O N Z E T A A L 2 0 0 3 — 4 [87] Marc van Oostendorp Het mooiste speelgoed zit vlak onder je neus: dat is je mond. Baby’s weten dat. In hun wieg kunnen ze urenlang belletjes van kwijl blazen en de raarste, vieste en grappigste geluiden maken. Ze stoppen hun tong tussen hun lippen en laten hem flapperen: b-r-r-r-r! Ze boeren heel hard, en kijken dan verbaasd om zich heen alsof ze zelf niks met dat geluid te maken hebben. Of ze praten minutenlang achter elkaar in hun eigen taaltje dat niemand kan verstaan. Ook als je allang geen baby meer bent, kun je met je mond de leukste dingen doen: zingen, eten en zoenen bijvoorbeeld. En praten, misschien wel het leukste, maar ook het ingewikkeldste wat je met je mond kan doen. Een mens zegt elke dag ongeveer veertigduizend woorden. Dat is meer dan er in dit nummer van Onze Taal staan. Al die woorden moet je maken met je longen, met je tong en je lippen. Om alle woorden uit elkaar te houden, moet je al die lichaamsdelen heel precies bewegen. Hoe moeilijk dat is, merk je eigenlijk alleen als je heel moe bent, zo moe dat je niet eens duidelijk meer kunt praten. Piepkleine cameraatjes Wat heb je nodig om te kunnen praten? Om te beginnen twee goede longen waar voldoende lucht in zit, want je kunt alleen praten terwijl je uitademt. Je kunt wel proberen om te praten terwijl je inademt, maar dan zul je merken hoe raar dat klinkt, als een gek geworden spook. Als je alleen maar uitademt terwijl je praat, maak je een fluistergeluid. Als je gewoon praat, maak je meer geluid. Hoe doe je dat precies? Als je je hand tegen je keel drukt terwijl je praat, voel je iets trillen: je stembanden. Alles wat heel snel trilt maakt geluid: de snaar van een gitaar, een glas waar je vinger overheen gaat, en je stembanden dus ook. Hoe laat je je stembanden trillen? Daar moesten de mensen heel lang een beetje naar gokken. Ze konden nu eenmaal niet bij elkaar naar binnen kijken tijdens het praten. Totdat er jaren geleden piepkleine cameraatjes gemaakt werden, die zo klein waren dat je ze bij iemand in zijn keel kon stoppen. Dat is niet echt een heel prettig gevoel voor die iemand, vooral als die dan ook nog eens moet praten. Maar je kunt zo wel heel precies zien wat er gebeurt. Tentflappen in je keel Wat bleek? Je stembanden zijn twee flappen die je strak tegen elkaar kunt houden. Ze sluiten dan je keel af, en de lucht kan niet uit je longen naar buiten. Als je blijft uitademen, komt er steeds meer lucht achter je stembanden te zitten: net zo veel tot ze het niet meer uithouden, en even opengaan om wat lucht door te laten. Meteen daarna gaan ze weer dicht, en zo krijg je een flapperend ge- luid. Je kunt dat een beetje nadoen als je een tentje hebt met twee flappen bij de opening: sla ze open en onmiddellijk weer dicht, onmiddellijk weer open en dicht. Dat geeft geluid, net als je stembanden. Alleen gaan die laatste ongelooflijk snel open en dicht: duizenden keren per seconden, en daardoor hoor je het geflapper niet meer als geflapper. Het is maar goed dat ze niet zo groot zijn als de flappen van je tent, want dat zou een enorm lawaai geven. Een beweeglijke spier Koeien, paarden, poezen en honden hebben allemaal ook stembanden die ze kunnen laten flapperen. Toch kunnen ze niet praten: ze kunnen maar een paar verschillende geluiden maken. Dat komt vooral doordat ze niet zo’n goede, beweeglijke tong hebben als wij. Een tong is een spier die veel meer kanten op kan bewegen dan een spierbal op je arm of op je kuit. Je kunt hem bovendien heel precies sturen. Dat is handig als je eten in je mond hebt, want dat kun je dan precies over je mond verdelen en naar je keel sturen. Het is ook heel handig om te praten. Alle verschillende klanken die je maakt, maak je door je tong – en je lippen – in een bepaalde stand te zetten. TA ALKUNDE VOOR KINDEREN [1] PRATEN IS SPELEN MET JE MOND Op school heb je bijna iedere dag taal. Dan leer je nieuwe woordjes of schrijf je een spannend verhaal. Maar wat je niet hoort, is waarom er zo veel talen in de wereld zijn. Of waarom alleen mensen praten, en dieren niet. In de nieuwe rubriek ‘Taalkunde voor kinderen’ zal Marc van Oostendorp je er de komende tijd alles over vertellen. Zeg bijvoorbeeld eerst maar eens ‘aa’: dat doe je door je mond helemaal wijd open te zetten, en je tong plat tegen de onderkant te drukken. En zeg dan maar eens ie: daarvoor moet je je lippen heel wijd maken en dicht bij elkaar houden, terwijl je het puntje van je tong omhooghoudt in je mond. Of een oe: je maakt met je lippen een rondje en drukt juist de achterkant van je tong omhoog. Zo heeft elke klank zijn eigen plaats in de mond. Terwijl je praat, beweeg je razendsnel je tong en je lippen van de ene stand in de andere. Een baby moet dat allemaal nog leren. Bovendien moet hij ook heel goed opletten hoe de mensen om hem heen dat doen, want Engelsen zeggen de ie-klank net iets anders dan Nederlanders. Een Engels baby’tje moet zijn tong dus net iets anders leren bewegen dan een Nederlands kind. Dat vraagt heel veel training. Het lijkt wel net of een kindje in de wieg maar wat ligt te brabbelen. In werkelijkheid is hij heel hard aan het werk. ◖