.............................. Werkblad 3 Z'Uid Of ZOUt? Is dít Zu id / zout? □ a Nee, Centraal. □ b Nee, zoet. 12 Vladimir is een reus / Rus. □ a Hij is toch niet to groot? □ b Nee, het is een Oekraíner. 2 Onzezgn / zoon is eigenlijk niet zo groot. □ a Maar wel groter dan de aarde. □ b Maar wel groter dan zijn zus. 3 Hij heeft de staatsprijs / stadspri)s gekregen. □ a Ja. van de koningin? □ b Ja, van de burgemeester? 13 Isditvies/vis? □ a Nee, dit is lekker. □ b Nee.ditisvlees. 14 Is dit jullie baas / bas? □ a Ja, dit is onze chef. □ b Nee, dit is onze tenor. 4 Zijn er veei bieren / beren in Belgie? □ a Ja, en ook veel cafe's. □ b Nee, die zijn uitgestorven. 5 Is de yejjigheki / vyjljgheid op straat toegenomen? □ a Ja, de Straten zijn rüstig. □ b Ja, de Straten zijn vies. 6 Er komt een bij/ buj aan. □ a Ja, maar ik hoop dat hij doorvliegt. □ b Ja, ik hoop dat het droog blijft. 7 WH je bidden / bieden? □ a Ja, maar alleen in de kerk. □ b Ja, maar niet meerdan tien euro. 8 Hijgeeft/ heeft een prachtig boek. □ a Ja, Anneke krijgt veel boeken. □ b Ja, hij heeft veel mooie boeken. 9 Wat een prachtig gebied / gebitj ['] a Ja, dit is een heel mooie Streek. □ b Ja, wat een schltterende fanden! 10 Heb je zin in een eitje / uitje? □ a Ja, lekker. Hardgekookt graag. □ b Ja, leuk. Waar gaan we naartoe? 11 Dat is stom / stoom. □ a Nee.datisslim. □ b Nee, dat is rook. 15 Is dat doosje van goyd / hout? □ a Nee,van zilver. □ b Nee, van metaal. 16 De bevolking / bewolking is hier erg dicht. □ a Ja, wat een menšen! □ b Ja, de zon is weg. 17 De liiken / njken liggen op het Strand, [j a Ja,wie gaat ze begraven? □ b Ja, en de armen werken. 18 (Twee bioiogen in het laboratorium) ZaI ikjeeen goede rat/raadgeven? □ a Nee, ik heb een muis nodig. □ b Ja,wat adviseerje me? 19 Is het een eend / gind? □ a Nee, het is een kip. □ b Nee, het is dichtbij. 20 Wat doet hij? Hij zjt / zjet nog even. □ a Ja, hij is nog moe. □ b Ja, hij neemt nog geen besluit. 21 Probeer je te Jenen / Minen? □ a Ja, ik heb geen geld. □ b Ja, ik ben te zwaar. 22 Wat betekent'negen' /' 'neigen'? □ a Dat is een getal,dat weet je toch wel! □ b In het Engels is het 'to incline'. :;n:;o'?3k;r3i!!gr in de !e5 Werkblad 4 Weg met de [a]! pen en papier hongeren dorst vlees noch vis jong en oud 's zomers en 's winters vroegof laat man en vrouw suiker en melk mens en dier noord en zuid oost en west water en vuur gezond en iekker klein maarfijn kind noch kraai Jitspraaktratner in cie les í ;oor. Afd. NT? vuSoo-v,>\msl?Mivn