Aankomen- aankomst Vertrekken- vertrek Koffie om mee te nemen- meenenem- koffie mee Café Om 23 uur Ik heb zin in--- Vakantie Voormiddag ´s morgens ´s ochtends ´s morgens ben ik hier. Iets, Kop- kopje Achter de hoek Eten- eetcafé Ik heb honger, ik wil iets eten ik heb dorst- ik wil iets drinken dienster, serveerster mevrouw de rekening betalen afspreken- daar spreken we af- de afspraak de wijn/wijnen de bier de zaken doen soort/ soorten rooie, rode co jsme dělali: les 3/30 les 4- basis tekst 1, 2 taalhulp grammatica huiswerk: audio bij les 3- vragen? Audio bij teksten les 4 Tabel nationaliteiten- tabulka národností Maanden, dagen in de week- měsíce, dny v týdnu- ook schriftelijk- i písemně