slow food buiten de gebaande paden, thuiskomt met een hele zwaardvis in de kofferbak van zijn auto. Hij hakt het beest met veel moeite en uiteindelijk met de moed der wanhoop aan mootjes. Lekker is de vis uiteindelijk niet. De no-nonsense filippica tegen de grootstedelijke zelfingenomenheid (biologische campinghouders krijgen trouwens ook een veeg uit de pan) is niet het enige sterke element van Het diner dat Koch heeft hergebruikt. Zo is er ook de onbetrouwbaarheid van de verteller en de steeds sterker wordende twijfel aan diens rationaliteit. De ontmythologisering van een alledaags ritueel (nu niet het restaurantbezoek, maar het doktersconsult). De achter een beetje beschaving weggestopte agressie van de man is weer een thema, waarbij lang onduidelijk is wie nou het gevaarlijkst is, de acteur Ralph of de dokter Marc. Bovendien gaat het ook nu weer om de zorgen die mensen hebben om hun tiener- kinderen. In Het diner figureerde het kind als mogelijke dader, in Kochs nieuwe roman heeft de verteller dochters en draait alles om het kind als mogelijk slachtoffer (van een van die mannen – want er lopen er meer rond bij het zomerhuis). Zonder de afloop van de roman te verraden: ook die lijkt sterk op die van Het diner, dat eindigde in morele verwarring, waarbij schuldigen niet werden gestraft en het onmogelijk was om een eenduidig oordeel over de personages uit te spreken. Iemand kan immers in de ene cruciale situatie het goede doen en in de andere het verkeerde. Vervolg van pagina 1 Mogen wij nog haantjes zijn? Tekeningen Martien Bos Koch is niet tevreden met alleen een literaire status, Kluun is dat niet met louter commercieel succes een avontuurtje, een man die zich amuseert met zijn eigen naïviteit en niet nalaat aan te geven hoe zijn vrouw – op een haar na Zakenvrouw van het Jaar – alles beter kan en weet dan hij. Frans Laarmans mist juist elke vorm van zelfinzicht, hij wordt gedreven door een verlangen om in hogere kringen te worden opgenomen en stort zich zo in het mes, hij is alleen op de wereld. Daarom grijpt zijn verhaal je bij de keel. Geen Kaas dus, maar Haantjes is geen straf om te lezen. Het is voor Kluuns doen opmerkelijk geserreerd geschreven, onmiskenbaar grappig en het staat vol herkenbare scènes over strakke homo’s en jonge ouders. Het boek bevestigt op een aangename manier vrijwel alle vooroordelen die een mens kan hebben over de reclamewereld en zijn zelfbedachte regeltjes, theorietjes en luchtfietserijen: je begrijpt waarom Raymond van de Klundert meer plezier beleeft aan die andere branche waarin illusies zo profijtelijk verhandeld worden: de letteren. In het soort reclamemakers dat de jongens van Merk in Uitvoering zijn, is voor wie wil ook nog wel een literaire parallel te zien. Kluuns Stijn en Frenk halen hun geld voornamelijk binnen met het schrijven van uren voor offertes die vervolgens toch niet tot een deal leiden. Alle klanten vinden het prachtig, maar niemand heeft er echt geld voor over: een beetje zoals veel Nederlandse schrijvers wel vriendelijke kritieken krijgen (en soms een beetje subsidie), maar nooit een voet aan de grond bij het grote publiek. Daartegenover staan in Haantjes de echte verkopers, onder wie een man die in strooizout doet en die in het begin van de roman een opmerking die de rest van de roman blijft hangen, juist omdat er een zo uitgesproken kwantitatief – en daarmee antikunstzinnig – uitgangspunt in wordt verwoord. Want hij weet tenminste iets te verkopen elke winter is zijn strooizout overal: ‘Van jullie heb ik het afgelopen jaar nog niets gezien.’ A ls de reclamejongens van Kluun ooit een project hadden gehad dat zo succesvol was geweest als Het diner van Herman Koch, hadden ze ongetwijfeld geprobeerd dat succes in een handvol punten te vangen en het voor een volgende opdrachtgever in iets gewijzigde vorm te herhalen. Herman Koch kan zoiets ongetwijfeld zonder puntenlijstje, maar het resultaat is er in elk geval naar: Zomerhuis met zwembad lijkt meer op Het diner dan bijvoorbeeld Haantjes op Kaas. Koch laat zijn verhaal opnieuw vertellen door een man die op het irrationele af scherpzinnig is en die vol vuur ageert tegen de heilige huisjes van de intellectuele middenklasse. In Zomerhuis met zwembad is de huisarts Marc Schlosser aan het woord, die vooral populair is bij toneelspelers en ander cultureel volk omdat hij geen tien, maar twintig minuten per patiënt uittrekt. En dan denken de heKoch heeft gezegd dat Zomerhuis met zwembad misschien wel een beter boek is dan Het diner en als je naar puur romantechnische elementen kijkt, zit daar wel wat in. Zo lijdt er in Zomerhuis met zwembad niemand aan een vreemde ziekte van het zenuwgestel, een element dat in Het diner geforceerd de roman werd binnengehaald. En het boek leest als een trein, is grappig en niet oppervlakkig. T och sla je het minder voldaan dicht dan Het diner. Zelfs als je niet veel waarde hecht aan de ongeschreven wet dat een kunstenaar zichzelf altijd moet vernieuwen, is dit wel heel erg meer van hetzelfde. Van een goede schrijver als Koch hoop je dat hij je een stap vóór is: dat wanneer je denkt, nu ken ik hem, dit is de schrijver Herman Koch, hij met een nieuwe variant komt. Nu dreigt de voormalige Reviaan Koch met een omweg weer in de armen van zijn oude voorbeeld te belanden, een schrijver die zichzelf herhaalde tot hij zelf het overzicht verloor. De literaire strijd is ongelijk – Kluun speelt in dat opzicht een paar divisies lager – maar het commerciële duel van K2 kan spannend worden – al lijkt Koch ook daarvoor de beste papieren te hebben: de Haantjes zijn wel erg licht. En als het product van goede kwaliteit is, geeft dat altijd goede vooruitzichten voor de verkoop. Óók als dat product sprekend lijkt op dat van het jaar ervoor. Denk maar aan het strooizout in Haantjes, in een geweldige zin die zo van Koch had kunnen zijn: ‘Er hoeft ’s nachts maar een vlok sneeuw te vallen en de volgende ochtend ligt dat mooie roze wegenzout van mij godverdomme op elke ventweg in Nederland.’ ARJEN FORTUIN