Diner Ik ben uitgenodigd deel te nemen aan een literair zesgangen-diner, samen met vijf andere schrijvers. Het vindt plaats in een feestelijk ingerichte zaal, waar de tafels bedekt zijn met kleden vol gedichten. Het is de bedoeling, zo wordt me nog eens uitgelegd door de mevrouw van de organisatie, dat we na elke gang een tafel opschuiven. Op die manier kan het publiek met alle schrijvers kennismaken. 'Een soort speeddaten,' zegt ze en ik huiver even bij de gedachte aan wildvreemden met hoopvolle vra-gen, teleurgestelde blikken. Maar het valt mee. De dames en heren aan mijn eerste tafel willen, als de amuses zijn rondgebracht, eigenlijk vooral weten of ik de tomatensalsa lekker vind. Vervolgens ontspint zieh een gesprek over de herkomst van piccalilly, de betekenis van 'vergeten groenten' en of het wel of niet droevig stemt: fruit in een weckpot. Er worden voorkeuren besproken en eetgeheimen opge-biecht. Joost vertelt dat hij soms voorverpakte Sandwiches op tankstations haalt. 'En dus niet vanwege haast,' zegt hij, 'maar omdat ik ze lekker vind.' Iedereen moet lachen - we vormen ineens een praatgroep voor culinair beschaamden. Maar juist als Annewil op het punt Staat haar lievelingstoetje te onthul-len, klinkt er een bei. 'He verdorie,' zeg ik, 'nu moet ik naar 31 een andere tafel.' Er wordt gehaast maar warm afscheid geno-men. 'We zullen je missen,' zegt Annewil. Ook bij de tafel waar ik aanschuif is de wisseling hard aan-gekomen. Een hoogrood meisje dat zieh voorstelt als Sandra fluistert: 'Met uw collega hadden we het over de dood.' Na-tuurlijk, denk ik. En hop, daar duikt het gesprek de diepte al in. Dat is het voordeel van deze tijdsdruk, lijkt het: elke se-conde wordt benut. Terwijl de soep geserveerd wordt rollen de lijken over tafel. Vaders, schoonmoeders en hondjes. Er wordt gezucht en gelachen en soms, begripvol, gezwegen. Als de bei klinkt schrikt iedereen op. We schudden handen. Ik vertrek. En zo gaat het verder. Tafel na tafel, gang na gang. Ik ontmoet Roelien, die ooit non was. En hartchirurg Henk. Niemand vraagt me naar mijn werk. Niemand heeft het over schrijven. Het is een prachtige avond. 3-