Oefeningen i Vul in dit stukje de woorden de, het of een in. Bij geen lidwoord zet u een nul (o). WatisADHD? 1 Heeft u wel eens van ADHD gehoord? Dat is_ziekte in__hersenen. 2 lemand met_ADHD kan zieh moeilijk concentreren en is ergonrustig. 3 _letters ADHD staan voor vier Engetse woorden: Attention Deficit Hyperactivity Disorder. 4 Maar sommige mensen zeggen gewoon: Alle Dagen Heel Druk. 5 Drie procent van_kinderen in_Nederland heeft ADHD. 6 In bijna elke schoolklas zit er wel_. 7 In_hoofd van iemand met ADHD is_altijd druk. 8 Hij of zij doet vaak__dingen zonder na te denken. 9__ hele dag rüstig in _klas zitten is heel moeilijk. 10 Er zijn wel __medicijnen voor deze ziekte. Startí-krant, nr. 58,jrg. 2010 2 Vul in: de, het of een. Verse vis 1 _klant bestelde in_restaurant_vis. 2 Toen_vis werd geserveerd, boog hij zieh voorover en begon fluisterend tegen_dier te praten. 3 _ober die_man in_vreemde houding hoorde fluisteren, ging naar hem toe en vroeg hem wat hij aan_doen was. 4 'Och, ik praat wat met_vis.' 5 'Praat met_vis?' vroeg_ober verbaasd. 'En wat vroeg u hem dan wel?' 6 'Ik vroeg hem waar hij vandaan kwam en hij vertelde me dat hij uit_IJsselmeer kwam.' 7 'Dat klopt inderdaad,' besloot_ober_spelletje mee te speien. 'En wat heeft u nog meer gevraagd?' 8 'Ik heb hem gevraagd of er nog nieuws was uit_IJsselmeer.' 9 'En wat antwoordde hij?' 10 'Het speet hem ontzettend, maar hij was er al zo lang geleden vertrokken dat hij mij geen antwoord geven kon!' UiUjoodse verholen, verzameld door Samuel Jacobs, Hoogeveen, 2000 3 Wel of geen lidwoord? Bij geen lidwoord vult u niets in. 1 Jan is met_vlag en_wimpel geslaagd voor zijn examen. 2 Laten we juichen; dit is de dag van_overwinning. 3 _blad Dag in, Dag uit is_uitgave van ABNT. 4 Dat Staat als_vlag op._modderschuit. 5 Hijisin_harten_nieren_zeeman. 6 Die jongens zijn_.wateren_vuur. 7 In ___Nederlands worden veel voorzetsets gebruikt. 8 Deze tijd is _____ tijd van oorlogen en hongersnoden. 9 's Zomers ga ik vaak zonder_jas de deur uit. 10 'Wat_weer weer!', zei de wasvrouw die aan_' Les 10 Lidwoorden |/ Welke drie woorden passen bij het woord uit de linken-ij? 1 fiim spannend - !euk — rommeiig - romantisch 2 feest gezellig - speciaal - ieuk - degelijk 3 school christelijk - openbaar - rniddeibaar - dagelijks 4 brief boos - rüstig - lang — lief 5 antwoord onbeleefd - duidelijk - eerlijk - natuurlijk 6 club plaatselijk - politick - logisch - internationaai 7 kind vnendelijk - stii - persoonlijk - verschrikkelijk ^^^^^^^^ 1 Welke drie woorden passen bij het woord uit de linkerrij? --- 1 efvaring boos - prettig — aangenaam — vervelend 2 dorp leuk - mooi - knap - rustig foto vreemd - dik - scherp — donker 4 gesprek lang - Stil - ir.oeilijk - interessant 5 plaats gevaarlijk - centraal - donker - diep 6 omgeving bekend - praktisch - licht - historisch 7 tekst geschikt - belachetijk - breed - eenvoudig Welke drie woorden passen bij het woord uit de linkerrij? cpdracht winter bed rag examen sfeer muziek schrijver normaal — eigenaardig — breed - praktisch koud — luid - donker - verschrikkelijk ernstig - groot - redelijk - onbekend moeiiijk — stil — praktisch — zwaar geweldtg — duidelijk - positief — prettig beleefd - somber - licht - modern politiek - interessant - knap - natuurlijk 77 ... I Hieronder ziet u telkens twee zinnen. In beide zinnen moet u hetzeifde woord invullen, maar de betekenis van het woord is anders. Het aantal streepjes geeft aan hoeveel fetters het woord heeft. 1 'Hoe vind je mij dezejurk staan?' 'Heel goed, hij Staat je____I' Heb jij____idee hoe laat het is? 2 Aan het eind van een zin Staat een____. Dit____zullen we in de volgende vergadering nog eens bespreken. 3 lk vind dat iedereen_____heeft op onderwijs. Het schilderij hangt scheef. Wil je het even_____hangen? 4 In de winter zit er geen____meer aan de bomen. Willen jullie de schrijfopdracht op een apart____maken? Kunt u vijf minuten wachten? Ik moet____weg. Zeven is een oneven getal en acht is een____getal. i&; 'Ik heb gisteren een nieuwe baan gekregen.' 'Gefeliciteerd, wat___ voor je! 'Moet ik deze ui___snijden?' 'Nee, je kunt hem in grote stukken snijden.* 7; 'Heb jij een_____van het dagelijkse leven in Afrika?7 'Nee, ik weet niet hoe dat is.' Ken jij het_____'De denket' van Rodin? 8 Mensen hebben een hoofd. maar dieren hebben een___. 'Waar gaat dat artikel over?' 'Ik weet het niet, ik heb alleen de___ gelezen.' % 9 I s I 3 1 1 * S B & # * ,2 ™ B m 1 ŕ 3 t* C -C £ O (U J/ C C m m £ í 9 m ;c" :č* £ £ * " tu TJ ^ » '" ~ 5 - j c Q- h en I 6* ■s 5 Si 1 B B .«. £ m o N > 1 M o S1 2i E 5 c £