Maak van het substantlef tussen haakjes een correct adjeclief. Gebru "fií aa3rna in een mocné zin. Sk cfe (klas) opdmcht — de klassikale opdracht — We hebten de klassikale opdracht op tijd ingeleverd. een (jaar)................ een (smaak).................................interieur (mens).................... een iprachtt............... een (geiuk).................................gebeurtenis een {lach).......... een (imaginatie)........ een (twijfel)................ een (teleurslelling) ................................resultaat 4 De (scheiden).................................vrouw praatte lief tegen haar baby. 5 Elke avond verte! ík een (verzinnen).................................verhaal aan mijn kinderen. 6 De (ontspannen).................................leraar kwam al fluitend de klas binnen. 7 Zijn (drijven)............................. ... karakter was een pluspunt bij het sollicítatiegesprek. 8 De (bederven).................................blikjes mögen terug naar de Supermarkt gebracht worden. 9 Door die (veriaten).................................Steeg durf ik niet alleen naar huis. 10 Die student maakt een (opwinden).................................indruk. Rechten en plichtěn. Kies oft: al /aide/alle /allernaai/ allen / alles/ iedereen. 1 ...............moet belastingen betalen. 2 In de meeste landen hebben...............kinderen recht op onderwijs. 3 ...............Beigen hebben stemplicht. 4 Toen ze door de politie aangehouden werden, moesten ze............... uitstappen. 5 ...............Studenten die siagen voor nun examen, krijgen een diploma. 6 Bestuurders van vrachtwagens beschikken...............over een rijbewijs van categorie C. 7 Toen hij de gevangenis in vloog, rnoest hij...............Inleveren:............... privedocumenten,...............zijn bezittingen. 8 In tijden van liefde en ooriog is...............onvocrspelbaar. 9 In...............cafes in lerland beerst een algemeen rodkverbod, 10 ...............het geld dat hij naliet, moest bekendgemaakt worden aan de fiscus 11 ...............Is mogeliik, als je maar will. 12 ...............mensen genieten graag van het leven. 13 Ze sloegen...............de banden in elkaar en leverden een prachtig resultaat af. 14 ...............Studenten moeten inschrijvingsgeld betalen. :n kwestie van gezond verstand.' Vui een onbepaaid woord in. Kies uit: elke, iedere / iedereen / wat / wie. 1 ...............weet dat je van te veei slapen moe wordt. 2 Hij probeerde me ervan te overtuigen dat...............plichtsbewuste Chauffeur niet sneiler rljdt dan wettelijk toegelaten is. 7 S 3 ...............beweert dat ,e goede ogen krijgt als ie veel wortels eet. Heb jij weleens een konijn met een bril gezian?! 4 Wist jij dat...............net laatstlacht, het best lacht? 5 ...............hij ook zegt, altijd wordt hi) bespot. were! Kies uit: aile / beiden / elk / entete 1 Hans en Grietje waren...............hunwegkwijt. 2 dwergen lagen rüstig in hun bedje te slapen. | 3 'jaren later kwam de prfr* eraan geredet, op een mooi, wit paa-d. 4 '.............sprookje kan je grootste vijard je vriend worden; denk mW ar ! de qelaarsde kat die de vriend van Shrek wordt. Kies uit: alie / elk(e) / ieder(e) / sommige- 1 Wist ja dat inwoners in Florida...............die hon op straat bedreigt, mögen j doodschieten? 2 Wist je dat...............seconde vier baby's geboren worden en twee mensw I sterben? p 3 Wist je dat...............wormen zichzeif opeten als ze geen voedsel kunnen i vinden? Gelukkig doen ze dat niet aliemaal! 4 Wist je dat...............jaar weer de insecten een derde van de oogsten op ■ aarde opeten? 5 Wist je dat in Italife...............vrijdag de 17de een ongeluksdag is? 6 Wist je dat...............vogeltjes 2 000 keer per dag zingen? 7 Wist je dat...............Europeanen en Amerikanen samen per jaar zo'n S 11 miljard euro uitgeven aan parfums en zeepjes en zo'n 17 miljard euroaan Jl honden- en kattenvoer? streep de juists vorm. is hi; bijvoeglijk of indig gebruikt; 1 (Sommige / sommiger.) dachten dat Brad Pitt een bettende tenor was. 2 De (nabestaande / nabestaanden) werden op de koffie gevraagd. 3 Waar zijn je nieuwe poesjes? Ik heb de (mijne / mijnen) al naar het asiei gebracht. 4 Zij zijn (degene / degenen) die niet akkoord gingen met hei voorstel van de jury 5 De {messte / meesten) aanvvezigen wisten niet dat Grace Kelly vroeger een gevierde Minister was. 6 (Aile / allen) wetenschappers zijn ervan overtuigd dat de aarde opwarrnt. 7 Op het antwoordapparaat van de telefoonmaatschappij klonk het: 'Er zijn nog vijf (wachtende / wachsenden) vóór uí' 8 De (verongeiukte / verongeiukten) passagiers werden met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. 9 (Rijke I rijken) menšen knjgen meer niecia-aandaeht dan (arme / armen). 10 Bemoei je met je eigen zaken, ik bemoei nie met de {mijne / mijnen). liseer een theatervoorstelling.' Onderstreep de juiste o p i o s s! n a 1 Aan aile / allen Studenten heb ik een uitnodiging voor het theater gesluurd, 2 Somrnige / sommigen vrcegen of ze hun vriend of vriendin rnee konden nemen. 3 De rneeste / de meesten gingen echter iiever alieen, het was immers een schooluitstap. 4 Er gingen ook enkele / enkelen leerkrachten mee. 5 En dus gingen we met z'n alle / allen naar een opvcering van Musils De komedianten. 6 In de schouwburg hebben we alte / allen lassen in de vestiaire gehangen. 7 Het stuk was super! De rneeste / meesten vonden het zelfs brüjant. 8 Na afioop werden vele / Velen meningen uitgewisseid. 9 Enkele / enkelen Studenten dronken nog vele / velen koele biertjes, andere / anderen aten dan weer een lekker ijsje. 9 10 efde.! Vul in: heei of fffft Mensen doen (1)............. dat .veer eens (31............ zitten, Dat deed Guido (4). (2) uii iiefde Ook Guido uit italie bewees . duidelijk. Hij is 62 jaar. Zijn vriendin had hem laten pi;n, Gu-do wilde haar (5)...............graag ierug voor zieh Winnen. Hij deed dat op een (6)...............vreemde maryer. Vorige) week verzon hij zijn eigen dood, Dat kostte hem niet (7)...............rrioeite. Hij iiet zelte sen bericht van zijn dood in de krant zetten. Hij huurde een lijkwagen. Zijn beste vrienden droegen zijn kist. Natuürlijk was Guido nsst echt dood, ook al ieek altes erop. Hij wilde weer wakker worden in de lijkwagen om zijn vriendin | te verlassen. Hij hoopte (8)...............erg op spijt en (S)...............tränen van J zijn vriendin. Maar da politie ontdeki:e dat hij helernaal niet dood was. Ze . i i Guido uit zijn kist. ledereen was (10)...............boos op hem. Guido keek hoopvd rond op zoek naar zijn vriendin. Maar die was niet eens gekomen. Zo sterk was haar Iiefde voor Guido nog. •vang wat onderstreapt is door een synoniem. Soms zijn er schulende oplossingen mogelifk. .......-..................1 Kies uit: aliemaal / eens / ergens / iemand / nergens / niemand. 1 ik ken alle mensen in het dorp. Ik ken ze................ 2 Alle Studenten waten dat ze op tijd mosten körnen. Ze weten het...............j 3 Ben >? Gleen «eer arwsziq geweest? Ben je ai..............afwez, g qowei > 4 Op geen enkeie plaats is het na 23 uur nog veilig, zei oma................is hell 23 uur nog veilig, zei oma. 5 Ken jij een persoon die vegamst is? Ken iij...............die veganist is? 6 Ik peioof dat ik het op een bepaaidapiaats in dat boek gek-szen heb. dat ik het............... in dat boek gelezen heb. 7 Toen Katrin met de cursus begon, Kernte ze geen enkeie persoon i Ze kende er................ 'Jacque-s Brei: een groot Chansonnier.' Vi de o,v t. in. De eeuwige puber (1) (worden) ...........op 8 april .929 geboren in Schaarbeek. Zijn hele jeugd (2} (voeien)..............hij zieh opuesloten in het saa.e keursiijf van eeri typisch Brussels bourgeois gez.n in 1953, op 24-jarige leeftijc, (3) (grijpen) ...............h'i z'ln ***>• Op uitnodiging van ialentenscout Canetti (4) (viuchten) .............hii «aar Parijs, net rnekka van het chanson Het succes (5. lösbarsten;........ .............. toen hij in 1956 de kans (6) (krijgen) ..............een plaat te maken, 'Quand on n'a qua l'amour. Brei (7) (worden) ..............iegeridarisch als vurig performer. Zijn Chansons (8) iuitgroeienj ............................................tot kiassiekers in het ganre. Hij {9} (schilleren) .............................zeh's in filme en in de musical 'L'homme de la Mancha'. Heiaas (10) (zijn)...............Brei even vurig in het consuineren van zijn leven. Ai in 1967 (Iii(zeggen)..............hij het podium vaarwel. Daarna i12! (trekken: ...............hij met zijn zeiibcot de wereid rond om zieh in 1976 op het e'land Hiva Oa te vestigen. Detinitief, want vier pakjes Giianes per dag (13) (eisen).............. nun toi en in 197B (14) (overlijden)............................ hij aan longkanker. Hij (15) (worden)..............begraven op het eiland. werkwoord Bv. ... een prinsesje zijn (willen) •■■»,., wou I wilde ik een prinsesje zijn. 1 ...............ik sohoenen met klittenband. (dragenj 2 ...............ik twee staartjes in m'n haar. (hebben) 3 ..............ik met miin ouders op het platteland. (woran) 4 ...............we in de zomer altijd naar de Belgische kust. igaan) 11 12 5 ...............ik altíjd ruzie met mijn broer. (maken) 6 ...............ik nogal verlegen. (zijn) 7 ................ik vaak op strast. (spelenj 8...............ik msestál een goed rapport op school. (hebben} 9 ...............ík naar 'Sesamstraať. (kijken) 10 ...............en...............ik graag. {knutseien, tekener ~n jii?' Bescř jezatl als kir.d. Zet ie antwoo (t) Hoe zag je eruit? Welke klaren droeg je? Waar woonde je? Waar ging je met vakantie? Waren je ouders streng? Maakte je vaak ryzie met je broers en zussen? Had je veei vriendjes? Hoe was je karakter? VVaar speekie je graag rnee? Behaairíe je goede resultaten op school? Maar '.velké tv-programma's keek je? Wat '.varen je hobby's? Vat waren ze aan het doen toen do lerares binnenkwam?' Kijk naar et voorbeeld. Bv. Monika verteíde een verhaai. Monika was een verhaai aan het verteilen. 1 Joris praatte mat zijn buur. 2 Keith schreef een srns. 3 Hayat verveelde zieh. 4 Steven maakte zijn huíswerk. 5 Anna maakte zieh op. 6 Mukta tekende bloeneíies in haar schritt. 7 Oumar telefoneerde. 8 Magda keek naar buiten. 9 Carmen !as de krant. 10 Annabel at een broodje. 1 Een drukke avond.' Kijk naar het voorbeeld. Gebruik de v.v.t Beschrijt vervolgens wat je gisteravond ze!f hebt gedaan. \£,' Bv. Ik ben thuisgekomen van mijn werk. -» Nadat ík was thuísgekomen/thuisgekomen was van mijn werk, heb ik gehockt. ihuiskomen van hei werk, koken, eteri, afwassen. de krant lezen, telefoneren naar mijn collega, de kinderen helpen met hun huíswerk, wat muzíek luisteren, de kinderen in bed leggen, praten met mijn partner, de hond uitiaten. lezen, gaan slapen 13 14