mooiste dag niet te verstoren, hadden ze hem tijdens de mis in de sacristie gelegd.' Er volgt nog ccn rondje Liebfraumilch, in gepaste stilte. 'Een halfuur nadat ik als getrouwde vrouw aan de arm van mijn echtgenoot de kerk uit wandelde, werd mijn nonkel Basil in zijn kist naar buiten gedragen,' zegt: Louise. 'Maar dat heb i k niet gezien. Wij waren al op de receptie in de parochiezaal op dat moment. Tja, alles was betaald.' 8. Chrissen Twee Chrissen vragen mijn aandacht op een ijskoude vrijdag: een dode en een levende. Chris 1 wordt gecre-meerd in Alkmaar. Na afioop biedt ze haar gasten een oer-Hollandse lunch aan in een negorij in Bloemendaal. Een dagvullende taak per openbaar vervoer. Chris 2, die haar wäre leeftijd niet wil onthullen en ter aflei.ding beweert dat ze vijfenzeventig wordt, wat minstens dertig jaar gelogen is, geeft een groot feest. Na rijp beraad en met lichte schuldgevoelens, kies ik voor Chris 2, die leeft en op loopafstand van mijn huis woont. Voor Chris 1 brand ik de hele dag kaarsjes. De ene Chris sluit de andere niet uit. 9. Gedichtendag Leven na de dood Toen je voorgoed de ogen sloot was je naast dood ook nog in leven, een heel klein beetje slechts en steeds maar voor heel even. Je chocolade hagclslag, bitter en puur, stond naast mijn kersenconfituur bij het ontbijt. Zo tevergcels, Zo ongestrooid. Je zakdoeken cn sokken waste tk en hing ze nutteloos te drogen. Je overhemd bewoog, ik keek ernaar mer lege ogen. Het ergste was je kamerjas waarin je geur nog huisde, met op de kraag een haar en ook wat roos, doodstil en troosteloos oplichtend op het donkerblauw. 20 ---"-' — - 10. Poezie in de supermarkt Achtergebleven boodschappenlijstje in mijn winkelkar, met potlood geschrevcn op de achterkant van een envelop: Tomaten en salaad Ajuin Doos crtjes en pekes Toespijs Pakje soep (champione) Speculoos 3 x drinken Aardappellen Snoepje voor vanavond 2)004 &ifrj 0 22 FEBRUARI 11. Vrijdag Visdag In schoonheidsinstituten kom ik zelden en dat is me vast aan te zien. Bleek en wintermoe maak ik een uitzon-dering en samen met een vriendin begeef ik me op een ijskoude avond naar een wellnesspaleis in de Antwerpse binnenstad, waar we ons lichaam ter beschikking zollen stellen aan honderden garnaalgrote visjes. Ze zullen zieh te goed doen aan onze dode huidcellen. Gara RufFa beten ze officieel en van Roemenie tot Irak leven ze in het wild, schoolgewijs zwemmend in inhammen van de zec, waar vooral psoriasispatienten hun gehavende huid schoon laten eten. In ons schoonheidssalon zijn de visjes samengedre-ven in cen wit betegeld bassin, achter gesloten deuren. Op verzoek douchen we de laatste restjes eerlijk zweet en cosmetica vran ons af en begeven ons in badjas naar het bad. 'Rüstig gaan zitten, geen onverwachte bewe-gingen maken, niet gillen,' zegt de wellnessman die zijn pappenheimers kent. Daarna verdwijnt hij discreet. We laten onszclf giechelend te water en worden bestonnd door de hongerige Scholen. Het nerveuze gesabbel van de kleine visjes veroor-zaakt minieme prikkeltjes. De iets grotere exemplarcn tuitten hun tandeloze rnonden en delen gulle zuigzoen-tjes uit. Ze lusten mij blijkbaar liever dan de vriendin. Als wintersokken klitten ze rond mijn voeten en enkels. Als een trillend geitensikje hangen ze aan mijn kin, die zieh half onder water bevindt. Een klein uurtje later, als de Gara RufFa goed door- voed zijn cn wij lichtjes vcrkrcukeld, stappen we schoon en ttntelcnd uit het water. Mijn huid voelt aan als zijde, glad en glimmend, en dat zal nog dagenlang zo blijven. Voor herhaling vatbaar, vind ik. Maar de vriendin haalt voortaan liever weer een pot scrubereme boven, zegt ze, narillend. 12. Pardon Ontbijten met de kleinkinderen, die regelmatig en met een tegelijk komen logeren, is altijd quality time en aan-leiding tot goede gesprekken. Sari (4) eet een croissant, in het rode ochtendjasjc van de rommelmarkt ten voordele van de parochie en drie ä vier kleinkinderen overspannend. Ik drink groene thee en er ontsnapt mij een kleine oprisping. 'Excuseer,' zeg ik deftig. Zij laut een kinderwindje. Pardon. 'Wat laten wij veel vanmorgen, he amma,' zegt ze. 13. Bob Meteen na het opstaan - vroeg tot zeer vroeg vanwege mijn matineuze geaardheid - tick ik een toonbare laag kleren over mijn nachtgewaad aan en begeef mij, weer of geen weer, naar buiten. Aan de straatkant, een bochtige Steeg ver, bevindt zieh het brievenbussenlokaal van het begijnhof. Daar ligt de krant die ik lees en waar ik voor schriji. Het heeft gesneeuwd vannacht. üik en donzig. Mijn straatje ligt er maagdclijk bij, zo onaangeraakt cn onbe- 25 II II Hl m ■ 1IH wm -II ■ treden als de begijntjes die hier lang gelcden een god-vruchtig leven leidden. Er hangt een merkwaardig licht boven de witheid, een schijn van roze en geel, terwijl het toch nog aardedonker is. De sneeuw zucht onder mijn laarzen. Hij knerpt, wat op tandenknarsen lijkt. Geen weemoediger geluid dan het knerpen van versgevallen sneeuw op een vroege achtend. Terug bij mijn poortje zie ik de afdrukken van mijn eigen voetstappen. Een rijtje heen en een rijtjc terug. Ik denk aan een dierbare vriend in goede en kwade dagen die, lang geleden tijdens een winterwandeling van man-nen-o.nder-elkaar, mijn zonen leerde om hun naam in de sneeuw te plassen. Dat is geen sinecure als die respec-tievelijk drie en vier lettergrepen bevat en je een kinder-blaasje hebt. V'eei verder dan een letter of twee brachten mijn jongens het niet en dat wekte frustratie. Want hij kon het wel, de vriend. Met een uitroepteken er achter zelfs. Geen kunst als je Bob heet. 14. E-mailverkeer Mijn eerste e-mail oo.it verstuurde ik in januari van het jaar 2000. 1 lij vloog bovengronds oi kroop onder-gronds — begrijpen zal ik het nooit - naar Cox Bazar in het zuiden van Bangladesh, het geboorteland van mijn dochter, waar ze drie maanden als vrijwilliger werkte in een project voor kansarme meisjes en vrouwen. Dat zijn er heel veel in Bangladesh. Mijn bureauvullend bakbeest van een Computer had i.kingeruild voor een nog kolossaler exemplaar mel: internet verbind i ng, en ik zal nooit het glorieuze moment vergüten waarop haar antwoord binnenkwam. Het was een epistel van een halve meter lang dat ik, na eilige oefening, kon doorsturen aan haar vader en broers. We correspon-deerden in die maandcn innig over alle voorkomende onderwerpen. Van de door wraakzuchtige mannen met zoutzuur bewerkte vrouwen tot alle aspecten van onze moeder-dochterrelatie. Ik zou geen razende reporter zijn als ik van die correspondentie niet een afgcroomde ver-sie had gepubliceerd in Libelle, het blad waar ik destijds voor werkte. Sinds die eerste mail naar Bangladesh heb ik er min-stens hondcrdduizend verstuurd en ontvangen. Onder-tussen doe ik dat op mijn laptoppertje dat een verlengde is geworden van mezelf. Zakelijke, vriendelijke, ont-stemde, geheime, passionele maus of een combinatie daarvan zijn het. Een hoogst aangename manier van cornmuniceren. Je schrijft als je wilt en je leest als je wilt. Het is praten en luisteren in zelf gekozen tijd. Wat een verschil met de opdringerige telefoon die je dwingend en ter plckke uit je bezigheden haalt. Ik blijl mailen een mirakel vinden waarbij de bruilof t. van Kana klein bier is, vooral als de berichten uit verre oorden komen. Aangekondigd met zo'n lieflijk tinkeltje, alsof het elektronische TJsboerke langskomt. Na het ophalen van mijn krant, en bij hoge verwach-ting soms al ervoor, zet ik 's morgens vroeg mijn laptop aan. Gisteren waren er twee berichten, 's nachts geluid-loos binnengelopen vanuit een andere tijdzone. Het eerste is van mijn buurvrouw, die na haar pensiocn een jaar aan een universiteit in China doceert. Het tweede is van een vriend, die cen maand in Thailand het nietsdoen cultiveert. Mijn banden wärmend aan een kopje thee lees ik dat de buurvrouw niet kan slapen. Het jaar van de Os is namelijk begonnen en onder luid geknal van vuurwerk geeft iedereen zijn draak te eten. De tckst van de vriend is lang en lyrisch en bctreft de basale dingen des levens op het eiland Krabi. Eten, drinken, slapen, douchen, zwemmen in een lauwe azuurblauwe zee. De passage over de vogeltjes lees ik twee keer, zoals ik dat in een bock ook doe met een mooie zin of paragraai. 'Bij een eettentje zag ik veel exotische vogeltjes, allemaal hip-pend in hun eigen kooitje. Zc zongen prachtig. Iben ik er de eigenaar icts over vroeg, vertelde hij dat ze zeld-zaam en prijzig waren. Hij schreef het bedrag op cen papiertje voor me. 400 euro was de duurste waard, maar dat was dan ook een kampioen, de plaatselijke Helmut Lolti. Trots liet de man me de prijzcn zien die hij gewonnen had met zijn zangers. Vier fictsen, twee koelkasten en een groot aantal Ventilatoren. Ze zitten allemaal dik onder het stof, sommige nog in de originele verpakking. Het gaat hem om het spei, niet om de knikkrrs.' 15. Debarones We noemen haar de baroncs, onze tafelgenotc in het sneeuwvakantiehotel. Ze heeft vuurspuwcnde ogen en een scherpe tong. Bij ieder ontbijt verschijnt ze in een profes-sionele skioutfit, al gaat ze tegenwoordig nog slechts wat langlaufen. Of wandelen. Ze is zesenzeventig en heeft geen cnkel grijs haar. Wij mögen elkaar, Julie en ik. Tus-sen ons geploeter in de snecuw door zoeken we elkaar op en wissclen verhalen uit over ons gevulde leven. Ze verteil over haar minnaar, die een bron van erger-uis is geworden. Hij geeft haar niet genoeg ruimte, is jaloers en wat haar vooral de adem beneemt: hij nestelt 28 29 zieh in haar huis en is alleen tevreden met de beste pate, de duurste koffie, vis en kaas uit exclusieve zaken. Op haar kosten. Geen supermarktgedoe voor meneer. Dat is hij niet gewend. 'Dan moet je voortaan je fmanciele bijdrage maar leveren,' had ze hem laatst toegeschreeuwd, 'ik leef ten-slotte van een klein pensioen.' Aan het einde van dat weekend, waarin de vleselijke geneugten nog eeiis gelukt waren nota bene, liet hij vijf-tig euro achter op haar keukentafel, discreet onder zijn bordje geschoven. 'Dat was de druppel. Ik voelde me een hoer,' roept ze verontwaardigd, en nog een goedkope ook. Meteen heb ik een punt achter onze relatie gezet. Zijn geruite pantofFels heb ik hem in een postpakket achtern a gestuurd.' Maar wat Julie nooit voorzien had: ze mist hem. Zijn egards, de uitstapjes in zijn voorverwarmde auto, zelfs zijn gezeur over te koude rode wijn en te lauwe witte. 'Wat moet ik nu doen?' vraagt ze vertwijfeld. 'Morgen samen met me gaan shoppen in Montreux,' stel ik voor. 'En nieuwe geruite sloffen voor hem kopen voor naast je open haard. Hele dure. De rest zal wel van-zelf volgen.' 16. Amandelen en poliepen Mijn moeder kan het niet genoeg benadrukken: ik was vroeger een 'ambetant' kind, een nagel aan haar doods-kist. Altijd ziek of zuchtig, overgevoelig, meteen de traantjes klaar. Als ik niet zo sprekend op mijn vader had geleken, had je kunnen denken dat ik van de melk-boer was. Maar ook dat: zou niemand geloven, want als baby al had ik zo'n afkeer van melk, dat iederc voeding een kokhalzend gevecht met de fies was. Tot mijn wan-hopige moeder ze op doktersadvics vuldc met groente-bouillon. Dat hiclp. De dokter had nog meer goede adviezen. 'Stuur dat kind naar school, daar wordt ze hard van en dan hebben jullie zeit" ook wat rust,' zei hij tegen mijn ouders. Ik werd dus op vierjarige lee.ftijd in de fröbelschool afge-levcrd, onder de hoede van mere Christine. Doodsbang was ik voor dit androgyne wezen met haar strenge bril en een eeuwig rinkelende rozenkrans in haar zwarte plooien. Een heel schooljaar lang heb ik van pure angst geen woord gesproken, maar een kniesoor die daar in die tijd op lette. Hard werd ik ook al niet. Integendeel. Ik sukkelde van de ene verkoudheid in de andere, snotterde, hoestte, krabde mijn koortsblaren open en een baande me hui-lend een weg door een winter die ik me als de donkerste uit mij kinderjaren herinner. Op een keer stak de dokter, die kind aan huis was, de steel van een lepel in mijn keel en zei dat mijn amandelen en poliepen eruit moesten. En wel zo sncl mogelijk. Amandelen. Waren dat geen noten die ook in koekjes voorkwamen? Poliepen. Daar had ik nog nooit van gehoord. Een paar weken later verteldc mijn moeder me dat wij de volgende dag samen een uitstapje gingen maken. Rij mijn weten hadderi wij dat nog nooit gedaan, zij en ik met ons tweetjes. We zouden een kleuterschool gaan bezichtigen. Niet mijn eigen papklas maar een andere, in de stad. Wc zouden vroeg vertrekken en tegen het mid-dageten weer thuis zijn, zei ze met een nerveuze stem. De volgende morgen namen we de tram. Er kwamen wolkjes uit onze mond, maar binnen in de kleuterschool 30 31 met een grote betegelde hal was het warm. We zaten saniert met nog een paar andere kinderen en hun moe-ders op stoelen te wachten. Iedereen zweeg. Tot er een witte uitvoering van měre Christine aan kwam wände -len en mijn naam riep. Ze was vriendelijk, dat wel, maar toen ze mijn magere arm in een Edward Scissorhands-greep klcmde, brak het zweet me uit. 'De zuster gaat je nu de klas laten zien. 1k wacht hier op je,' piepte mijn moeder. De non knikte. 'Kom maar mee, kindje,' zei ze. Alsof ik te kiezen had. In een kleine kamer met veel wit en zilver, die in de verste verte niet op een klas leek, tilde ze me op een tafel en begon me uit te kleden tot op mijn hemd. Op won-derbaarlijke wijze was ze in iiet bezit van mijn lievelings-nachtjapon met beertjes. Die trok ze over mijn hoofd. En nu moest ik even heel hard blažen, zei ze, terwijl ze in een bakje romrnelde. Het was geen ballon die ze me voor-hield. In mijn herinnering werd een ijzeren klem met een lapje er overhcen op mijn mond gezet. Meteen daarna verdween de wereld geheel uit beeld. In die tijd gebruikte men nog chloroform om kinderen te verdoven. Toen ik, een tijdloze periodě later, wakker werd in een bedje, met mijn gezicht op een bebloede handdoek, dacht ik dat ik dood was. Mijn moeder stond naast het bed en kantelde haar hoofd om me goed te kun-nen observeren. Zo heb ik later noa; vele malen van haar gedroomd: hoe ze me aankeek met dat schuine hoofd. Nog nooit had ze dat op deze manier gedaan. Zonder ergernis, zonder züchten. Ze verving de bloeddoek dooř een schone witte die pijn deed aan mijn ogen. Meteen zaten daar ook weer rode vlekken op. Ze kwamen uit mijn neus en mijn mond en smaakten naar ijzer. Even later merkte ik dat er nog meer bedden in het zaaltje stonden en dar er nog meer kinderen mct hun gezicht op bcbloede doeken lagen die door moeders met schuine hoofden werden verschoond. Die kinderen ver-rezen cen voor ecn en werden op een rijdend bed neerge-poot. Ze nioesten hun beentjes spreidcn zodat er steeds een ander kind tusscn paste. Zo zaten daar een stuk of zes bleekneuzen op ecn brancard te knikkebollen, als een levende visgraat, met hun jasjes over hun ponnen of pyjama's. 'We wachten op jou, hoor,' riep de non tegen me. 'Kom op, je mag naar huis, ijsjes gaan eten.' Mijn moeder wilde me uit het bed tillen, maar ik was nog steeds een beetje dood. Het bloed lekte uit mijn mond, de beertjes waren doorweckt. Slap ging ik weer liggen. 'Kom op, niet zo flauw,' zei Scissorhands kordaat. Hinnen luttele momenten bevond ik me op het rijdende bed, met mijn jas aan en mijn capuchon over mijn gonzende oren. fk mocht liggen, als sluitstuk van de menselijke visgraat. De focht door de gang, met de voorbij golvende tl-lampen tegen het hoge plafond, kan ik me tot op de dag van vandaag haarscherp voor de geest lialen. Van de taxirit naar huis weet ikniets meer. De bomma van Deurne, die op mijn broer en zus had gepast tijdens mijn uitstapje, barsttc in tränen uit toen ik als een slappe pop in mijn moeders armen werd binnengedragen. Ze moest gaan zitten met een gSaasje water. Jarcn later her-haalde ze het nog: dat ze dacht dat ik gestorven was, zo bleck en stil als ik daar hing. Ik werd in het ouderlijk bed in de voorkamer gelegd, met een schone pyjama aan. Als middageten kreeg ik een coupe ijs. Niet zo'n onnozel kindcrijsje dat je meestal nog moest delen, maar ecn hele schaal voor mij allcen. 32 33 Dagenlang lag ik me in diverse bedden en op canapes het hoofd te breiten over die vreemde fröbelschool, waar je uitgekleed werd en zwcvend in een bed vol bloed ont-waakte. Tot mijn tante Rachel op bezoek kwam met een prachtig cadeau: een popje in zwarte nonnenkleren, compleet met kap en rozenkrans. Ik zat tussen twee porties ijs in de kussens geleund met het popje te speien terwiji mijn moeder en haar zus een vrouwengesprek voerden. Muisstil en onzichtbaar luisterde ik. Mijn moeder zei hoe bang ze was geweest toen ze me daar na de ingreep in dat bedje vond. Hoe zelfs de taxichauffeur had gevraagd of het wel verantwoord was om dat kind mee te nemen, want het leek op sterven na dood. En toen, eindelijk, in een flits, begreep ik dat 'amandelen en poliepen' de naam van een operatie was en de kleuter school een ziekenhuis. Maar vooral dat je grote mensen voor geen cent kon vertrouwen, 17. Herman poetsman Of ik bezwaar had tegen een man, vroeg een dame van het uitzendkantoor me negen jaar geleden. Bij een eer-dere gespreksronde had ze al gepolst of ik bezwaar had tegen een vreemdeling. Ze vroeg het maar omdat oudere mensen zoals ik liever geen mannen of vreemdelingen in huis hebben, legde ze subtiel uit. Ik heb in principe tegen niemand bezwaar, maar zocht gewoon een mede-mens die mijn huis wilde poetsen omdat ik daar zelf de tijd en het talent voor mis. Ze stuurde dus een man, om eens kennis te maken. Het was geen vreemdeling maar een blonde Belg. Erva-ring met poetsen had hij niet, zei hij ecrlijk. Laten we het maar proberen, vond ik, en als het niks wordt, dan stoppen we er gewoon mee. Hij zag er solide en goed-moedig uit, als iemand die je kunt verdragen in je huis. Negen jaar later is hij er nog altijd, de man tegen wie ik geen bezwaar had. Herman. Ik deel hem inmiddels met een paar burcn en vriendinnen. We zijn het er over eens dat er vast interieurverzorgers zullen bestaan met een grondiger aanpak, maar we zwaaien loch iedere keer dankbaar met onze dienstencheques voor hij vertrekt. ledere dinsdag om klokslag negen uur belt hij bij me aan. Als ik mijn poortje open, Staat hij altijd naar iets heel anders te kijken dan naar dat poortje. Soms Staat hij zelfs op een heel andere piek dan waar ik hem verwacht. Er vliegt altijd net een vogel voorbij, een van de katten heeft een vuilniszak opengekrabd, het licht brandt al bij de buren die volgens hem vroeg wakker zijn voor hun doen. 'Goedemorgen, Herman,' antwoord ik steevast op zijn eigenaardige opcningszinnen. Daarna drinken we samen een kopje koffie en besprekcn de dingen van de weck. Dat wil zeggen: ik bespreek ze en hij zwijgt. Hij zwijgt veel, op een broeierige manier. Herman heeft mijn tränen gezien toen mijn vader stierf, hij heeft me nerveus zien ijsberen toen mijn klein-kinderen werden geboren. Een bock heeft hij gclezen in zijn leven en dat was er een van mij. Hij leidt een eenzaam cn mysterieus leven. Een hoogtepunt en een dieptepunt heeft hij met me gcdeeld de afgelopen jaren. Het hoogtepunt was dat hij cen bedrag met veel nullen won met de lotto en het dieptepunt dat zijn vriendin met de noorderzon vertrok, met medeneming van een aantal van die nullen en de nieuwe inboedel. Langer dan de duur van een kopje koffie, roeren inbegrepen, duurden die verbalen niet. 34 35 De ene week werkt hij boven, de andere week bene-den. Ik zit ondertussen in mijn werkkainer en bemoei me nergens mee. leder zijn vak, öm 11 uur nuttigen we samcn een kopje soep in de keuken. 'Lekkere soep,' zegt hij over al mijn soepen, ongeacht de kleur of samensteh ling. 'Niet slurpen, Herman,' berispte een toevaliig mee-etende kleindochter hem laatst. Af en toe ontdek ik een klein euvel. Zoals toen in de badkamer mijn halssnoer knapte en tientallen kleine amethisten en bergkristalletjes alle kanten uit sprongen. Met mijn leesbril op kroop ik over de vloer en verza-melde de steentjes. Op plekken waar ik anders nooit kijk of die ik met mijn bijziende ogen niet zie, bevonden zieh een paar weelderige stolnesten. ik oefende hoe ik hem dat de volgende keer vriendelijk en allerminst verwijtend zou zeggen bij de koffie. Want Herman mag dan nooit enige emotie tonen, er klopt een gevoelig hart in zijn massieve bovenlijf. 'Herman, wil je vandaag cens extra aandacht beste-den aan de badkamer?' vroeg ik hem de volgende keer, alsof het me spontaan te binnen schoot. De geaarde driewegstekker met pruik die ik achter de wasmachine had aangetroffen, had ik al. een beetje opgeschoven zodat zijn oog erop zou Valien. Hij maakte er geen punt van en deed extra zijn best. Ooit begaf ik mij eens onverwacht naar beneden, terwijl ik de stofzuiger hoorde brommen in de woonka-mer. Ik keek even door de openstaande deur en zag de stofzuigerslang over een stoel hangen, in het luchtledige zuigend. 'Fegen de beiendende stoel geleund stond Herman te sms'en op zijn nieuwste model. mobiel. Ik ben maar stilletjes weer naar boven geslopen, in afwachting van ons knusse soepkwartier. 36