408 HET LEVEN VAN TEKSTEN kritische theorie [10] [Frankfurter Schule: Theodor Adorno, Max Horkheimer, Herbert Marcuse] sociaal-kritische theorie, deels gebaseerd op Karl Marx en Sigmund Freud, die de listige manieren onderzoekt waarop de laat-kapitalistische samenleving haar macht via de producten en processen van de cultuurindustrie bestendigt. cultuurkritiek; marxistische cultuur-theorie langue/parole [3] [Ferdinand de Saussure] taal als collectief systeem/taal als individuele taaluiting. ^ semiotiek* lectuur [2] alledaagse maar problematische term voor romans die in grote oplages zijn gedrukt, vaak in kiosken en supermarkten verkocht worden en tot doel hebben te'vermaken', massacultuur; standaardisering letteren (faculteit der) [1] vakgebied voortkomend uit een weten-schapsopvatting die niet de empirie maar teksten als bron van kennis beschouwde. > filologie* literair systeem (centrum en periferie) [9] geheel van teksten en tekstmodellen, zowel recente als historische: door de interne dynamiek van de literatuur kan de positie van teksten en modellen verschui-ven van het centrum naar de periferie van waardering, en andersom. formalisme*; literatuursociologie* literaire socialisatie [7] de manier waarop mensen van jongs af aan in aanraking komen en omgaan met fictie. ^ empirische literatuurwetenschap*; empathie; identificatie literariteiť[2] in algemene zin: de literaire eigenschap-pen van teksten, dat wat een tekst (in de ogen van de lezers) literair maakt. literariteiť[2] [Russisch: literaturnost] in smallere zin: dat wat in de ogen van het Russisch formalisme* een tekst'literair' maakte: de mate waarin een tekst vervreemding tot stand brengt bij de lezer. ^ formalisme*;/oregrowníí/»g; poetische functie lyriek [4] min of meer körte, niet-verhalende gedichten die de innerlijke toestand van de spreker weergeven en zieh vaak tot een aangesproken (fictieve) lezer rieht. ^ epiek; dramatiek manuscript [3] [Latijn: manu scriptum = met de hand geschreven] j. handschrift uit de Oudheid of de Middeleeuwen; voorganger van het gedrukte boek; 2. met de hand geschreven of getypt werkstuk van een auteur (kopij), in tegenstelling tot een gedrukte, uitgege-ven tekst. ^ editiewetenschap*; boekgeschiede-nis* marxistische cultuurtheorie [9] opvattingen over cultuur die zijn afgeleid van de theorieén van Karl Marx, en die als gezamenlijke basis hebben het idee dat in de moderne samenleving de cultuur (religie, beeidende kunst, literatuur) direct of T i ontwikkeld en en ontdekt die tussen s invallen. sofie ties en wisselwerkin- jesamtkunst; interní; multimedialiteit; idialiteit < Oosterling] ruimte wee of meer media nog niet duidelijk en. lesamtkunst; inter-ttj multimedialiteit; :dialiteit um, object, verto-ie tussen bestaande iesamtkunst; interim; multimediali-ismedialiteit le literatuur [9] re evolutie die r voortdurend oorzaak van deze e samenleving te interne dynamiek . Deze dynamiek n van vernieuwing, automatisering of •air systeem le van tekstverkla- ring binnen de hermeneutiek die gericht is op coherentie en een eenheid van zin. Vergelijk: deconstructie. X* interpretatiekader; Sinnkonstanz interpretatiekader [8] [Hans-Georg Gadamer] openlijke posi-tiebepaling van de interpreet ten opzichte van een tekst, haar reflectie op deze posi-tie en de vragen die zij vanuit deze positie aan de tekst stelt. X* betekenis als dialoog; interpretatie; horizon; horizonversmelting intertekstualiteit [3] de complexe wijze waarop een tekst in verband Staat met andere teksten en zijn betekenis aan deze relatie ontleent: elke tekst is een knooppunt in een netwerk van andere teksten. X* intermedialiteitI+I; hypertext inversie [4] afwijking van de normale woordvolgorde door deze volgorde om te draaien. X^ chiasme; parallellisme; poetische fiinctie; vervreemding ironie [4] [Grieks: eironeia = voorgewende onwe-tendheid; eiron — personage dat vragen stelt en daarmee onwetendheid veinst] troop die voedt op het waargenomen verschil tussen wat gezegd wordt en wat werkelijk het geval is: tussen wat iemand zegt en wat hij werkelijk meent. Onder-scheiden zijn: - dramatische ironie procede waarbij het publiek meer te weten/zien krijgt over het verloop van de handeling dan de personages; - romantische ironie het creatieve bewustzijn van de kloof tussen artis- GLOSSARIUM tieke/verbale vormen en de wereld van de oneindigheid; — verbale ironie (als ironie); - visuele ironie visuele troop die voedt op het waargenomen verschil tussen wat getoond wordt en wat werkelijk het geval is. X* metafictie; paradox; vervreemding karakterisering [5] het beeld van een romanpersonage zoals geschapen door een Verteiler. Onderschei-den worden: — expliciete karakterisering het beeld van een personage wordt rechtstreeks door de Verteiler bepaald middels uitspra-ken en beschrijvingen; — impliciete karakterisering het beeld van een personage wordt op indirecte wijze bepaald door handelingen, uitspra-ken en indrukken zoals waargenomen door andere personages alsook (via de tekst) door de lezer; - flat character [E.M. Forster] personage dat vlak of schetsmatig is neergezet, vaak kan worden teruggebracht tot een clichématig type en geen persoonlijke ontwikkeling ondergaat in de loop van het verhaal; - round character [E.M. Forster] gelaagd of rond' personage dat vaak in conflict is met zichzelf en zieh in de loop van het verhaal steeds blijft ontwikkelen. X* narratologie*; identificatie kolonialisme [11] gevolg van imperialisme: het cultiveren en ontwikkelen' van een bezet territorium op het gebied van openbaar bestuur, land-bouw, industrie, infrastructuur, onderwijs en kunst. X* imperialisme; postkolonialisme 0 atuurwetenschap*; itie iteraire eigenschap-wat een tekst (in de Iterair maakr. 'st] in smallere zin: n het Russisch .t'literair' maakte: de t vervreemding tot zer. ^grounding) poěti- et-verhalende rlijke toestand van en zieh vaak tot een ve) lezer rieht. n = met de hand Oudheid of de organger van het reven of getypt luteur (kopij), in n gedrukte, uitgege- *; boekgeschiede- orie [9] ur die zijn afgeleid arl Marx, en die als ben het ideedatin ng de cultuur (religie, tuur) direct of indirect in dienst Staat van het kapitalisme en degenen die daarvan profkeren; of meer in het algemeen, een instrument is in de machtsuitoefening. Het marxisme heeft haar spořen in veel verschillende takken van de cultuurwetenschappen achtergelaten. ^ cultural studies* ; kritische theorie; literatuursociologie*; New Historicism*; postkoloniale literatuurkritiek* massacultuur/cultuurindustrie [10] omvat alle cultuurproducten die tot re-produceerbare goederen worden geredu-ceerd op basis van standaardisering en massaconsumptie. ^ artistieke cultuur; kritische theorie; populaire cultuur medium [3] [Latijn: meatus = midden, tussen, middel] een kanaal of middel waardoor iets (een gedachte, verhaal) wordt overgebracht. Een medium in deze algemene zin heeft drie aspecten: (1) een materieel aspect: het overbrengen van een gedachte of verhaal is afhankelijk van geluid of beeld, gedra-gen door verschillende technologieěn (o.a. radio, boek, scherm); (2) een semiotisch aspect: communicatie is 00k afhankelijk van een 'taal' in de algemene zin van een systeem van conventies voor betekenis-productie via (1); een sociaal aspect: het gebruik van (1) en (2) wordt in het geval van de moderne media ondersteund door een uitgebreide organisatie en distributie-systeem (tv, krant) dat menšen met elkaar verbindt. ^ mediastudies*; intermedialiteiť""; multimedialiteit; remediatie; transme-dialiteit mentale representatie [7] de voorstelling van een tekst en zijn GLOSSARIUM verhaalwereld die lezers tijdens het lezen opbouwen. ^ empirische literatuurwetenschap*; fictionaliteit metafictie [5] [Grieks: meta — na, achter] verzamelnaam voor precedes die als functie hebben de lezer te laten reflecteren op het verzonnen karakter van een verhaal of op de gekun-steldheid van de vertelling. y narratologie*; ironie metafoor [4] [Grieks: meta — na, achter, over + phorein = (over)dragen] troop die een beeld, woord of zinsnede (vehicle/source) gebruikt om iets anders (tenor/target) aan te duiden. Hierdoor ontstaat een impliciete vergelijking. S> ironie; montage; poetische functie; vervreemding methode [1] (binnen de wetenschapsbeoefening) specialistische werkwijze om systematisch naar kennis te zoeken. r begrijpen/verklaren; experimenteel onderzoek; interpretatie; wetenschaps- filosofle metropolis [11] imperialistisch centrum waar culturele en literaire normen werden en worden vastgesteld. ^ kolonialisme; postkolonialisme metrum [4] opeenvolging van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen die zoda-nig is gerangschikt dat vaste patronen of versvoeten ontstaan. ^ ritme 409 4io HET LEVEN VAN TEKSTEN mimicry [n] [biologie: de gelijkenis die een organisme vertoont met zijn leefomgeving om zichzelf te beschermen] [Homi BhabhaJ het imiteren van de kolonisator door het gekoloniseerde subject met een verschil (the same but not quite). Dit verschil is bedreigend voor de kolonisator, omdat het dicht in de buurt komt van spot en parodie. 5^ postkoloniale literatuurkritiek*; hybriditeitj intercultureel verkeer modernisme [4] 1. verzamelnaam voor diverse vroeg-twintigste-eeuwse stromingen als het expressionisme, futurisme, kubisme, surrealisme in de kunst, muziek, film, fotografie en/of literatuur; 2. verzamelnaam voor specifieke technie-ken en procédés in de vroege twintig-ste-eeuwse literatuur die de nadruk legt op subjectieve, impressionistische Verteilers en focalisatietechnieken; op gefragmenteerde vormen en vertellin-gen (in montage en/of collage) en het experimentele. P postmodernisme; periodes en stromingen; realisme momentane discursieve context [8] tijdelijke en ogenblikkelijke [momentane], talige [discursieve] omgeving [context] waarin woorden als tekens verschijnen. In de visie van Jacques Derrida verschui-ven betekenissen van woorden met het verschuiven van dementen binnen deze context. Deze visie is weer ingebed in de visie dat de taal geen statisch gegeven is, maar een dynamisch proces. 3^ différance; semantische onbeslisbaar-heid montage [4] procede in film en visuele kunsten waarbij een beeld wordt gecreeerd door twee of meer beeiden naast elkaar te plaatsen. In modernistische literatuur 00k: de snelle of langzame rangschikking van scenes of passages naast, achter of door elkaar. r metafoor; modernisme motieven [5] kleinste informatie-eenheden die volgens het formalisme* in een vertelling kunnen worden onderscheiden: - dynamische motieven hebben betrek-king op een situatie of handeling die een verandering teweegbrengt; - gebonden motieven zijn essentieel voor het begrijpen van de logische samenhang van het verhaal; - statische motieven hebben betrek-king op een situatie of handeling die geen verandering teweegbrengt; - vrije motieven geven aanvullende informatie die niet essentieel is om de logische samenhang van het verhaal te begrijpen. narratologie*; motivering motivering [5] [Viktor Tomashevski] de functionaliteit die alle motieven in (goed gemaakte) ver-halen hebben. Motivering wordt onder-verdeeld in: - compositionele motivering motieven versterken de logische samenhang van een verhaal; - esthetische motivering motieven dra-gen bij aan de literariteit* van het verhaal; - realistische motivering motieven dragen bij tot de realisering van een wer-kelijkheidsillusie. <*• formalisme*; narratologie*; motieven multimedialiteit [ [Latijn: multi = i toestand waarbij elkaar zijn gebru traditionele func > mediastudie medialiteiť"; n teit; remediatie narrativisme [9] stroming in de g literaire dimensi ving worden bei zet zieh hiermet traditie in een7g> van een binaire tuur en geschiec > narratologii nationaal denken het sinds de latf geworden idee < bepaald wordt < unieke, nationa zen van een san samen te vallen lijk: postnatior > culturelehi identiteit; ima> naturalisme [9] een laat-negent in de westerse 1 een eigen draai onder andere v werk van roma toneelschrijver dan in het reali relatie tussen ii Mede onder in in de evolutietl opkomende so individu geziei GLOSSARIUM 411 tie kunsten waarbij :rd door twee of lar te plaatsen. In ur ook: de snelle :ing van scenes of f door elkaar. sme leden die volgens /ertelling kunnen : functionaliteit 1 gemaakte) ver-l wordt onder- ering motieven nenhang van een g motieven dráván het verhaal; g motieven ig van een wer- ogie*; motieven ■ multimedialiteit [4] [Latijn: multi ~ meervoudig] proces of toestand waarbij meerdere media naast elkaar zijn gebruikt die echter elk hun traditionele functie blijven behouden. ^ mediastudies*; Gesatntkunst; inter-medialiteitI+2; medium; multimedialiteit; remediatie; transmedialiteit narrativisme [9] stroming in de geschiedfilosofie waarin de literaire dimensies van de geschiedschrij-ving worden benadrukt. Het narrativisme zet zieh hiermee af tegen de dominante traditie in eerťgeschiedfilosofie die uitging van een binaire oppositie tussen litera-tuur en geschiedschrijving. ^ narratologie*; wetenschapsfilosofie nationaal denken [9] het sinds de late i8de eeuw dominant geworden idee dat collectieve identiteit bepaald wordt door het delen van een unieke, nationale cultuur en dat de grenzen van een samenleving (de Staat) dienen samen te vallen met deze cultuur. Verge -lijk: postnationaal denken. ^ culturele herinnering; culturele identiteit; imagined communities naturalisme [9] een laat-negentiende-eeuwse stroming in de westerse kunst en literatuur die een eigen draai aan het realisme gaf, onder andere vertegenwoordigd door het werk van romanschrijver Emile Zola en toneelschrijver Henrik Ibsen. Meer nog dan in het realisme lag de nadruk op de relatie tussen individu en sociaal milieu. Mede onder invloed van ontwikkelingen in de evolutietheorie, de genetica en de opkomende sociologie werd daarbij het individu gezien als gedetermineerd door zijn of haar sociaal milieu en familiege-schiedenis (erfelijkheid). Zo dienden de roman en het toneel als dragers van een wetenschappelijke waarneming van de samenleving. ^ periodes en Stromingen negotiated reading [6] [Engels — onderhandelde lezing] [John Fiske] leeshouding waarbij de lezer zieh deels laat leiden door de leesinstrueties die de tekst expliciet of impliciet aanreikt, en deels een individuele invulling geeft aan de functie en betekenis van de tekst. ^ populaire cultuur; resisting reader observantenrol [7] rol die verbonden is met reacties van empathie: lezers kunnen zieh een beeld vormen van de verhaalwereld, kunnen er ook door geboeid raken, maar hebben daarbij niet het gevoel op te gaan in die wereld. ^ empirische literatuurwetenschap-pen; partieipantenrol onbepaaldheid [6] [Roman Ingarden] door een onvermij-delijk gebrek aan (visuele) volledigheid en precisie dat inherent is aan de taal, stimuleren (literaire) teksten de lezer op aanvullende wijze de eigen fantasie te gebruiken in het leesproces. ^ reeeptie-esthetica*; open piek; semantische onbeslisbaarheid open piek [6] [Duits: Leerstelle] [Wolfgang Iser] specifieke plaats in een tekst waar de lezer onvoldoende informatie aangereikt krijgt om zieh een voldoende coherent beeld te vormen van de voorgestelde verhaalwereld en haar personages. HET LEVEN VAN TEKSTEN ^ receptie-esthetica*; onbepaaldheid; receptie; semantische onbeslisbaarheid oraliteit [3] het gebruik van de stem (i.t.t. schrift) als medium om een tekst (verhaal, gedieht) over te brengen en te reproduceren, S* medium; tekst oriěntalisme [11] [oorspr. de studie van het nabije en verre oosten] [Edward Said] de constructie van de Orient' als een sociaal-culturele werkelijkheid in westerse denksystemen, representaties en verbeeldingen in de schilderkunst, muziek, literatuur en later 00k fotografie en film. y postkoloniale literatuurkritiek*; de Ander; discours; exotisme; ideologie paradigma [1] [Thomas Kuhn] de sturing binnen een disciplině door een dominante theorie die bepaalt welke vragen aan de orde komen en de coneepten en methoden die daarbij van belang zijn. ^ construetivisme; wetenschapsfilosofie paradox [4] [Grieks: paradoxos — tegen de verwachting in] uitspraak die innerlijk tegenstrijdig lijkt, maar logisch gezien toch kan kloppen, ironie parallellisme [4] procédé waarbij de aanhef van een zin terugkeert, of de opbouw van een zin wordt herhaald. k chiasme; joregrouniing', inversie; poetische funetie; vervreemding paratekst [3] [Grieks: para — naast, voorbij] het geheel van betekenisdragende dementen die een tekst kunnen vergezellen: de omslag, titelpagina, het colofon, voetnoten, voor-woorden, etc. partieipantenrol [7] rol die verbonden is met reacties van identificatie: lezers leven zieh in de ver-haalwereld in alsof zij zelf in die wereld staan en erdoor worden aangeraakt. y empirische literatuurwetenschap*; observantenroi periodes en stromingen [9] termen die gebruikt worden ter aandui-ding van achteraf herkenbare fases in de literatuur- en cultuurgeschiedenis. - periodě is een vrij lang tijdperk, waarin sprake lijkt te zijn van gemeenschappelij-ke tendensen (thema's, stijlen, ideeěn, etc.) in verschillende cultuurdomeinen, zoals de Renaissance en de Romantiek; - stroming is een beweging van kortere duur die meestal beperkt is tot één of twee cultuurdomeinen zoals het naturalisme of het realisme. ^ modernisme personagetekst [5] alle uitspraken in een vertelling die aan een personage zijn toe te schrijven. Taaluitingen van Verteilers en personages kunnen als volgt worden gecombineerd: - diěgetische samenvatting de lezer krijgt van de Verteiler alleen te hören dát een personage iets heeft gezegd, niet wát hij heeft gezegd; - directe rede de lezer krijgt uitspraken van personages rechtstreeks aangebo-den in de vorm van letterlijk geciteerde uitspraken; - indirecte rede de uitspraken van personages worden ingebed in de vertel- GLOSSARIUM 413 elementen die :ellen: de omslag, voetnoten, voor- t reacties van n zieh in de ver-;elf in die wereld aangeraakt. irwetenschap*; 9] -den cer aandui- lbare fases in de ichiedenis. ig tijdperk, waarin jmeenschappelij- tijlen, ideeěn, etc.) iomeinen, zoals omantiek; :ging van kortere t is tot één of ;oals het natura- rtelling die De te schrijven. ;rs en personages i gecombineerd: tting de lezer een te hören dát gezegd, niet wát krijgt uitspraken eks aangebo-rlijk geciteerde ipraken van sed in de vertel- lerstekst ( bijv.'Hij zei dat hij die dag zou komen' i.p.v.'Ik kom die dag'); - vrije indirecte rede vermenging van personagetekst en vertellerstekst, waarbij de eerste door de laatste wordt opgeno-men zonder dat hierbij geciteerd wordt (bijv.'En nu moest hij komen!'). Vergelijk: vertellerstekst. poetka / poéticale theorie [2] [Grieks:pof'eö = maken] [Aristoteles, Pen poiétikés, ca. 330 voor Chr.] 1. leer van de onderliggende prineipes, vormen en produetietechnieken Van literaire teksten in het algemeen. 2. leer van onderliggende prineipes, vormen en produetietechnieken van de dichtkunst in het bijzonder. y retorica poetische funetie [2] [Roman Jakobson] gerichtheid van een tekst op zichzelf. Deze funetie vestigt de aandacht op de wijze waarop een tekst zichzelf als talige uiting presenteert en waarbij andere (cf. semantische) funeties van de taal naar de achtergrond kunnen verschuiven. Teksten van diverse aard kunnen een poetische funetie hebben (zoals reclameteksten), maar in (veel) literaire teksten is de poetische funetie dominant. ^ formalisme*; esthetische funetie; foregroundingi vervreemding plot [5] opeenvolging van gebunden motieven in hun logische samenhang (ruggengraat van het verhaal). ^ narratologie*; actantieel model; motieven; gebonden; motivering populaire cultuur [10] [Theodor Adorno, John Fiske] term ter aanduiding van een proces binnen de cultuurindustrie: beeiden, klanken of teksten die gemaakt zijn met de middelen van de cultuurindustrie, maar deze hier-mee (dus van binnenuit) ondervragen. massacultuur/cultuurindustrie; artistieke cultuur postkoloniale literatuur [11] literatuur die op een of andere wijze voortkomt uit de koloniale ervaring, zieh direct of indirect verhoudt tot de koloniale overheersing en geprodueeerd is in de periodě tijdens en na die overheersing. In het Frans 00k littérature(s) des indépendances en littérature(s) de la décolonisation genoemd, waarmee voornamelijk wordt verwezen naar Noord-Afrikaanse literatuur. postkolonialisme [11] 1. complexe en kritische verhouding ten opzichte van het imperialisme en het kolonialisme voor, tijdens en na de hoogtijdagen van het kolonialisme. 2. verzameling theorieěn die zieh kritisch verhouden tot de economische, historische en (literair-)culturele erfenis van de koloniale overheersing, met name van de i8de, I9de en 20ste eeuw. ^ postkoloniale literatuurkritiek*; imperialisme; kolonialisme postmodernisme [9] cultuurhistorische term ter aanduiding van de periodě vanaf de jaren zestig tot aan het heden; gekenmerkt door uiteenlopende Processen die onderverdeeld zijn in: - literair postmodernisme: herschrij-ving en radicalisering van het moder-nisme, waarbij fragmentatie en discon-tinuiteit, tekstuele zelfreflexiviteit en metafictie als typerend gelden. - ňlosonsch postmodernisme: kritische HET LEVEN VAN TEKSTEN ondervraging in de filosofie (Jean-Francois Lyotard) van het geloof in Grote Verhalen (systeemdenken). - cultuteel postmodernisme: culturele logica van het laat-kapitalisme (Frederic Jameson), waarbij digitalisering en globa-lisering een centrale rol speien. poststructuralisme*; intertekstualiteit; periodes en stromingen postnationaal denken [9] verschillende vormen van kritiek op het nationalisme en recente pogingen die zijn ondernomen om kritisch te reflecteren op de verhouding tussen Staat en cultuur en op nieuwe gemeenschapsvormen. Verge -lijk: nationaal denken. 3^ culturele identiteit; imagined communities raamvertelling [5] als een primaire Verteiler iemand anders een verhaal laat verteilen binnen zijn eigen verhaal, dan vormt de vertelling van de primaire Verteiler de raamvertelling. Het verhaal dat de secundaire Verteiler vertelt vormt het ingebedde verhaal. 3> narratologie* realisme [10] 1. algemene term om het effect aan te duiden van fictionele verhaalwerelden die (dankzij het gebruik van specifieke procédés) sterke overeenkomsten tonen met de als werkelijk of actueel ervaren wereld. 2. negentiende-eeuwse stroming waarin gestreefd werd naar een literatuur die de (eigentijdse) sociaal-politieke en culturele werkelijkheid zo accuraat of 'realistisch' mogelijk representeert. y periodes en stromingen receptie [6] term ter aanduiding van de reactie van lezers op (literaire) teksten en de systematische en historische bestudering daarvan. Zie 00k bij Scholen: receptie-esthetica*. 3** aangesproken lezer; impliciete lezer; normdoorbreking remediatie [4] [Engels: remediation] [Jay Bolter & Richard Gruskin] voortdurend proces waarbij zogenaamd nieuwe' media hun culturele betekenis verkrijgen door andere, budere media te herschrijven of vernieu-wen. Media zijn dan 00k nooit helemaal hieuw) maar altijd al een bewerking van bestaande media of mediale technieken. y mediastudies*; intermedialiteit'+*; intertekstualiteit; medium; multimediali-teit; transmedialiteit Renaissance [9] [Frans = wedergeboorte]. Een begrip ter duiding van de periode tussen de I4de eeuw en de I7de eeuw in de westerse cultuur; gekenmerkt door een wederopleving van de cultuur van de klassieke Oudheid middels de Studie van de klassieke talen en teksten en het uitdragen van de kennis van deze teksten in de eigentijdse cultuur-productie. Deze'wedergeboorte'van de Oudheid ging gepaard met belangrijke technologische en wetenschappelijke ont-wikkelingen (drukpers; decopernicaanse revolutie'), met langdurige socio-econo-mische veranderingen (de ontdekking van de'nieuwe wereld'), en op filosofisch gebied, met een nieuwe aandacht voor het individueel oordeel in tegenstelling tot het kerkelijk gezag als maatstaf van waarheid (de Reformatie). Hierdoor Staat deze periode 00k bekend als het'vroeg-moderne'. 3> filologie; periodes en stromingen GLOSSARIUM 415 de reactie van :en en de systema-tudering daarvan. eptie-esthetica*. impliciete lezer; iy Bolter & urend proces ve' media hun jgen door andere, jven of vernieu-nooit helemaal bewerking van de technieken. nedialiteiť"; m; multimediali- . Een begrip ter issen de i4de ie westerse cul-n wederopleving isieke Oudheid dassieke talen :n van de kennis sntijdse cultuur-)oorte' van de tt belangrijke :happelijke ont-i'copernicaanse : socio-econo-ontdekking L op filosofisch ndacht voor het •nstelling tot het if van waarheid r Staat deze peri-jeg-moderne. Stromingen resisting reader [6] [Engels = verzettende lezer] [Judith Fetterley] lezer die zieh verzet tegen of onttrekt aan de door de tekst gesugge-reerde leeshouding. Veelgebruikte term binnen cultural studies* en de feministische theorie*. y negotiated reading; populaire cultuur retorica [4] theorie van de welsprekendheid, y poetica rijm [4] de herhaling van klanken van verwante klinkers of medeklinkers. ^ aeconsonantie; alliteratie; assonan-tie; poetische funetie; vervreemding ritme [4] [Grieks: rhythmos = beweging + in-damming] de min of meer geordende herhaling van zichtbare, hoorbare en/of tastbare stimuli. y metrum romantiek [3] Term gebruikt ter aanduiding van de westerse cultuur in de periode tussen circa 1780 en 1850. Deze periode werd op politiek gebied gekenmerkt door revolutionaire bewegingen (met name de Franse Revolutie 1789-1794) en de daarbij hörende demoeratisering van de samenle-ving met haar anti-hierarchische nadruk op de rechten en de vrijheid van het individu en het belang van de natie. Op het gebied van de kunsten en de literatuur werd deze periode gekenmerkt onder andere door aandacht voor de creativiteit en verbeeldingskracht van het individu; door het definitief loslaten van de regels van het classicisme ten gunste van de vrijheid van de individuele kunstenaar; belang-stelling voor de niet-rationele of'duistere' dimensies van de menselijke geest, en voor modellen uit de volkscultuur. periodes en stromingen Schema [7] een basisframe in het geheugen dat snel activeerbaar is en vervolgens - afhankelijk van de situatie - kan worden ingevuld. ^ empirische literatuurwetenschap*; Script Script [7] een speeifiek soort Schema dat betrekking heeft op stereotiepe handelingspatronen. ^ empirische literatuurwetenschap; Schema; plot Sinnkonstanz [7] [Duits = betekenisconstante] [Hans Hörmann] uitgangspunt in de schrifte-lijke en mondelinge communicatie dat het mogelijk moet zijn om aan het gezegde of geschrevene in de gegeven context een zinvolle betekenis te geven. >* betekeniskern; eenheid van zin smaak(oordeel) [10] 1. [i8de-eeuwse esthetische theorie] vermögen om schoonheid objectief te ervaren. 2. [Pierre Bourdieu] sociale vaardig-heid die wordt ingezet om een sociaal onderscheid te markeren. Het kun-nen zien of lezen en waarderen van een kunstwerk hangt samen met de sociaal-culturele context, opleiding en opvoeding van de kijker/lezer/luiste-raar. y literatuursociologie*; doelmatigheid zonder doel