1 Woordenschat eten oefeningen 1. Wat is het Nederlandse equivalent van deze in België gangbare woorden? B NL B NL de selder het witloof de peperkoek de confituur de hesp de croque-monsieur het fruitsap de porto de currysaus de kookpot de pan de pudding 2. Geef het antoniem sterke koffie <=> __________________ koffie het vlees is nog rauw <=> het vlees is ___________________ rotte vis <=> __________________ vis vette ham <=> __________________ ham mals vlees <=> __________________ vlees een zwaar gebakje <=> een __________________ gebakje 3. Geef een synoniem het meel = ______________________ grillen = ______________________ pikant eten = ______________________ eten een scherpe smaak = een ____________________ smaak het vat = ______________________ de mok = ______________________ het dessert = __________________ of _______________________ 4. Vul het juiste woord in a. De eieren heb ik al gekookt, maar ik moet ze nog _________________. Pas dan kan ik ze in de aardappelsalade doen! b. De aardappelen heb ik al ____________________. Nu kunnen we frietjes snijden! c. Schat, ik ben aan het koken, kan jij ondertussen de tafel _________________? d. Mam, wanneer eten we? Ik ___________________ van de honger! e. Als je een ei een vijftal minuten kookt, heb je een _____________________ ei. f. Wilt u water met of zonder __________________? g. U kunt de saus nog wat op smaak _________________ met een beetje citroensap. h. Serveer de soep ________________, warm noch koud. i. Zal ik koffie __________________? Of heb je zin in thee? 2 j. Vanmiddag gaan we _______ de koffie _______ mijn tante. k. Ik vind geen passend _________________ bij dit kopje. l. Moslims eten geen _____________________. Ze eten wel vaak ___________________, vlees van een jong schaap. m. Zullen we ergens een ___________________ gaan eten? n. Baby´s eten _______________, halfvloeibaar voedsel, vaak met melk. o. Ik hou van ___________________ kaas. Die is ongeveer vier maanden oud, tussen jonge en oude kaas in. p. __________________ met muisjes wordt bij een geboorte gegeten. 5. Wat hoort bij elkaar? 1. Een plakje … 2. Een sneetje … 3. Een schijfje … 4. Een teentje … 5. Een reep … 6. Een klontje … 7. Een blikje … 8. Een karaf … 1. bier 2. chocolade 3. knoflook 4. brood 5. kaas 6. wijn 7. suiker 8. citroen 6. Geef de verzamelnaam en een paar extra voorbeelden kaas salami ham kwark slagroom boter whisky sherry cognac vorken soeplepels koffielepels salami ham paté kaneel kruidnagel nootmuskaat rozemarijn tijm laurierblad 7. Wat zien we op de foto´s? Vermeld ook het juiste lidwoord!