3 Intonatie en zinsaccent Werkblad 17 Werkbladi8 Zinsaccent herkennen Klaarof niet klaar? (i) 7 8 g 10 11 12 Hij houdtvan mooie schoenen. Hoe oud is je zoontje? Ik heb deze week vakantie. Korn je morgen ook? Mag ik iets vragen? U mag hier niet roken. War. heeft hij aan? Wut u een kopje koffie? Ze drinken 's morgens koffie. Ze heeft een jurk aan. Zijn fiets is morgen klaar. Zullen we naar huis gaan? □ a en ook heel slim. □ b Oja? Dat isfijn. □ a dan krijgt u de uitslag. □ b Oja? Dat isvlug! □ a maardan moet u goed opletten. □ b Oja? Dat is aardigvan u! □ a maar wel een beetje later. □ b Oja?Datisleuk! □ a want het brood is op. "'] b Oja? Maar ik ben net geweest. □ a want ikwil naar Australie. □ b Oja? Dat wil ikookgaan doen. □ a duswegaan lekker zwemmen. □ b Oja? Dan ga ik lekkerfietsen. □ a dusje krijgt een kop thee. Q b Oja? Geef dan maarthee. Uitspraaktrainer in de les -wq Afri. H~7 vV 18oorn, ArmU'i.Jam Uitspraaktrainer in cie fes