Werkblad 24 Werkblad 25-1 Intonatie bii voorlezen Intonatie bii voorlezen Ali Saba:'Sesam,open u!' (Ali Baha en de veertig rovers) Een klein kindr'Maar de keizer heeft niets aanl" (De nieuwe kleren van de keilet) De heks:'Knibbei knabbel knuisje, wie knabbelt er aan mijn huisje?' (Hans an Crietje) Roodkapje:'0,grootmoeder,wat hebt ugroteoren!' Dewolf:'Dat isomje beterte kunnen hören.' (Roodkapje) De koningin/Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de mooiste van 't hele land?' ('S neeu wwiije} 'Niemand weet, niemand weet dat ik Repelsteeltje heetl' (Repelsteeltje) 'En ze leefden nog langen gelukkig.' (Slotzin van veel sprookie*,) - Nijlpaard • Eekhoorn OP EEN DAG besloot het nijlpaard orn zieh terug te trekken en in de lucht te gaan wonen. Hlj had nogergens een paar ladders liggen, timmerde ze aan elkaar vast en zette ze rechtop in het gras naast de rlvier. Hlj besloot alleen het allemoodzakelijkste mee te nemen, dacht een tijd na en nam toen zijn bed.een krukje en een vork mee. Meer is vast niet allernoodzakeliikst.dacht hij. Hij klom ornhoog, wrong zieh door een wölk heen en vestigde zieh in de lucht. Er waren daargeen muren, geen vloer,geen plafond.geen deur, geen dak en geen ramen. MSJldMLhtbJeJoch nieJiaan,dacht het nijlpaard. Hij zette het krukje neer, legde de vork eronder, schoof het bed ernaast en was tevreden. Hij woonde zö hoogdat de zon altijd onder hemdoor scheen.terwijl er boven zijn hoofd verder niets meerwas. Soms, bij helder weer, konden dedieren in het bos hem zien zitten.op zijn krukje. Maar hij keek nooit terug en had het vermoedeiijk goed naar zijn zin. Soms wilde iemand wel eens bij hem langsgaan, maar dan riep hij naar beneden, längs de ladder: 'Het komt nu niet goed ult...' en ging de bezoeker onverrichter zake weer naar hüls. Maar toen hij jarig was, besloten de mier en de eekhoorn echt bij hem op bezoek te gaan. 'Wat zullen we hem geven?' vroeg de eekhoorn. De mier Steide voor om de vijver te geven. 'Velgens mij,' zei hij, S/vil hij best weer eens zwemmen/ De eekhoorn was het met hem eens. Zij liepen naar de vijver en zetten hem met kroos en al op de rüg van de eekhoorn. 'Zit hij goed?' vroeg de mier. 'Ja.' kreunde de eekhoorn. 'Zullen we dan maareaan?' zei de mier. Even later klommen zij längs de ladder otnhoog, de eekhoorn met de vijver op zijn schouders en de mier voorop. Het was een mooie dag en zij hoefden niet een wölkte passeren. 'Zou jij daarwel willen wonen. mier?1 vroeg de eekhoorn, toen zij een uur hadden geklommen en nog lang niet halverwege de lucht waren. Hij bleef even staan. 'Nee,' zei de mier. 'Waar zou |i) wel willen wonen?' vroeg de eekhoorn. '.Not!.! zei de mier, 'ik zou wel wat hoger willen wonen. Zo'n beetje iets boven het gras, zodajje nogjiet j^e w^^^ De eekhoorn zweeg. De vijver zakte steeds verder opzij en het leek hem verstandiger zwijgend te klimmen. Maar even later zei hij toch:'Hli is wei zwaar.'