herkomst / nalionaliteit / taal VRACEN Waar kom je vandann? Waar komt u vandaan? Welke taal spreek je? Welke taal spreekt u? 4 grammatica woonplaats Wanr woon je? Waar woont u? studie / beroep BH \\ .1: ".rudce:- je? Wat is ;iw bcmep? Wat doe je? Wat dočtu? ANTWOOltDLN Uit Marokko. Ik kom uit Italiaans/Pools/Nederlands Ik spreek__...... Ikbenltaliaan (m). Ik ben Italiaanse (v). \\ 1 vím utni \ In Amersfoort. Ik woon in _ líicilofi-.e/Sp.l.llls. II; sii.dcvr Leraar/telefoniste. Ik ben ......__________..............._ Ik srudce:- Ik LÍCI". stliULlK Ik werk. Ik werk als leraar/tclcfonistc. Tk ben_________ pronomen singularis pluralis i ik 1 wij/we 2 jij/je u (informeel) (formeel) 2 jullie u (informeel) (formeel) 3 hij zij/ze (m) (v) 3 zij/ze (m, v) verbum presens 1 singularis - 1 ik werk begrijp kom woon spreek 2 jij werkř u werkř begrijpř begrijpř komí korní woonř woonř spreekř spreekř 3 hij werkř zij werkř begrijpř begrijpř komf komř woonř woonř spreekř spreekř pluralis 1 wij werke« begrijpe« komen wone« spreke« 2 jullie werke« begrijpe» komew wone« spreke« 3 zij werke« begrijpe« komew wone« spreke« CKN ' verbum in het presens dark: heeft 3 vormen en Welke? Pluralis: / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / verbum presens 2 ZINNEN VRAGEN Je woont in Houten, Woon je in Houten? Je studeerl Spaans. Studeer je Spaans? Je spreekt Italiaans. Spreek je Italiaans? VRAGEN Kijk goed naar het verbum. Wat is het verschil? VRAGEN Kijk naar subject en verbum. Wat is het verschil tusscn de zinnen en de vragen? interrogatief Hoe Hoe heet je? Wie Wie bent u? Wat Wat studeer je? Waar Waar woont Saskia? Welke Welke taal spreekt Maria ? syntaxis 1 ZINNEN VRAGEN Saskia woont in Houten. Waar woont Saskia"! Zij studeert Spaans. Wat studeert zip Maria spreekt Italiaans. Welke taal spreekt Maria! Woont Saskia in Houten? Studeert zij Spaans? Spreekt Maria Italiaans? IAAI11UM' 1 Kicsdegoedereactie. 1 lioeheetu? 2 Wat spreekt u ? ? Waar woont hij? 4 Waar komt u vandaan ? í Wat studeer je? vik:a«ulaire Wat is liet: een land of een taal? a Italiaans b Portugal c Frans d Thais Vulk LAND Nederland Uit Itálie. Piet Mulder. In Houten. Nederlands. Nederland. In Amersfoort. Uit Groningen. In Utrecht. Nederlands. a Bij een bank. b In Rotterdam, c Uit Rotterdam. In Utrecht. Op de eursus. Spaans. e Spaans f Japan g Marokko h Rusland NATIONALITEIT Uw land: 30 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 31 Kennisni.tkf'ii GRA MMATICA Vul in. Kies uit: heb, komt, ontmoet, spreekt, studeer, studeert, werkt, woon, woont, zoekt. 1 Saskia Willems _ 2 Zij__als telefonisté en zij in Houten. Zij een kamer in Utrecht. Spaans in Utrecht. 3 Saskia _ 4 Maria _i. 5 "Maria, 6 "Nee,ik 7 "Wat _ Maria in de kantíne van de universitcit. uit Italic. Zij___Italiaans en Nederlands. _ jij in Utrecht?' _ een kamer in Amersfoort." -jer' 8 "Ik? Biologie. En jij?" 9 "Spaans." 2 Wat . ; ,Wat ■ Wat lies uit: Waar Wat Wie bent do et ga is kom studeert woon woont Wie Wie Wie uw beroep Saskia studeren? vandaan? Maak goede combinaties. Voorbeeld: Waar- Waar kom je vandaanl Begin de zin met: 1 Waar 2 Waar 3 Hoe 1 4 Hoe _ Kies uit: a /.egjeŕ .b kom je vandaan? c heet je? d woon je? 5 Maak combinaties. Voorbeeld: "Waar - Waar woont Saskia} Begin de zinnen met: 1 Waar Waar Waar Wat_ Wat _ Wat_ Wat_ e studeer je? f is uw beroep? g is uw naam? h spreekt u? ft 9 Welk woord ontbreekt? Kies uit: u, bij, zij. I Hoc licet--? Waar woont- -? Hoe heet- Waar woont Hoc heten — Waar wonen En _ Hoe heet Waar woont — 32 / Helpl Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 33 LUISTEREN Personen en situatie Buitenlandse cursisten op de Nederlandse les. De docent vraagt nanien, landen enz. Luister naar de dialogen. Wat hoort bij elkaar? 8 • I.qb. Personen en situatie Een buitenlandse man, Jean, en een Nederlandse vrouw, Betty. 1 Waar komt Jean vandaan ? 2 Hoe lang is hij al in Nederland? 3 Spreekt hij goed Nederlands? Personen en situatie Een buitenlandse man zoekt iets. Hij vraagt aan cen vrouw: 'Kunt u mij hclpcn?', Wat zoekt de man? Hij begrijpt de vrouw niet goed. Waarom niet? Wat spreekt hij? Waar komt hij vandaan? Op welke verdieping is de kantine? 10 ® © Personen en situatie Twee Studenten zijn op een feestje. Een vrouw: Karin, en cen man: Piet. Vertel zoveel mogelijk over Karin. II '■ 1 ji,,ri. r naar de docent. Luist , i .zet een » in de goede kolom. 1 Simona a Thailand VuiirlH-elden: 2 Denise b Amerika 1 Uŕrecht 3 Marc c Itálie 2 Saskia. 4 Cecilia d Peru 3 Mana 5 Loc e Canada - 4 Zestndeert. Vul in. a:- .-. B c D 1 1 a 3 • 4 • Lnister en zeg na. Let op de zinsmelodie! Klap, tik en zing! 1loc heet je? \X ie bent u? W it is uw naam? Vi'iar woon je? Waar woontu? Watdoe je? Watdoetu? Waar kom je vandaan? Waar komt u vandaan? Welke taal spreek je? Welke taal spreekt u? Saskia, ik heet Saskia. Van Vliet. Mijn naam is Van Vliet. In Utrecht. Ik woon in Utrecht. In Utrecht. Ik woon in Utrecht. Ik ben student. Ik studeer Spaans. Ik ben telefonisté. Uit Itálie. Ik kom uit Itálie. Uit Italic. Ik kom uit Itálie. Italiaans. Ik spreek Italiaans. Italiaans. Ik spreek Italiaans. Waar komt ze vandaan? Hoe lang woont ze in Utrecht ? Wat gaat ze studeren? Bij wie woont zij nu? j Ze woont ook in de Voorstraat. Op welk nummer woont ze? 34 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 35 14 Hoort u eeii vraag? Ja Nee Ja Nee 1 □ □ 7 □ □ 2 □ □ 8 □ □ 3 □ □ 9 □ □ 4 □ □ 10 □ □ 5 □ □ 11 □ □ 6 □ □ 12 □ □ SPREKEN 15 • Vraag aan andere cursisten: Hoe heet u? Waar komt u vandaan? Vulin. Namen Landen: 17 . •• Maakdetekstcompleet. Micke Petra Mieke Petra Mieke Petra Micke Petra Mieke Petra Mieke Petra Hallo. Ik heet Mieke. Ik ben Petra. Mijn achternaam is Janssen. lk kom uit Belgie. Ik studeer Engels. Ja, ik woon nu een half jaar in Utrecht. In de Julianastraat. Ik wil een cursus Ncderlands volgen. 18 • $ Verander de dialoog van oefening 17. Gcbruik uw eigen riaam en de naam van een andere persoon (bv. een andere cursist, uw buurman, uw docent, eenkennis). SCHRIJVEN 16 Lccs wat Maria zegt. Wat zegt u? 1 Ikbcn Maria Borsato. 2 Ik kom uit Italie. 3 Ik woon nu in Nederland. 4 Ik woon in Amersfoort. 5 Ik studeer biologie. 6 Ik spreek Italiaans cn een beetje Nederlands. 1 2 3 4 5 6 uw foto 19 •• Maak de tekst compleet. A Waar_ --_ vandat Marokko. — Nederlands? B Ja. :A _ Frans? E Ja, en Arabisch. LEZEN 20 • Lees en geef antwoord op de vragen. 1 Hoc heet ze? 2 Wat is haar roepnaam? I 3 Wat is haar beroep? A Waar B _ A _ B vandaan? - Groningen, beroep? docent. 4 Wat is haar nationaliteit? 5 Waarwoontze? 6 Wat is haar postcode? 36 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 37 _i INSCHRIJF-FORMULIER naam Smorenburg voornamen Natasja Maria geslacht man/vrouw geboortedatum 8-3-1962 beroep docent nationaliteit Nederlandse straat Koningin Beatrixlaan 7 postcode/woonplaats 1011 AA Amsterdam ! tekst . ia Leesdeintroductie. Een man loopt op straat. Ilij zoekthel museum. Hij weet de weg niet. * Hij vraagt de wcg aan een vrouw. lb Lttístěr naar de tekst. Kijk niet in liet boek! Man Pardon, mcvrouw. Kunt u mij helpen? Ik zoek het Centraal Museu m. " Vrouw Bent u te voet of op de fiets? „Man Tc voet. Vrouw Eens kijken. U gaat bier rechtdoor. Bij het tweede kruispunt rechtsaf de brug over. Bij de stoplichten gaat u linksaf en dan ziet u het museum aan uw linkerhand. Het is vlakbij. Sorry, kunt u dat nog eens zeggen? Rechtdoor, bij het tweede kruispunt rechts, de brug over. En dan bij de stoplichten linksaf. Dank u wel. Man Vrouw Man Vrouw 1c Oefeninj Wat hoort in Geen dank. ; bij de tekst. de tekst bij elkaar? ✓-0-\ mm-~ bier bij het tweede kruispunt bij de stoplichten rechtsaf linksaf rechtdoor 38 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 39 I •iC'A. I Onderwi-j', 2 tekst 2a i.ees de introductie. Meneer Willems woont in Houten, Hij werkt ook in Houten, in een Supermarkt, Hij heeft een auto, maar hij gaat met de fiets naar 7,ijn werk. De Supermarkt is niet ver van zijn huis. Remco en Leon Willems zitten nog op school. Remco zit op de middelbare school, Leon op de basisschool. De Scholen zijn ook vlakbij. Zij gaan ook met de fiets. Saskia en haar moeder moeten naar Utrecht, want Saskia studeert aan de univer-siteit, mevrouw Willems werkt in een ziekenhuis. Zij gaan met de trein naar Utrecht. Saskia gaat met de fiets van het Station naar de universiteit, mevrouw Willems neemt de bus. HHP"— 2b Luister naar de tekst. Kijk niet in het boek! Saskia mevrouw Willems Saskia mevrouw Willems Saskia Leon meneer Willems 2c Oefening bij de tekst. Vul in. PERSOON meneer Willems mevrouw Willems Saskia Remco Leon Dag mam! He, Saskia, wacht even! Waar ga je naartoe? Naar het Station? Ja natuurlijk! We kunnen toch samen gaan. Maar ik moet eerst even naar de w.c. Goed. Ik wacht wel even. Pap, kun je nie helpen? Ik moet naar school maar mijn, fiets is kapot. Nee, het is al laat. Rom maar, ik breng je wel even met de auto! WAAR NAARTOE? Supermarkt HOE? met de fiets Waar of niet waar? wa 1 Saskia en mevrouw Willems gaan naar de Supermarkt. □ 2 Leon moet naar school. □ 3 Saskia gaat eerst even naar de w.c. □ taaliiulp De weg vragen □ □ □ ■ "'1 Pardon mevrouw (meneer), kunt ii mij helpen? Hallo, kirn je mij helpen? Wcet ii Weet jij Waar is Ik/.oek . Natuurlijk. Sony? Ja, hoor. Watzegtu?/Watzegje? Kunt u dat nog eens zeggen? Weet u waar het station is? W'cct jij de Hcrcnstraat? Waar is het postkantoof? Tk zoek het Stationsplein. De weg wijzcn U gaat rechtdoor /linksaf/rechtsaf. Bij de eerste/tweede/derde straat rechts. Bij het kruispunt links. Danku. Dank je. Dank u wel. Dank je wel. Bedankt. Graag gedaan. Geen dank. 40 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 41 Vervoermiddelen met de fiets gaan op de fiets gaan met de bus gaan de bus ncmcn met de auto gaan met een taxi gaan een taxi nemen met de trein gaan de trein ncmen 4 GRAMMATICA u: singularis en pluralis Mevrouw en meneer Willems, waar gaat u naartoe? Meneer Willems, waar gaat u naartoe? -verbum presens: hebben, zijn en gaan ik J'j ti hij zij wij jullie /.ij: HEBBEN heb hebt hebt/heeft heeft heeft hebben hebben hebben ZIJN ben bent bent is is zijn zijn zijn GAAN ga gaat gaat gaat gaat gaan gaan gaan Let op! Jij hebt een fiets. Heb'\i\ een fiets? Vi.lin. Jij _ _Italiaanse. _ jij Italiaanse? Jij - naar het station, jij naar het station? artikel DLHNiLT: de of het INDEFINIET: een Meneer Willems gaat naar de Supermarkt. 1 lij gaat met de fiets. Gaan we met de auto? Wc gaan met de bus. Hij werkt in een Supermarkt. Hij heeft wel een auto. Heb jij een fiets? Ilij het kruispunt rechtsaf. Bij het stoplicht moet u oversteken. Weel u het Station? Het museum is hier vlakbij. U komt dan bij een kruispunt. Daar Staat een stoplicht. Heeft Houten een Station? Is dat een leuk museum? VRAGEN Kijk naar het verbum. Wat vak op? 42 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 43 syntaxis 2: inversie GROEP A De Supermarkt Mevrouw Willems Hij GROEP B Dan Daar Dan Bij de brug IS moet werkt moet is kunnen moet vlakbij. ook naar het station, in een Supermarkt. u het station. we u rechtdoor. samen gaan. rechtsaf. VRAGEN Kijk naar de plaats van het subject. Kijk naar de plaats van de persoonsvorm. Wat is het verschil tussen groep A en groep B? syntaxis 3: intcrrogatieve zinnen GROEP A GROEP B Wat zoeken zij ? Komt de bus bij het museu m ? Waar ga je naartoe? Moet je ook naar het station? Hoe beet je? Heeft hij een fiets? Spreekje Italiaans? VRAGEN Kijk naar de plaats van de persoonsvorm. Wat is het verschil tussen groep A en groep B ? TAALHULP 1 • Kies de goede reactie. 1 U wilt aan een vrouw de weg vragen. Hoe begint u het gesprek? a Ik wil u iets vragen over de Nobelstraat b Hallo, waar is de Nobelstfaat? c Pardon mevrouw, kunt u mij helpen? .-.„•.• 2 'wai/^t JJ'luLl,'Nr Dankuwel. b Natuurlijk. c Graag gedaan. . j wijst u de weg. U begrijpt haar niet. Wat zegt u? i Dankuwel. b Sorry, kuntu dat nog eens zeggen? c Wat/.eg je? .; \\ .it zegt u aan het einde van het gesprekje? i Dank u wel. 1-. Geen dank. Graag gedaan. 5 \X at zegt de vrouw? .i Nee, danku. b Dank u wel. c Geen dank. ' 2 « ' Kies de goede reactie. 1 Goedcmiddag, mag ik u iets vragen? a Dankuwel. b Natuurlijk. c Graag gedaan. 2 Waar ga je naartoe? a Naar de markt. b Bij de tweede straat links. c Op de fiets. 3 Kunt u mij helpen ? a Geen dank. ■ b Ja, hoor. c Nee, danku. 4 Is het museum hier in de buurt? a De tweede straat rechts. b Met bus 11. c Ja, het is vlakbij. i 5 Ik moet naar het postkantoor, en jij? a Natuurlijk. b Ik ook. c Een kw artiertj e lopen. 44 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 45 1 U zoekt de bushalte van lijn 9. Wat vraagt u aan een mijnheer op straat? 2 U wilt de weg vragen naar de Rode Kruislaan. U komt een mevrouw tegen. Wat vraagt u haar? 3 Zij wijst u de weg. U wilt haar bedanken. Wat zegt u? r-'' 4 U wijst ccn mijnheer de weg naar de Oranjesingel. Hij bedankt u. Hoe reageert u? V_ VOCABULAIRE 4 • Vul in. is het Station? ga jenaartoe? heet je? doetu? bent u? bus gaat naar het station? Kies het goede woord. Pardon, meneer. Kunt jijlu mc helpen? Ik zoek/zoekt het station. Bent u te fietslvoet of op de fietslvoeťi Te fietslvoet. Eens kijken. U fietst/gaat hier rechtdoor, en dan bij het eerste stoplichtenlkruispunt linksaf. Dan moet u de brug over/door en bij de stoplichtenJ kruispunt rechtdoor. Dan zietlzie u het station aan uw -Unksafllinkerhand. Dank u wel. Geenlnee dank. de woorden in de goede kolom. Kent u niet alle woorden? Zoek ze op. ' kcnh"'s bus, museum, vlicgtuig, brug, stoplicht, boot, postkantoor, ficts, kruispunt, trein, markt tram, brommer, auto, zwembad \ er- oermiddelen plaats/gebouw buiten/op straat Vul zelf nog meer woorden in. 7 #e Wat hoort bij elkaar? Maak acht combinatics van drie woorden, één woord uit elke groep. groep A: bus - eerste - lagere school - linksaf - museum - Nederland - Nederlands - stoplichten i ,K :l " Ii: .i:iio - kruispunt - middelbare school - rechtsaf - Spaans - Spanje - Station - tweede GROEP C: brug - derde - Italiaans - Itálie - muziekeentrum - rechtdoor - trein - universiteit (.KOEPA 1 eerste 2 i bus 3 _ ■t _ 5 lagere school GROEP B tweede groep c derde kruispunt rechtdoor Spaans Italic s museum CiRAMMATICA V .il im. Kies uit: ben, bent, is, zijn 1 A —__jullie Nederlanders? 2 B Nee, wij_buitenlandcrs. í Ik_ Spanjaard, t en mijn twee vrienden - -___Italianen. * Ľnjij?_ ť A Nee, ik - jij Nederlander? - Belg. 46 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 47 Vul in. Kies uit: heb, hebt, heeft, hebben 1 A Ik _ 2 En jij ? een fiets. — jij ook een fiets?. - wel een fiets. 3 B Ik niet, maar Saskia_ 4 Jij - een mooie fiets. 5 A In Nederland dc meeste mensen een fiets. 10 • Vul de persoonsvorm in. Vul ook een prepositic in. Kies uit: op, in, bij, naar, met, over, aan Voorbeeld: Hij (gaan) - de fiets. Hij gaat op/met de fiets. 12 "l k zinncn, neem een woordgroep uit elke kolom. Schrijf de zinnen op. Voorbeeld: Dc bus komr over cenuur. KlhS De liet KIES UIT KIES UIT KIES UIT bus komt uit Amsterdam. vliegtuig studeert naar Utrecht. trein is uit Frankrijk. Saskia aan het eind van dc straat. postkantoor gaat aan uw linkerhand. muscum in Amsterdam. Spaans. over een mir. 1 De Studenten (wonen) >_ Ze (studeren) Nederlands. 2 Wij (gaan) _"■"■■■'<•'-_ de trein Utrecht. Amsterdam. 3 De bus (komen) pas _. -----een uur, dus u (moetefi) wachten. 4 U (gaan) - :-'1—u_ de stoplichten rechtsaf. Het museum (zijn) -■■■ ■ _uw rechterhand. 5 (Werken) je al lang _-_ het postkantoor? 11 • Schrijf op (of zoek op in een woordenboek): de of het auto boot brommer brug bus centrum fiets kruispunt markt museum postkantoor stoplicht tram I rein vliegtuig ziekenhuis zwembad ] 1 Maak de vraag. Begin met: wie, waar, hoe, wat, welke Voorbeeld: "./:;■ i-shet museum? Het museum is na 50 meter aan je linkerhand. Hij gaat naar het station. Ik ga met de fiets. U kunt bus 1 en bus 4 nemeň. Ik studeer biológie. Ik studeer in Amsterdam. De kantíne is op de eerste verdieping Zij komen uit Frankrijk. Dat is mencer Willems. I.l IS I F-RKN I I ľiTMUien en siruatie Een jungen (Jan), ontmoet een meisje (Truus). Waar gaan zij naartoe? Vi aar of niet waar? 1 Jan en Truus gaan naar de markt. 2 Jan moet naar het postkantoor. 3 Truus gaat eerst even naar de markt. waar □ □ □ met waar □ □ □ 48 / Help! Kurt u mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 49 Undent'*}: 15 e Personen en situatie Twee jongens vragen de weg aan een meneer. Vul in. De jongens zoeken een___ Het is---kilometer hier vandaan. De_ -komt pas over een_ Dus ze gaan___ 16 l>äť.l Personen en situatie Hen man vraagt de weg aan een vrouw. Hij zoekt het station. VRAAG Luister naar de dialoog. Waar staan de man en de vrouw? Bij 1,2,3 of 4? Spoofwaflen) E 17 •• ^ iVr^oneiin.situane -I, t-i een vrouw. De vrouw wil met de bus naar het Station. { vtMp informativ aan de man. VRAf:i-s' J 1 (>|i welke plaatsis het gesprek? j Bij de bushalte. b Op een kruispunt. ^ i VCV Ike bussen gaan naar het Station ? ;i Alleen lijn 1 en lijn 4. b l.iin 1, lijn 4 enlijn5. ' 3 Hoi-Iangdoetlijn4erover? ,i iilminuten. I b een half uur. * 4 Hm- lang doet lijn 1 erover? j .Mminuten. j b een half uur. 5 \X.it kiest de vrouw?. I a De vrouw wil eerst met lijn 4, maar ze neemt lijn 1. j Ii De vrouw wil eerst met lijn 1, maar ze neemt lijn 4. m®\ Í- I'ltmiir'H en situatie IL-n lii.'n reist met de trein. Hij vraagt informatie aan de condueteur. í Vul in. Kies uit: Amsterdam, Arnhem, Utrecht, Oosterbeek dVL-rsi.i|i|>en in § 8 I m-Ľiii de stoplrein richting -iiitsrappui in___ í I'ROSOIMr 19 • l.uister naar de docent. 50 / Help! Kunt ui mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 51 20 • Luister en zet een 9 in de goede kolom. Voorbeelden: 1 Unrecht 2 yievrouw 3 museum 4 Supermarkt 5 met de trein Nee Ja Nee □ 6 □ □ □ 7 □ □ □ 8 □ □ u 9 □ □ □ 10 □ □ Vulin. A B C I) .E 1 • 2 9 3 • 4 • 5 • • (©)(©) 21 Luister naar het ritme. Welke zin is anders? GROEP1 a Een man loopt op straat. 22 • Hij gaat naar zijn werk. Hij zoekt het station. Hij gaat met de trein. Hij weet de weg niet. GROEP 2 f Jan zit nog op school, g Janiseenjongen. h De school is vlakbij. i Hij wil met de fiets. j Zijn ficts is kapot. Luister en zegna, let op zinsmelodie. Klap, tik en zing! Pardon. Pardon mencer. Kunt u mij helpen? Wat zegt u? Kunt u dat nog eens zeggen? Dank u wel. Bedankt! Sorry! Pardon mevrouw. Kun jc mij helpen? Waar is de wc ? Hallo! Graag gedaan. SPKLKIN 24 ÉlÉlljllR doi i'ii" I (wijst station aan) Kunt u mij helpen? Ik zoek het station. Dan moct u (rechtdoor, linksaf, rechtsaf) ■ BIS i Hi ■..i LITI E 25 • Yrj.igi'11 .íiiiwoord. Werk in tweetallen. p<>itk.:iiiinir fiets Ik ga naar het postkantoor. • 1 Uie ga je? - Met de fiets. i sl.mon - lopeiid ^ museum - fiets • /wi-rabad - auto Wij gaan naar het postkantoor. Hoe gaan jullie? Met de fiets. 4 school - fiets 5 Supermarkt - auto 52 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 53 :idpiivs.*}; 26 Waarnaartoe? Waar? Hoe? Vraag en antwoord. Werk in tweetallen. Voorbeeld: Waar ga je naartoe? (Ik ga) naar_ Waaris dat? Vlakbij_ Hoe ga je? Met de fiets? Nee,_ -(plaats) -(plaats) (vervoermiddel) 27 •• U krijgt een plattegrond van uw docent. Vraag de weg. Werk in tweetallen. OPDRACHT 1 Persoon A: U bent op dc Amsterdamsestraatweg en vraagt de weg naar a het museum b de Supermarkt c het postkantoor Persoon D wijst de weg. 2 Persoon B: U bent op de Anton Geesinkstraat en vraagt de weg naar a de bank b het station c een hotel Persoon A wijst de weg. v|-„fdevragcnenantwoordenoP. don meneer, waaris het ziekenhuis? VRAAG PWLITI E i i-./i:n ANTWOORD M 4"| (U moet) hier rechtdoor, en bij het stoplicht linksaf. ANTWOORD ANTWOORD ANTWOORD SCHRIJVEN 28 •• rechtdoor, linksaf, rechtsaf, stoplicht, eerste straat, tweede straat, rotonde, kruispunt, meneer, mevrouw, jongen. Úlám 29 • Let op: 6 vragen, 7 antwoorden! Wathoort bij elkaar? 1 Waar is het museum? a Het museum is na 50 meter aan uw linkerhand. 2 Welke bus gaatnaar het station? b Hij gaat naar bet station. i Wie is dat? c U kunt bus 1 en bus 4 nemen. 4 Waar komen zij vandaan? d Ik studeer biologie. 5 Waar studeer je? e Ik studeer in Amsterdam. (i Wat studeer je? f Zij komen uit Frankrijk. g D at is meneer Willems. 54 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 55 1 Jurgen woont in Arnliem. Hij gaat naar een concert in Amsterdam. Het concert duurt tot 23.30 uur. a Kan hij na het concert nog terug naar Arnhem? b Heeft hij nog tijd om naar een cafe te gaan? 2 Maria woont in Amersfoort. Zij gaat ook naar het concert in Amsterdam, a Kan zij met de Nachtlntercity naar huis? ■ u TF.KS1 i,.rsdi'.ntroductie. lb Her is niaandagmorgen. Saskia gaat naar Utrecht, naar de universiteit. .2y |Kt..-| vandaag College. Na het College praat Saskia met Karel. Hij studeert x>k Spaans. Karcl heeft zin in koffie. Saskia wil vanmiddag in de bibliotheek i, idtrcii. maat zij heeft nu nog wat tijd. Zij wil ook wel iets gaan drinken. I .,isre ■ rfinaar de tekst, kijk niet in het boek! (g)(g) naar: folder NS. Karel 1k heb zin in een kopje koffie. Ziillen we koffie gaan drinken? Saskia Goed, inaar ik drink geen koffie. Ik neem thee. Karcl Ook goed. Waar zullen we naartoe gaan? Snskia Naar het eeteafe op de hoek? Dat is dichtbij. Karel Prima. (Later, in het eeteafe) Kau! Kijk, daar is nog een tafel vrij. .Mski.i Dus jij neemt koffie? Karcl J a, cn ik wil ook iets eten, ik heb honger. Ze hebben hier lekkere broodjes met ham of kaas. Saski:i Goed idee, ik neem een broodje kaas en een thee. Karo Prima. Eh.. meneer... mag ik even bestellen? Ober Natuurlijk. Zeg het maar. Karel Een koffie, een thee en twee broodjes kaas, graag. (I'jfiil- df uur later) Karel Meneer... Kanik even betalen? Ober Momentje, ik kom zo. Saski.-. Hoevecl is een broodje kaas en een thee? Kare: Nee, nee, ik betaal. Saskia Oh, dank je wel. 56 / Help! Kuntumij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 57 lc. Oefening bij de tekst. Kies uit: Saskia, Karel, Saskia en Karel, gaan naar het eetcafe. studeren Spaans. neemt koffie en een broodje kaas. willen iets drinken. neemt thee en een broodje kaas. gaat in de bibliotheek studeren. betaalt de rekening. 2c lVfcninBbii d£tekst I zcsk-zi""'"" I n de goede volgorde. y.in Dam wil bestellen. V in Dam ontmoet Willems in een restaurant. \V i'lcms is in Rotterdam voor zijn werk. \\ ilkms wil graag een glas appelsap. Wilk-ms cn van Dam maken kennis. Van Dam bcstelt een rode wijn. V.-.p Dam besteh een rode port. 2 TEKST 2a Lees de introductie. Meneer Willems is bedrijfsleider van een Supermarkt in Houten. Hij is vandaag voor zijn werk in Rotterdam. Daar heeft hij een afspraak met meneer Van Dam. Meneer Van Dam importeert Spaanse en Portugese wijn. Spaanse en Portugese wijn is ook populair in Ncderland. Mcnccr Willems heeft veel soorten wijn in zijn Supermarkt, maar nog nict veel uit Spanje en Portugal. Misschien gaat hij zaken doen met meneer Van Dam. Meneer Van Dam ontmoet mcnccr Willems in een restaurant. 2b Luister nu naar tekst 2b. Kijk niet in het boek! @K§) Van Dam Gocdemiddag, bent u meneer Willems, uit Houten? Willems Ja, datklopt, en danbent u... Van Dam? Van Dam Ja, inderdaad, aangenaam, cn welkom in Rotterdam. Willems Dank u. Van Dam Gaat u zitten. Wik u iets drinken? Willems Eh..ja,ikwil weleen.... eehh Van Dam Misschien een lckker Portugees wijntje? Willems Eh..nee, geen wijn, misschien later. Geeft u mij maar een glas appelsap Van Dam Oke. Johan.., mag ik bestellen? Johan Zeker, meneer Van Dam, zegt u het maar. Van Dam Een rode port, en een glas appelsap, graag. Johan Sorry, we hebben op dit moment geen rode port. Van Dam Geen rode port? Maar, Johan, dat kan toch niet! Nou, geef dan maar een rode wijn. En heb je de menukaart? Johan Zeker, meneer. Dus.. een rode wijn, een appelsap, en de menukaart. Komteraan. < i IrKS'l ,a De agenda van Saskia APRIL ■rEKia _ 27 april n .andag *&.. ör*vMv»s*:Rc3...................... 28 april dinsdag 3i'0Q'iHw:....C»Llq«.Sp*.*>t$ ......£j**»m.«A*4s........... l\:oo uur\ S.pW*fcV**f4yV«*Wr.. 29 april wnnnsdag 3.'60 vw<"v T^y-«-|t*y^*yV • APRIL -MEI 30 april donderdag koninginnedag \S"i»0. Mfxr-. Y>«Vs'w • \ ■. «*==^ 2jO ' 00. uur ..'..... «SOV<£$k......................... 1 mei vrijdag I 2 mei zaterdag 3 mei zondag De Heck van Saskia Saskia gaat elke morgen naar Utrecht. 7x gaat 's ochtends naar College. 's Middags studeert zij altijd in de bibliotheek. 's Avonds is ze thuis, in Houten. 's Nachts slaapt ze. Opmaandagmorgen heeft ze 'grammatica1 van professor De Vries. In hef Weekend heeft ze geen Colleges. 58 / Help! Klint u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 3b Oefening bij de tekst. Wat doet Saskia in de week van 27 april tot 1 mei? Voorbeeld: Op maandagmorgen hecft zij om 10 uur grammatica. 3c Feest- en gedenkdagcn 1999/2000 1999 2000 Nieuwjaar vr 1 januári za 1 januári Goede Vrijdag vr 2 april vr 21 april Pasen zo-ma 4-5 april zo-ma 23-24 april Koninginnedag vr 30 april zo 30 april Dodenherdenking di 4 mei do 4 mei Bevrijdingsdag wo 5 mei vr 5 mei Hemelvaartsdag do 13 mei do 1 juni Pinksteren zo-ma 23-24 mei zo-ma 11-12 juni Kerstmis za-zo 25-26 december ma-di 25-26 december Herste schooldag 18 8 Herfstvakantie 13 10 t/m 17 - 10 Kerstvakantie 22 12 t/m 2 -1 Crocusvakantie 23 2 t/m 27 -2 2e Paasdag 13 4 Voorj aarsvakantie 27 4 t/m 5 - 5 Plemelvaartsdag 21 5 Pinkstervakantie 1 6 t/m 5- 6 Zomervakantic 6 7 t/m 14 -8 4 TAALHULP Afspreken \Oii]lk 111 Ik heb zinin-Zullen wc — Ga jemeenaar. positicf ncgatief Ik heb zin in koffie. Ja, leuk. Nee, dank je. Zullen we koffie gaan drinken? Prima. Sorry, ik kan nki . ? Ga je nice naar de bioscoop? Goed idee. Nee, het spijt me. (ir n.ian «r.:attoe? Naar de snackbar. «■ ii v. li rs eten? In het restaurant. In bar. café of restaurant BESTELLEN y^hi'i maaríinformeel). Magik-_ 2eer u het maar (fonneel). Ik wil graag Gccf mij maar - graag. alstiiblieft. Ddtľ>dan. í UUMMATICA BF.TAr.EN Kan ik_? Mag ik een koffie? Ik wil graag een broodjc kaas. Geef mij maar een pilsje. Een biertje graag. Een thee alstiiblieft. Twee cola. Kan ik even betalen? Negatie 1 VRAGEN I leb je een huis? Heb je een fiets? Wilt u een broodje? Wilt u thee? Wilt it suiker en melk? \\ iltubroodjes? Nccmjecfe bus? Ken je bet restaurant? I lebt u de menukaart? NEGATIEVE ANTWOORDEN Ik heb geen huis. Ik heb geen fiets. Ik wil geen broodje. Ik wil geewthee. Ik wil geen suiker, wel melk. Ik wil geen broodjes Ik neetn de bus niet. Ik ken het restaurant niet. Ik heb de menukaart niet. VK,\GI.N : Met welke twee woorden kunt u een negatief antwoord geven? , ^-.iiiiitvrgebruiktu _, waiineer gebruikt u _ 60 / Help! Kunt u mij helpcn? I Help! Kunt u mij helpen? / syntaxis 4: zinnen met meer dan één verbum GROEPA Wil je iets eten} Mag ik even bestellen} Kan ik betaleni Zullen we ergens koffie drinken} Kunnen we hier eteni Ga je vanavond mee iets drinken} GROEPB Ik wil iets eten. Karel wil de koffie betalen. U kunt hier eten. Ik ga na de les iets drinken. Wat wí7 je drinken} Waar zullen we naartoe gaan} Waar ga je iets drinken} VRAGEN. Vul in. GROEPA: Al deze vragenhebben. .verba,een _ - vorm en een _ Op welke plaatsen in de zin staan ze? a op de le endc2e plaats. b op de le en de laatste plaats. c op de 2e en de laatste plaats. GROEP B: Al deze zinnen cn vragen hebben -Op welke plaatsen in de zin staan ze? a op de le en de 2e plaats. b op de le en de laatste plaats. c op de 2e en de laatste plaats i Wat is de regel denkt u? ' kunnen zullen mögen willen SINGULARIS 1 ik kan zal mag wil 2 jij kunt / kan zult / zal mag wilt / wil u kunt / kan zult / zal mag wilt / wil 3 hij kan zal mag wil zij kan zal mag wil l'LUK \l IS 1 wij kunnen zullen mögen willen 2 jullic kunnen zullen mögen willen 3 zij kunnen zullen mögen willen -verba, een_ - vorm en een Spcllinp kort pak pakken spei Spellen w/1 willen k#s küssen stop stoppen laní! maak maken speel speien woon wonen stwwr sturen i. .. linger) "] A All II 1 1» I'crsoon A en ti maken een afspraak. C is de barman. Kies de goede reactie. 1 a Zullen we iets gaan drinken? B □ Ja, goedidee. □ Nee, ik wil tbee. •2 A Waar gaan we naartoc? B. □ Naarhet museum. □ Naar het café op de hoek. A Prima. In het café 3 A Ik neem een cola, wat wil jij ? B □ Ja, geef mij maar een biertje. ^: Q Geef mij maar een biertje. 4 A Mcncer, mag ik even bestellen? c ü Alstublieft. □ Zeg het maar. A Een biertj e en een cola, graag. 5 A Kan ik even betalen? B Nee, nee, ik betaal. A □ Dank jewel. □ Alsjeblieft. 62 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunlu mij helped / 63 Een voorstel doen Voorbeeld: Ik heb zin in thee. Zullen we ergens thee gaan drinken ? Een af spraak maken Werk in tweetallen. Voorbeeld: ergens - eten - vanavond Zullen we ergens gaan eten? • Ja leuk. Wanneer? Vanavond? Zullen we vanavond ergens gaan eten? Goed, tot vanavond. 1 iets - drinken - morgenavond 2 naar de bioscoop - maandag 3 naar een concert - volgende week 4 naar de rommelmarkt - op koninginnedag Maak nu zelf een afspraak. S ". :!„„,■■ ernirtbij?Waaromnict? , .n liii ľtje - een kopje koffie - een glas wijn - een broodje . rlii-i. - appelsap - bier - koffie 7 v„,.r|.i.ir - maart - zomer - herfst 4 ni:1.iiKl.ig-woensdag-weekend-vrijdag <; (kľ'K-ľ november - april - zomer í i uhu id - vandaag - avond - middag ■SpĽ^..-,. ľ.-|||!lllllÍ!.''ť11 11 „ľ m in /ľ, niet de auto, met de fiets, met de bus, lopend? :de woord. een kind. De moeder moet het kind naar school brengen. Kind MuoltT Kind Mill'lllT Kind Mlli-l'lT Mamma, hoe gaan we naar school? Lopend, want mijn fiets is kapôt. Dus [kunnen/mogen/zullen] we niet met de fiets gaan. Ik [kan/moct/wil] niet lopen. [Kunnen/willen/zullen] weniet met de auto gaan? Nee, want pappa heeft de auto. Dan [mag/wil/zal] ik met de bus. Oké, dat [kunnen/moeten/willen] we doen. Dan [kunnen/moeten/ zullenl we nu vlug weg, want de bus vertrekt al over vijf minuten. <; KAMM AI ICA C uvi .■.:«» (■ ird op de vragen. Kijk naar tekst 1 en tekst 2. VOCABULAIRE I DrinktSaskia koffie? 1 ľi-r Saskia een broodje kaas? 3 Retaalt Saskia de broodjes? 4 Kent meneer Willems de ober? 5 Neemt meneer Van Dam rode port? 6 Vraagt meneer Van Dam de menu-kaart? Wat volgt? 1 februári, maart, _ 2 donderdag, vrijdag, _ 3 vanmorgen, vanmiddag, 4 jum, juh, —:-- 5 dinsdag, woensdag, 6 middag, avond,__ Geef antwoord op de vragen. Bedenk zelf het antwoord. 7 Spreektu Spaans? 12 Begrijpt u de oefening? & IVgiijptu Chinees? 13 Wilt u suiker en melk in de koffie? 9 Let i. kaas? 14 Weet u de bibliotheek? !() Drinkt u bier? 1.5 Studeert u biologic? 11 Hebtu een fiets? 64 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 65 Zet de woorden in de goede volgorde. Voorbccld: iets - wilt - u - drinken - ? Wilt u iets drinken? 1 ik - de kaart - mag - alstublieft - ? 2 deze stoel - is - vrij - ? 3 eten - Nederlanders - wanneer - ? 4 zin - in - ik - een glas Witte wijn - heb - . 5 ik - mag - bestellen - ? 6 met mij - ga - naar een cafe - je - ? 7 samen - Saskia - gaan - en haar moeder - naar het Station - 8 jij - altijd - met de bus - naar de les - ga - ? LUISTEREN (gXg) Personen en situatie Twee klanten (A en B) gaan naar een cafe, zij bestellen bij de barman. a Luister enkijknogniet in het boek! b Luister nog een keer, vul nu in. lw«H-n«i«iwat« , ,.r drie klanten, m een snackbar. |.ťp Ulili' Cl. ULIV. KLANT A 4 /- 5 /. KLANT B V ni "1- Wut bestel t hi j/zij f ■ EcíhJj/áihctmrttenop? • ii * : l.uistťi en Mil in- Magik afrekenen? ■SÄfe--- !■■ 2/--- 3 /------ MM 12 * Pcrsimi-n cn situatie t Mocder met een kind, zij zitten in ecn restaurant en wachten op de ober. KLANT C barman MueJtr Wil je kip? klant A Mag ik twee ? i Kind Nee. barman Alsjeblieft, dat is vijf gulden. *■ Moeder Wat wil je dan? klant A Alstublieft. K nd Patat met appelmoes. Waarom bestel je niet? barman F.n ? Mm-dt-r Omdat de ober niet komt. klant B Een koffie en een broodje, Kuní Waarom komt de ober niet? barman Mocder Omdat hij het druk heeft. klant B met melk. Kind Waarom heeft hij het druk? barman Een broodje ham? .Vlueder Omdat hij veel mensen moet helpen. klant B Nee, mij maar kaas. Hoeveel is dat? Kind Waarom gaan we dan niet weg? barman ! Moeder Omdat ik iets wil eten. En nou moet je stil zijn! Alstublieft, een koffie. Het broodje eraan. i uisti i en /eg de zin met'omdat 'na: ť.....liivld: Waarom wil je cola? Omdat ik dorst heb. Waarom wil je een broodje? Omdat ik bonger beb. 66 / Help! Kunt u mij helpen? I ■ Help! Kunt u mij helpen? / 67 Waarom wil Waarom wil Waarom wil Waarom wil Waarom wil Waarom wil ethee? e een kroket? epatat? e appelsap? ekip? Omdat ik dorst heb. Omdat ik. hunger heb Omdat ik honger heb. Omdat ik dorst heb. Omdat ik hunger heb. Omdat ik dorst heb. If. » L.uiW"r Vij" Vul cnzcrecn • in dc juiste kolom. ill ..... |..,n.djckaas,2eenkopjekoffie :\ F PROSODIE 13 • Luister naar de docent. 14 • Luister en zeg na, let op de zinsmelodie. Zeg het maar. Zegt u het maar. Mag ik een kopje koffief Geefmij maar een kopje koffie. Kan ik even betalen? Ik heb zin in koffie. Zullen we koffie gaan drinken? Waar gaan we naar toe? 15 • Luister naar de docent en zet een a in de juiste kolom. Voorbeelden: 1 Utrecht 3 Saskia 2 mevrouw 4 Maria Vul in. 17 ■• l.uiiti'i it i.ir :kí i 'I'n '■ Vi elke twee zinnen zijn anders? A 13 C D _ , _ ,, 1 • 2 • 3 • 4 • i SnHI ZcIil-iH :.\ ul.ugcollege. e lli Hij J rriAi ivn kopje koffie. f c Hij wil v.nJ ■ g betalen. g d Ik nu: dc lit-ts. 18 • • 1 lotirr u een vraag? We Ja Nee 1 □ _l 8 □ □ i :J J 9 □ □ 3 J J 10 □ □ 4 U J 1.1 □ □ íljlií J J 12 □ □ lili J ..1 13 □ □ till! ■J J 14 □ □ 19 -- Hixiri ;i ivr. vr.i.i j.? 1 □ u hebt gert ■ierveerd. 5 □ □ u liebi uci'i serveerd? □ 2 □ I hebt gcreserveerd. 6 □ Ll I hebt geit ■serveerd? □ 3 ■J r lu-lu int c bier besteld. 7 □ □ i lichr e bier besteld? □ 4 U 1 IkIm iwi e bier besteld. 8 □ j i hi-l>i i v, té bier besteld? □ Dus jij neemt koffie. Dus jij neemt koffie? Dus jij neemt koffie. Dus jij neemt koffie? U bent geen Nederlander. U bent geen Nederlander? U bent geen Nederlander. U bent geen Nederlander? 68 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 69 SPREKEN 20 # Wat doet u deze week? Vul uw agenda in. Vraag en antwoord. Werk in tweetallen. Voorbeeld: cursist A: Wat doe je maandagmorgen? cursist B: Dan heb ik Nederlandse les van 10 tot 12. 21 • a In het café Spreekoefening voor 3 personen. Twee vrienden (vriendinnen) in een café. SJkLADES Mexicaanse salade /14,25 salade met kidney en witte bauen, mais, pllnboompitten en een poprikadressing Tonijnsalade /13,25 gemengde salade met tonlfn, komkommer, ei, olijven en een dressing van mierikswortei Geitenkaassalade /14,50 salade met geltenkaas, komkommcr. lomaot, pijnboampitten, tinning, en kruldendressing Chef's salade /15,75 Grand Entree Lofen f 33,- een varieté van koude voorgerecaten vaar 2 personen IOSTI S Tosti kaas Tosti ham/k'aas Tosti italia / 4,50 Is.- f 6,50 cursist 1 Wil je iets -Wat wil jc -Wil je een _ cursist 2 Een. Een. - graag. . alsjeblieft. Ik heb liever een_ Geef mij maar een. cursist 1 en 2: AFREKENEN Kan ik even betalen? Hoeveel krijgt iti van ons? cursist 3: ober Zegt u het maar. Kan ik u hclpcn? Alstublieft. cursist 3, ober: AFREKENEN f-f- - alstublieft. . bij elkaar. 11 ,1!lt^.^d-W«k in tweetallen. \<-u—^ t wonen • Rotterdam i V*r^;,.iir;a^^í«rdam? b Ja, ik woon in Rotterdam. En u? ■ i i . drinkcn • koffie "onnkiij koffie? b Nee, ik drink .geen koffie. |yl M llt 1 ' ~———- ■■■■---- En jijf Ik.H.k niet./Ik wcl. Wimen • Amsterdam • lopen • het centrum drinken • dice • weten • de weg naar het museum spreken • Nederlands • zijn • Nederlander studeren « Spaans • komen • uit Frankrijk gaan • het postkantoor • hebben • een fiets I ..SCHRI.IVi'V 2.$ Gccf antwoord op de vragen in complete zinnen. 1 ! k b: Li /in in een glas wijn? 2 Bcgrijpt u de oefening? 3 Is Nederlands moeilijk? 4 Hecft; Saskia een kamer in Utrecht? 5 Is meneer Van Dam Nederlander? 6 Spreken de heren Van Dam en Willems Frans? 7 Hebt u werk? 8 Begrijptudeleraargoed? 24 ■ .. Wat doet u 's Morgens 's Middags "s Aviiiids Wat eet en drinkt u 's Morgens_ 's Middags ___ 's Avonds _ 70 / Help! Kuntu mij helper? Help! Kuntu mij helpen? / 71 LEZEN 25 .TÖPfwl TRADiTiONEEL TURKS RESTAURANT Van gezellig tot romantisch tofelen 1 t/m 100 pers. • Familiediners • Zakendiners ■ Vegetarische gerechten • Mogelijkheid tot afhalen en bezorgen Ma. t/m zo. van 16.00 - 23.00 uur geopend. Mariastraat 8 ■ 3511 LP Utrecht • tel.: 030 ■ 233 26 58 Dagelijks geopend van 11.00 tot 02.00 u\ Zondag van 11.00 tot 01.00 uur Lunches - Borrels - Recepties - Presentaties ill- nun: DI SM Mil HAK v.lu.if I7.IIM Inlichtingen/reserveren Springwcg 50 Tel 313789 (bioscoop) ot 317152 (cat'cj umaiensuep / 6,50 DACSCHOTELS WET SAI ADE: Vegetarische Quiche /15.00 Curry-groenteri srhotel /17.S0 (Vegetarisch» Dagschotel (var.) / 17.50 Pasta Pešto Mexicaanse taco's /I7.50 '" 't (kip) /17.50 Restaurant (boven) kan gereserveerd den door jjroepen vanaf 12 personen JTBUT-LUNCH-DINER-CAFE de * van . poort kleef Café-Restaurant 1' Zalencentmm Maart roert z'n staart Maand Menu (fl.37,S0 p.p.) Coburger ham rnel Frisse meloen Pannetje vis met paMa en kreeitensaus of Kipfilct gepaneerd met sesamzaad & perziksaus ťoirrs Belle-Hélěne Wijn Tip; ViUa Regia Branco / Tinte. - D.n.ro, Portugal Mfiriaplaats 7, Utrecht, tel. 030-23lfiniU Kijk naar de advertenties. Kies waar of niet waar. Waar of niet waar? 1 In café 'Orloff kosten alle maaltijden / 17,50 2 In 'De Poort van Kleef' kost een menu voor twee personen / 75,-. 3 'Passage to India' is elke dag open van 11.00 uur tot 23.00 uur. 4 Café 'Springhaver' is elke dag open tot 2.00 uur. 5 Restaurant 'Topkapi' is zeven dagen per week geopend. 6 In café 'Orloff kun je ook reserveren voor een groep van 10 personen. 7 In 'De Poort van Kleef kunt u goede Portugese wijn drinken. 8 In 'Passage to India' kunt u niet vegetarisch eten. 9 Café 'Springhaver' is meer dan hondcrd jaar oud. 10 Bij restaurant 'Topkapi' kunt u ook eten afhalen. Indian - Tandoori RESTAURANT PASSAGE TO INDIA '(a'ii/iswi m íiii.ítwi-íif/ií, rtytursete íji s-BWtíBsivcti'j ma 17 IX - 2iW mi zůimrs &Mpir-d tm 11 CO - 2SW nt radHHf HjWtit/ UllAZUtKCkt "»30 - 231 0Í OCK VOL'R GRUEťEN, KfcC"£PI7í IN CATERING SERVICE mm m waar met waai □ □ u □ □ □ □ □ u □ □ □ □ □ □ □ Ncderh"Jsť feesfdagen „3 in welk seizoen? (Kijk in een agenda ViH'r--""1''1'' . . ,,rillkj.d.ii;. de opening van hetparlement 'J .,.. dag? °P zondag/ op maandag/ op dinsdag/ op woensdag/ op donderdag/ op vrijdag/ op zaterdag Is. sir/OEN? in de zomer/ in de berfst! in de winter/ in de leme 6 13 20 » ■ 7 14 21 28 1 a 13 22 29 2 9 19 23 3D 3 10 17 24 31 4 11 18 25 2 9 ' » 2 9 16 23 gj§ m 3 10 17 24 I» 4 11 18 25 t£j I D 12 19 26 Wil * 2 Bnsani Pancami i Hméloes _ i Zic Holíka dahan (12 nuart). 11 Gcbnmtcdaj; Kwumi Dayananri ; Hfmíita Swami Dayanand was de oprichter van Je Ary.i Sain.y. : Lantaurnlccit E - CňlřMSrell \ De. viering van líct Cfuuese nieuwjaar I wordt afgcsloteu bij de «erste volle maun van het Chinese jaar. 6 13 20 27 7 14 21 1 6 1£ 22 S 16 23 39 Hj 3 10 17 24 31 III 0 4 11 18 25 Wk 1 S 12 19 26 K 6 13 20 27 Kj 7 14 21 2a Bi . 1 8 15 22 29 Hf '.i ca 24 Cartiav.il (r\ú lie dagen voordat de va«cn bt-gint zijn dagen van vrolijfchcid cn vrrkle-den. D«e worden afgcslnten mut as-woensdag, 25 fehniari. .',5 Mahn Siwraďi De naeht van dc pore Shiva, de ver-nieuwer. Wordt voornaiiielijk in tem-peU geívierd. 1 Sintcrklaas op 5 december 01'wel.kedag? op zondag/ op maandag/ op dinsdag/ op woensdag/ op donderdag/ op vrijdag/ op zaterdag i:- »111, seizoení in de zomer/ in de herfst/ in de winter/ in de leňte 2 Knningimiedag, 30 april opto.i ke dag? op zondag/ op maandag/ op dinsdag/ op woensdag/ op donderdag/ op vrijdag/ op zaterdag in welk seizoen? in de zomer/ in de herfst/ in dc winter/ in de lente 72 I Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 73 3 Bevrijdingsdag, 5 mei OP WELKE DAG? IN WELK SEIZOEN? 4 Moederdag OP WELKE DAG? IN WELK SEIZOEN? 5 Nieuwjaar OP WELKE DAG? IN WELK SEIZOEN? op zondag/ op maandag/ op dinsdag/ op woensdag/ op donderdag/ op vrijdag/ op zaterdag in de zomcr/ in de herfst/ in de winter/ in de lente op zondag/ op maandag/ op dinsdag/ op woensdag/ op donderdag/ op vrijdag/ op zaterdag in de zomer/ in de herfst/ in de winter/ in de lente op zondag/ op maandag/ op dinsdag/ op woensdag op donderdag/ op vrijdag/ op zaterdag in de zomer/ in de herfst/ in de winter/ in de lente Vulin. Feestdagen in uw land. OP WELKE DAG? _ IN WELK SEIZOEN? _ «I EZA , tirintroductie. . i Ii /•]'■ rtienden. Zij ontmoeten elkaar op straat. Jan stek voor met Karel iets te ^' ' i - i--Ii K-irel kan rm niet mee, maar zij maken een afspraak. £i.:u irin1"1'11, ' p :, , . -I'snraak? Waar gaan zij naar toe? ,1, i hu er na - i' -le tekst- Ki'k niet in het boe'<;! Kjrel |an K.irel Jan karel lau Karel Jan Kaivl Hé dag, Jan! Hallo Karel. Lang niet gezien. Hoe gaat het met je? Goed, en met jou? Uitstekend. Zeg, zullen we even iets gaan drinken? Sorry, ik kan niet. Ik heb geen tijd. Ik moet eerst naar de bibliotheek. Daarna moet ik een cadeautje kopen want ik ga naar een vriendin. Zij geeft een feestje want ze is vandaag jarig. Kunnen we voor volgende week een afspraak maken? Goed idee. Zeg het maar. Wanneer kun je? Volgende week woensdag? Kom dan eerst bij mij iets drinken en daarna gaan we naar de bioscoop. Goed? Prima. Hoe laat? Oni half negen? Goed. Tot volgende week woensdag. Lcuk. Tot dan hé! 74 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 75 2 TEKST 2a Lees de introductie. Remco Willems is 17 jaar. Hi j 7,it in de vijfde klas van de havo" en moet dit jaar eindexamen doen. Hij heeft goede resultaten op school, maar het gaat niet goed met wiskunde. Daarover heeft hij vandaag een afspraak met de wiskundeleraar, meneer Pieters. '' HAVO: een schooltype vnor kinderen van 12 tot 17 jaar. 2b Luister naar tekst. Kijk niet in het boek! Pieters Remco Pieters Remco Pieters Remco Pieters Remco Pieters Remco Pieters Remco Pieters Remco Pieters Remco Binnen!... Ah, Remco. Ga zitten. Dank u. Hoe gaat het met je? Tja... het gaat wel. Ik wil eens even met je praten. Je hebt goede resultaten voor veel vakken. Ja, gelukkig wel. Oke. Prima, maar ... het gaat niet goed met wiskunde! Ja..dat is zo, meneer. Ik vind wiskunde moeilijk. Begrijp je het niet goed, of... Ja, soms begrijp ik het niet. Dan kan ik mijn huiswerk niet goed maken. Luister, Remco, ik heb een voorstel. Jij werkt thuis een half uur . per dag aan wiskunde, en ik geef jou een uur per week extra les. Wat vind je? Dat is misschien wel een goed idee. Zullen we volgende week beginnen? Maandagmiddag om vier uur? Ja, goed. Afgesproken! Tot maandag dan. Oke. Dag, meneer. 2c Oefening bij de tekst. Waar of niet waar? waar niet waar 1 Remco moet volgend jaar eindexamen doen. □ □ 1 2 Remco heeft geen goede resultaten voor wiskunde. □ □ 3 Pieters gaat Remco één keer per week extra les geven. □ □ i 4 Remco moet thuis een half uur per dag aan wiskunde werken. ( □ □ 5 De extra les is op maandagmi'ddag van vier uur tot vijf. □ □ í (iiitmocting btsriK-ting H>ll<>. Da*' <,i-,i\li.m<->r;:c!i. ■Gocdt-middaii,. (.oceli1!." ind.. I-TING H, fat het metu? bet met je? H.iĽji.ut herermee? Hui-ishet? ecu reden lk k.™ nietííMw/-- UFACTIF. positief Goed, dank u. Prima, en met jou? Uitstekend. negaticf Het gaat wel. Niet zo best. Siecht. een icgenstelling Ik vind het wel leuk, maar ik kan niet. I kt g.:.it ľ< ied met economie, maarhet gaat niet goed met wiskunde. nľsclieid 1 ii: viilgende week woensdag! Tot d. in! detijd V.'anreerkunje? Hot l.tat? ANIWOOUI) Volgende week woensdag? O m half negen. : Maandagmiddag om vier uur. 5 over half 4 kwart voor 4 76 / Help! Kuntu mij heipen? i I Help! Kunt u mij heipen? / 77, Ecu afspraak 4 GRAMMATICA negatie 2 VRAGEN Kom je nit Nederland? Zit je op de HAVO? Gaat u met de taxi? Gaat u naar hct station? negatie 3 VRAGEN Gaat het goeď! Vind je het lekkerl negatie 4 VRAGEN Begrijptu mij? Rooktu? Kom je? NEGATIEVE ANTWOORDEN Nee, ik kom niet uit Nederland. Nee, ik zit niet op de havo. Nee, ik ga niet met de taxi. Nee, ik ga niet naar het station. NEGATIEVE ANTWOORDEN Het gaat niet goed. Ik vind het niet lekker. NEGATIEVE ANTWOORDEN Nee, ik begrijp u niet, Nee, ik rook niet. Nee, ik kom niet. VRAGEN Kijk naar alle negatieve antwoorden. Wat kunt u zcggen over de plaats van het woordje 'nieť? I pronomen personale als object en achter een prepositie De leraar helpt me/mij haar je/jou ons u jullie hem hen/hun/ze Hoe gaat het met je/jou? Is dit boek van hem? Ik ga morgen naar hen/ze toe. /.oik de cßdie combinatie. He.haI í unibmaties kunt u maken? 1 Hoc gaat het ermee? 2 Hallo! j Ga je mee naar de bioscoop? 4 Gonlemiddag. a Nee, ik heb geen zin. b Nee, dank u. c Sorry, ik kan niet. d Hoe gaat het met u? e Goed, en met jou ? f Prima, g Hé hallo! I uisterén hcrhaal: Tot dinsdag! Tot straks! Tot vanavond! VuorhrrlJ: íktnoet nu weg, want de les begint om zeven uur. Maar ik ben om tien uur weer terug. Tot straks! cursist; Tot straks. - Ik heb gccn brood in huis, maar ik kan niet weg, want Piet komt zo längs. Wil jij evcn brood voor mij halen? . Ja, ik doe het wel even.___ cursist:----.....---. - Heb je zin om dinsdag längs te komen? « Ja, watleuk! - Gocd dan,-- cursist: ._.......___ - Ik ga nu naar huis, maar ik kom vanavond weer tcrug. Goed,___ cursist:___ - Wannecr kom je terug? • Ik weet het niet precies. - Nou,___ , cursist:___. 78 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 79 3 <>n Maak het antwoord compleet. Voorbeeld: Ik ga nu naar huis, maar ik kom vanmiddag weer terug. Goed. Tot vanmiddag! Ik ga even naar het postkantoor. Oké,___ Ik moet naar de stad. Ik moet naar de markt. Vrijdag hebben wc toch les hě? Ja hoor,--- Magik vanmiddag even bij jekomen? Ja natuurlijk,___ Kunt u nu de weg alleen vinden ? Ja hoor, dank u weL_______ ct goede woord. oeken terugbrengen naar de bioscoop/bibliotheek. e woord is : bibliotheek. . |^ t-c'ii cadeautje kopen voor mijn moeder want ze is morgen feest/jarig. i WiHi-i Aullen we voor volgende weeklmaand vrijdag een afspraak maken? i Raut" ttaat/zit in de vijfde klas van de havo en moet dit jaar examen li'ii 'i i. 4 De volgende les is woensdagmiddag op/om twee mir. > (Nu- g.ut het metl ermee je vader en moeder? f, i;c drink geen koffie maarlwant ik vind koffie niet leukllekker. 7 V.itidaag eten we niet veel want we zijnlhebben geen honger/dorst. 5 li:ha islkomt uit Engelsl Engel and en spreekt redelijk Nederlands. 9 Hij wil nog beter Nederlands sprcken en daarom wil hij een cursus genenlvolgen. 10 l.cr cursus voor beginners is natuurlijk te gemakkelijklmoeilijk voor hem. VOCABULAIRE Wat hoort bij elkaar? U kunt meer combinaties kiezen. \'ul in. mddi túivant. een cadeautje een feestje een afspraak een examen huiswerk doen kopen maken geven • Hoi! Volgende week. -. Kom je ook? Ja graag, bedankt voor de uitnodiging. Ik ben een beetje zenuwachtig. Ik moet vanmiddag Nou, veel succes! Ik ga volgende week naar een feest. Wat voor een_L_ Misschien een boek of zo? Ha die Pict, lang niet gezien! Nou zegdat wel. Kom eens längs! Zullen w-e-fneteen een. Ik begrijp niks van die wiskunde! Kun je me helpen mijn _ Ik wil het wel proberen. zal ik - 1 ,\read neemt een broodje 2 licrend heeft ook honger _ _hij heeft honger. _hij neemt geen broodje. 3 Arend heeft zin in een broodje kaas _ er is geen kaas. ' 4 Hij wil na de lunch een sigaret rokcn_jc mag in de kantíne niet roken. .5 .Vľidrazitopeenterras _ze ziet geen ober. 6 Ze wil iets drinken _ ze heeft dorst. 7 Dai i ziet ze een ober. Ze roept hem _hij hoort haar niet. S 1 >:in gaat ze wcg_ze kan niet meer wachten, ze moet naar een afspraak. GRAMM*. ľlCA ■i Vf.it luinrtbij'elkaar? b Sdľľl i.c zinhelemaal op. c Ondcrstreep niet of geen en het bijbehorende woord. Voorbeeld: /.in I hoort bij e Wc Remco, ik wil je spreken want het gaat niet goed met wiskunde. 80 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 81 Remco, ik wil je spreken want_____ Ik kan nu niet naar de kantine want__ lk kan niet met dc fiets naar school want _ Maria uit Itálie woont in Nederland want Sorry, kunt u dat herhalen want__ Ik neem een bróodjc want-- We hebben vandaag vrij want__ Ik wil geen koffie want__ -ik moet nu naar de bibliotheek. _het is Koninginnedag. — - zij wil hier studeren. -ik heb bonger. _het gaat niet goed met wiskunde. _mijn fiets is kapôt. -ik heb geen dorst. -ik begrijp u niet. 8 0& Maak het antwoord (b) negatief. 1 a Zeg, hoe gaat het met je? b Het gaat goed met mij. 2 a Ga je mee naar de bioscoop ? b Ikhebtijd. \ 3 a Zullen we een kopje koffie gaän drinken? b Ik heb zin in een kopje koffie. 4 a Waar is de Kalverstraat in Amsterdam? b Ik weet de weg in Amsterdam. 5 a WaarisKarel? b Hij zit in het restaurant. 6 a Wil jeeenstukjechocola? b Ik houd van chocola. 7 a Gaanjullie mee naar het zwembad? b Hoe? Wij hebben een fiets. 8 a Waarom gaan Karel en Jan weg? b Zij vinden het verhaal interessant. 9 a Wil je suiker en melk? b Ik wil suiker in de thee. 10 a Meneer, mag ik een sigaret roken? b Je mag in de les roken. HUEI Kio 1<1'' '< wĚĚĚ atief. Meneer Gonzalez komt uit Spanje. ;/■'■ //:■/'/ woont pas drie maanden in Nederland, maar je kunt heel goed Scderlands met hijlhem spreken. ) s iski.i Komt uit Nederland. Het gaat heel goed met zijlhaar. /.ii'IIstuckert in Utrecht. } H.ilUi IVter. Hoe gaat het met jeljou? \\v\ ik- int) gaat het heel goed, dank je. En met je/jou? 4 Cl< eiieiniddag mevrouw Willems. Hoe gaat het met je/u? 1 livl!'.' ■ dank jeljij wel Maria. En hoe gaat het met jeljoui í Hoc & n het met Remco en Leon? |k /ic "i' hetn niet zo vaak. Ik weet niet hoe het met zelhem gaat. h lk iM v i navond met Jan iets drinken. Ik zie haarlhem om acht uur in cen café. 7 Ik heb \ .inavond een afspraak met Saskia en Karel. Ik ga met baarlben ii-is eten in de stad. s I in en Karel: "Kunt u melons helpen? We/Ons zoeken het Centraal Museum.1 Meneer: "Natuurlijk. Uljullie moeten hier rechtdoor, en dan zien uljullie het museum na 200 meter rechts." LUISTtKI NT H) s Wm Hui- l.i.ii i"> In t? Luister en kies de goede tijd. I a 09.15 uur 6 a 14.45 uur b 09.45 uur b 15.15 uur 2 a 11.30 uur 7 a 07.05 uur b 12.30 uur b 19.05 uur 3 a 06.10 uur 8 a 10.45 uur b 05.50 uur b 11.45 uur 4 a 12.00 uur 9 a 20.25 uur b 00.00 uur b 20.35 uur a 22.20 uur 10 a 17.20 uur b 22.40 nur b 17.50 uur 82 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 83 (e)(5) li © o tm' Luister en schrijf de tijd in de agenda (in cijfers). Voorbeeld: U íioort: Om drie uur 's middags gaat Remco naar de voetbaltraining schrijf in de agenda: 15.00 uur: voetbaltraining. H - ^ , iw de Wit maakt kennis met haar nieuwe buren: Frans en Ellen de Jong en hun ... en I Ians. Heleen de Wit is een dame van ongeveer 70 jaar. /(unit:.'- :' Hoe laat gaat Remco 12 • Luister en kies de goede prijs. VRIJDAG 16 Oktober 7 16 8 V 17 N 9 18 10 19 11 20 12 21 13 22 14 23 15 vo«ttu\-VvaC\AÍv\^ 24 1 a / 2,25 5 a / 25,- 9 a / 2435,- b / 2,75 b / 20,50 b / 2345,- 2 a / 5,60 6 a / 165,- 10 a / 1200,50 b / 6,50 b / 156,- b / 1250,- 3 a / 35,90 7 a / 535,- b / 30,95 b / 553,- 4 a / 495,50 8 a / 785,- b / 459,50 b1 / 875,- ister naar de tekst. Uiisier en-vul in : u, je ofjij, jullie. Nianve Buren Frans de Jong Me\'-- PeWit l.licr Je Jong Mm'- PeWit f.l:en ili Jong Mevr. PeWit I'.lieii ile Jong Mjvt. Pc Wit "1 om Mm. PeWit 1 HIM Mm-. PeWit I 1.111s Mevr. I Ic Wit Mans Mm. lie Wit Dag mevrouw, ik ben Frans de Jong. O, _:- bent de nieuwe buurman. Mevrouw De Wit. Dag! Ellen de Jong. Ik hoop dat_ O, vast wcl. het hier prettig zult vinden. hier al? Hoe lang woont_ O, al vijfentwintig jaar en ik vind het hier nog altijd prettig. Wilt_even binnen komen? Wilt-missehien een kopje koffie? Nee dank__ Onze zoontjes speien buiten en dan weten ze niet waar wc zijn. O, daar zie ik ze toevallig. Jongens, komen_eens hier! Dit is de buurvrouw. Dag, hoc heet_? Tom. En hoe oud ben ? Vijf. En hoe heet_? Hans. En hoe oud ben_? Zeven. Ach, komt_nu toch even binnen. Nu wilt__misschien wel een kopje koffie. En Tom cn Hans, willen_een glaasjc limonade? 84 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 85 14 Personen en situatie John komt uit Ierland. Hij is nu een jaar in Nederland en volgt een cursus Nederlands. Hij is geen beginner. Hij spreekt redelijk goed Nederlands en volgt een cursus voor gevorderden bij een taleninstituut. Hij gaat naar de docent van de cursus, mevrouw Veenstr Luister naar de dialoog tussen John en mevrouw Veenstra en beantwoord dc vragen. VRAGEN 1 John praat over zijn Nederlands. Hoe gaat het met a lezen? _ b luisteren?_ c spreken?_7L d schrijven? _.. c grammatica? r 2 Welke cursus gaat John misschien volgen? 3 Hoe lang duurt de cursus, en hoeveel mir per week? 4 Wie is Henk? 5 Wanneer is Henk op het Instituut? 6 Wanneer kan John hem bellen? PROSODIE 15 • Luister en zet een streep onder het woord/de woorden met accent. Voorbeeld: Willen jullie wijn? Ja graag. * Voor mij niet , v..M.-:smijnglas? p,,, :,r:iit voor je! Mcv.d-t glas is voor jou. \l,r.i »ulonsiiitnodigen. /,• i\ il mij uitnodigen? ()|> scim'J zegt 7e nooit iets teSen me! 11illo. Kemco, hoe gaat het met je? (;,.ed IVier, enmetjou? Kom je vanmiddaghuiswerk bij me malten? viei.. koi-i jij liever bij mij, want mijn moeder is ziek. 1 ),in k.in ikhaar af en toe thee brengen en zo. . Okr. - Ik ga vanavond met Pien naar de bioscoop. Waai'oni ga je wel met haar en nooit met mij ? - ViVrlt je allang in het bedrijf? . ". drie jaar. En jij? - werk hier pas een jaar, maar Anneke niet. Zij werkt hier al bijna den jaar. Ift ■■■■ Luister naar dedocent. ■ I.n:sii.i. /i L een • in de goede kolom. ', budí i: I l'rnrlit 4 volgcndcweek .:. ■iievrouw 5 bibliotheek l Maria u c D K _. ._ , _ , , t ,_ 1 mm 5_ • Sil«*— • 0 « « 86 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 87 18 ® Luister naar de docent. Sl-íU.KrN 1 q m (SMg) Hoort u een vraag? Ja Nee 1 □ U 2 U □ 3 □ □ 4 U □ 5 U U 6 □ □ \ 20 « raar.. Luister en zegna. Klap, tik en zing! Gocdemorgen. (2x) Goedemiddag. (2x) Goedenävond. (2 x) Hallo! Hoe gaat het ermee? Prima! En met jou? Hctgaat wel. Dag. Hoc gaat het met je? Uitstekend! Dag mevrouw. Hoe gaat het met u ? Goed. Dank u. Hoi! Hoe is het? Prima! Met jou ook? Niet zo best. Niet zo goed. Siecht. 9 10 11 12 Ja □ □ □ □ □ □ Nee □ □ □ □ □ □ Dag! Tot volgende week! Tot morgen! Tot vanavond! Tot straks! Totdan! Ga je mee naar Amsterdam? Zullen we naar Amsterdam gaan? Ik heb cen voorstel: we gaan naar Amsterdam. Wat vinden jullic? Ja leuk! Prima! Goed idee! Nee, dank je. Sorry, ik kan niet. Nee, het spi j t me. Ik kan echt niet, want mijn dochter is ziek. . „.rwoord. Werk in tweetallen ^....Iwekl'-'i: pfrsoon a het mei jer Ga je meciets drinkeii? Hoe gaat her? PFRSOON B ja, Irak. Cioed, dank je. Nee, ik kan niet. Nie! zo best. 1 Zullen we naar de film gaan? 2 Hoi, hoe gaat het met je? 3 Ga je mee naar het feest? 4 Kom je morgen bij me eten? 5 Dag, hoc is het? 6 Kun je nie helpen mel het huiswerk? 7 Hoe gaat het met je op school? 8 Hallo, hoe gaat het met u? l> Gajemeenaarhetzwembad? 10 Hoi, hoe gaat het met je vader en moeder? 11 ■• Vraag en antwoord. Werk in tweetallen. ! begroeting \ oobstix: samen iets drinken 2 begroeting \ oorsthl: samen naar de bioscoop 3 begroeting 4 begroeting * oorstel: samen naar Amsterdam reactie: positief reactie: negatief, 'want reactie: positief, spreek een dag en tijd af reactie: negatief, 'want- reactie: negatief, 'want reactie: positief reactie: 'Wel leuk maar 88 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 89 h. - j Een afspraali 23 Bedenk situaties bij de volgende excuses. Werk in tweetallen. PERSOON A ŕíefe je zin om bij me te komen? PERSOON B Sorry, maar ik heb geen vervoer. Mijn fiets is kapôt. Mijn taňte is jarig. Ik kan 's ochtends niet uit mijn bed komcn. Ik ben nog met klaar met mijn huiswerk. Gajenieenaardefilm? fiee, het spijt me. Ik- i ZuilfU we ecn kopje koffie gaan drinken? SCHRIJVEN 24 • Geef antwoord op de vragen in complete zinnen. Voorbeeld: Bent u Nederlander? Komt u uit Nederland? Spreekt u Nederlands? Nee, ik ben geen Nederlander. Nee, ik kom met uit Nederland. Nee, ik spreek geen Nederlands. Ja, ik spreek een beeije Nederlands. 1 Bent u Spanjaard?____ Komt u uit Spanje? _ Spreekt u Spaans? _ 2 Hebtueen fiets? _ Gaat u vaak met de fiets ? _ Gaatumctdefietsnaardeles? _ 3 Begrijpt u veel van wiskunde? _ Kunt u wiskundesommen maken? Gaat u vaak naar een feestje? Houdt u van fecstjes? _ Gceft u een feest als u jatig bent? Bent u vandaag jarig? _ j Vťaarom leer je Nederlands? Ik leer Nederlands want- 4 (..i icnaarhuis? Ik iril ■'<«/ naar huis, maar— I.L/FN 1b *■ Aanbiťden van excuses V it hciort t-ijr elkaar? Vul ook niet of geen in. \lK)-hwW.Vraag 0 hoort bij Antwoord x: n l u buurvrouw vraagt: "Komt u morgenavond koffie drinken? Mijn man is jarig." \ "Het spijt mc, ikkan met komen want ik heb al een afspraak." f) liw buurvrouw vraagt: "Komt u morgenavond koffie drinken? Mijn man is jarig." i Ihv lcraar vraagt: "Waarom heb je je huiswerk niet gemaakt?" 1 hen vriem! vraagt: "Zullen we naar het zwembad gaan?" 3 IKv lcraar vraagt: "Waarom ben je altijd te laat?" 4 lem and vraagt tijdcns dc les: "Zullen we na de les bij mij thuis huiswerk maken?" 5 rVn politieagent zegt: "U mag hier niet parkeren!" '".Tft-noiiliEN x U ľi-gt: "Met spijt me, ik kan _komen want ik heb al cen afspraak." a U /egt: "Nee, sorry, ik voel me - goed want ik ben erg verkouden." I I ■ 'gt: "Pardon meneer, ik begrijp u--Ik spreek bijna ------- .lerlands. Kunt u langzaam spreken?" i V- -/tígt: "Het spijt me, meneer, ik heb - horloge." d Ľ /egt: "Ik begrijp de oefening-goed en ik heb - v.nordcnboek." e 11 /egt: "Nee jammer, ik heb nu _tijd. Ik moet na de les metecn ".uthuis." 90 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 91 27 O O f Tekst om te lezen en over te p raten. j Kent u de Nederlanders? Aan het einde van een gesprek of ontmocting zeggen we vaak: "Doe de groeten aan...................." Het antwoord is dan meestal: "Dank je wel, dat zal ik doen." 'Wat ik het moeilijkste vind aan Nederlanders is hun directheid. Ze hebben over alles en iedereen een opinie en uiten die ook. Dat heeft iets goeds, maar je moer er ook aan wennen, je niet ergeren dat beleefdheden worden overgeslagcn, je niet beledigd voelen.' Carl Niehaus ambassadeur van Zuid-Afrika in Nederland, 1996 In: BUITENBEELD VAN nederland; ccn uitgave van Radio Nederland Wereldomroep. 'Wij bieden buitenlandse werknemers de mogelijkheid om de cursus Understanding the Dutch te volgen. Veel buitenlanders moeten erg wennen aan onze manier van docn. Ze vinden het bijvoorbeeld heel vreemd dat we om de haverklap agenda's trekken, zelfs voor het maken van cen persoonlijke afspra .1. Of dat we op een verjaardag alle aanwezigen feliciteren met de jarige.' Martin de Jong In: 'VREEMD VOLK?' De Volkskrant 6 maart 1998 . . .^-introductic. Naar cľii feestje S,i-:d.t ľ> \audaag jarig. Karel, een vriend, gaat naar haar feest. Op het feest ont-moet hi j de moeder en de broer van Saskia, en Maria, een Italiaanse vriendin. lb Luistcr naar de teksr. Kijk niet in het boek! Karel Goedenavond meneer. Kunt u mij helpen? Ik moet naar Houten. Moet ik dan deze bus hebben? buši lu II en r Jazeker. Karel In Houten moet ik in de Kerkstraat zijn. Waar moet ik dan uitstappen? buschaffetir Dat is heel gemakkelijk. De eerste halte in Houten is de Kerkstraat. Wilt u mij toch even waarschuwen? busclufri-.i-- Natuurlijk, meneer. KarJ Bedankt. Saskia Hallo. Gezellig dat je er bent. K::,el Hallo, (kus, kus, kus) Gefeliciteerd! En nog vele jaren. Saskia Dank je wel. Karel Alsjeblieft. Hier is een klein cadcautje. 92 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 93 Saskia Karel Saskia Karel Saskia mevr. Willems Karel mevr. Willems Remco Karel Saskia Maria Saskia Saskia Karel Maria Saskia Maria Maria Karel Maria Karel Maria Karel Maria Dankjewel. Leukzeg, bedankt. Wat wil je: koffie met taart, of beb je liever wat anders? Nee, koffie graag. Een stuk appeltaart? Ja graag. Goed. Oh, dit is mijn moeder. Mam, dit is Karel. Dag Karcl. Dag, mevrouw Willems, gefeliciteerd met uw dochter. Dank je wel, Karel. Hoi, ik ben Remco, de broer van Saskia. Gefeliciteerd met je zus. (de bei gaat) Ik ga even opendoen. Hoi, Maria. Korn binnen. v Hoi, Saskia. Gefeliciteerd. Eh, ben je vandaag nou 21 of 22 geworden? 22. Leuk dat je er bent. Eh, Karel, kom eens even. Dit is Maria. Hoi, ik ben Karel. Hoi. Maria, wil je wat drinken? Ja, een cola graag. Jij studeert Spaans, hě? Ja, ik ben een studiegenoot van Saskia. En jij? Ik studeer biologie. Je komt toch uit Itálie? Je spreekt al goed Nederlands! Dank je. Ik ben nu 2 jaar hier. En mijn vriend is Nederlander. Aha... en hoe gaat het met je studie? Gaat wel. Maar alle lessen zijn in het Nederlands. Dat is soms nog moeilijk voor mij. 6 Dan gaat de bei. <. isHä gaat —_en Maria komt binnen. K Ma -ia - -biologie. i) K.iivlzegt: "Jespreekt- _ Nederlands!" |,i K-.irelvraagt haar: "Hoe -het met je ?" IJ ..___", zegt Maria, "maar alle-zijn in het Nederlands, dat is soms -voor mij." i I KK1« I" L)t- i'ainilierelaties van Harrie de Vries lc Oefening Vul steeds één woord uit de tekst in. Karel gaat naar het naar Houten. van Saskia. Hij gaat met de Bij de halte in Houten moet hij Hij geeft Saskia een- Saskia vraagt hem: "Wil je Karel neemt koffie en _ voor haar verjaardag. _anders?" Harrie is de man van Caroline. Caroline is de vrouw van Harrie. I tansde zoon van Harrie, en Bartje ook. Harrie is hnn vader Bart is het broertje van Hans. Jeanne is de moeder van Harrie. Jcuinc is de schoonnioeder van Caroline. Jimimii- is de omavan Hans en Bartje. Jul', hi is dc man van Jeanne. Hans i*. de kleinzoon van Jeanne, en Bartje ook. Anneki is de zus van Harrie. Annekc is de tante van Hans en Bartje. Harrie heeft geen dochters. Harrie heeft ook geen broers. VRAAG kfamilierelatie van Johan met alle andere personen? 94 / Help! Kuntu mij hclpen? Help! Kuntu mij helpen? / 95 TAALHULP (I Iartclijk) Gefelicileerd! Van Harte! ľrcttigc vakantie! Goede reis! Veel plezier! lemami iels Kievvenien: hij exanicn, iel» mocilijks Veel succes! Slerkle! Het beste! Beterschap! 1 overzicht 4 (;ram Urtica >IT.'- 1 ,SJ-.kiJ \\ -.rucent Spií; [■)t- -imiejciten Ji.lli-wíj s.^'ki.i.:n Karel VERBUM 1 REST VERBUM 2 (EN 3) studeert Spaans. gaat naar de kantine. heb zin in een broodje. moeten vandaageen test maken. mögen in de klas niet roken. willen naar de film gaan. willen iets gaan drinken. «•Mi.asis overzicht 2 VRAAC/WOORD / IETS ANDERS VERBUM 1 SUBJECT REST VERBUM 2 (EN 3) Waar Wat Welke talcn Wat woon zegt spreken zullen je? de leraar? jullie? we vanavond doen? Daarom 0|- iiet Nation kan kunnen ik we de oefening niet koffie maken. gaan drinken. Sterlete! -Wat erg voor je. Gecondoleerd tuet hei overlijden van ... Bedankt! Dank je wel / Dank u vvel! Syiitn\is, overzicht 3 VERBUM 1 SUBJECT REST VERBUM 2 (EN 3) Begrijpi U een beetje Frans? Wil je een vraag stellen? Mocten Saskia en Karel lang wachten? Mögen we nu koffie gaan drinken? 96 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 97 Oefeiiingen TAALHULP (gXg) Luistcr cn geef een passende reactie. Voorbeelden: Tk ben vandaag jarig! Oh, gefeliciteerd! We moeten vanmiddag examen doen. . Nou, sterkte! 1 2 3 4 5 6 Ik ga morgen gezellig een dagje naar Amsterdam. Het is bijna kerstmis. Nog een dag werken en dan heb ik twee weken vrij. _! Ik blijf vandaag thuis. Ik voel me niet lekkcr. Misschien word ik wel ziek. _ _! We gaan morgen op reis, met het vliegtuig naar Griekenland. _! Ik ga vanavond lekker uit eten en dan naar de film. _! Ik moct morgen een presentatie houden voor een grocp van 80 Studenten. Dat is de eerste keer voor zo'n grote groep! ____! Ik ben geslaagd voor mijn examen Nederlands! ___I Ik heb een nieuwe baan. Morgen is mijn eerste werkdag! _ I 2 • Geef de juiste reactie. Kies uit: Wat aardig! Wat erg! Wat gezellig! Watleuk! WatsLom! Wat toevallig! Wat jammer! Wat vervelend! Watlekke Voorbeeld: Ik kom morgen koffie drinken. Wat gezellig! 1 Wim kan niet op mijn verjaardag komen. 2 Mijn broer wil mij niet met mijn huiswerk helpcn. 3 Mijn man brengt mij met de auto naar de avondcursus. 98 / Help! Kunt u mij helpen? II, heel speciale kaas. Wil je proeven? - M jiv man en ik zijn op dezelfde dag jarig. I Ik " is jepilsje. ■■ Win en ik gaan volgende week naar de bioscoop. S Ik morgen op vakantie. o Ik rookaltien jaar. 10 AnnJe en Piet hebben een zoon! 11 In g-i vanavond bij Frits en Nel eten. 12 [Xvecdhebikal! ]i Mi|iiomaisoverleden. VOCABlü AIRE /d ii: de Ľ()ecle kolom: ■ de man, Je vrouw, de ouders, de vader, de moeder, het kind, de zoon, de dochter, de broer, Icviis, Je "i'.i, de oma, kleinkinderen, de kleinzoon, de kleindochter, de oom, de taňte, du nerl. Je i.iĽht, het neefje, het nichtjc dc schoonouders, de schoonvader, de schoonmoeder, jc sj,.....i/i i!>n, de schoondochter, de zwager, de schoonzus mannelijk vrouwelijk meervoud Vulineen van de twee zinnen het gegeven woord in. Welk woord kunt u invullcn in de andere zin? Vootbeeld: Nededands A Ik ben nu twee maanden in Nederland en ik vind het lcuk hier. B Wik u langzaam spreken, ik spreek bijna geen Nederlands. 1 achternaam A Hallo, mijnnaamis Karel Jansen. Mijn - b Mijn_is Jansen. 2 is a MariaBorsato____ uitltalieenzewoontnu i s Karel. in Nederland. B Maria Borsato 3 zeggen Italiaanse en ze studeert biologie. _? Ik begrijp u niet. A Kunt u dat nog eens- b Mag ik u iets _? Weet u welke bus naar het station gaat? Help! Kunt u mij helpen? / 99 ■■i m oicIílíIclvií! 4 uitstappen dorst graag willen A Het Station is het eindpunt van deze bus. Daar moet u__ b U moet eerst lijn 3 nemeň en dan in het centrum -op lijn 5. A Ik neem nog een broodje kaas, want ik heb nogsteeds ^_ b Ik heb veel-, geef mij nog maar een pilsje. A Ik wil-een glas rode wijn, en jij ? B Oh, geef mij - eenkopkofficcneenstukappeltaar A - wevanavond naar de film gaan? b -julliemisschien ook iets drinken? A Kanikvoorvolgendeweekeen _ metjemaken? B Heiaas kan ik voor volgende weck niet met je______. 5pcfeíi«.it"',i:- 8 afspreken 9 lente A Het is begin september: over een paar weken begint in Nederland de__ B Het is gelukkig niet meer zo koud; het is bijna _. . 10 kerstvakantie A In Nederland duurt de!'_L__' twee weken, van half december tot begin januári. B Inde :- gaan de kinderen in de perióde juli/augustns zes weken niet naar school. GRAMMATICA 5 * Vul in. Maria gaat naar de markt. 1 Maria gaat elke woensdag naar de markt. 2 -koopt daar groente en fruit. 3 _ wil nu appels kopen want_ gaat een appeltaart malcen. 4 Maria krijgt vanavond bezoek van Karel en Jan. 5 -komen om acht uur bij - _ koffie drinken. 6 -wil daarom een taart bakken. 7 Maria ziet op de markt cen vriendin__praat even met 8 "Hallo, Maria. Hoe gaat het met_?" 9 "Goed, en met_ ?" 10 "Ook goed. Ga-mce koffie drinken?" 11 "Nee, sorry. Kom je morgen bij _koffie drinken? Ik heb een nieuwe kamer." 12 "Oké. Dan kom -om een uur of elf." 13 "Goed, dan zie ik je morgen." 14 "Goed . Tot morgen." I " ' r , ■.,,,( Regin elke zin met het eursief gedrukte woord. „tfjiri."^11"*3- \f.uíl C-'1'!ke woensdag naar de markt. ' ,' .„Kíke gaat Maria naar de markt. Mí4kanntr- Zd híí i jrlT mi in de juiste vorm. hí-t > erbum op de juiste plaats in de zin. \,nirb«:k: lüki'ii ,Soms-iK-uel tom-' t'iok ik veel. roken ■I loiw'l - siparetten - jij - per - dag? . Micsial - ik - twintig sigaretten - per dag - maar vandaag nog meer. '. irom - jij - vandaag - zo veel? b ik vandaag - zo veci - want ik moct vanavond examen doen. kijken je-vaak-televisie? u Mcestal - ik - naar - de sportprogramma's. Soms - ik - ook wel - naar - het nieuws. a lk - elke avond. Mijn moeder - niet - want zij heeft te veel werk. vťrkopen a Wat-u? b lk - bocken. j IIn - wat - de man - daar - in - de andere kiosk? b Hij-kranten. •i jullie - veel? b Soms - wij - veel - maar - soms - wij - bijna niets. 100 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 101 LUISTEREN Personen cn situatie Een meisje praat met haar leraar. Zij praten over de les van volgendc week. Waar of niet waar? 1 Het meisje komt volgende week naar de les. 2 Haar oma is jarig. 3 Het meisje heeft veel neven en nichten. 4 Haar oma geeft een groot feest. 5 De oma van het meisje ligt in het ziekenhuis. waar □ □ □ □ □ met waai □ □ □ □ mm Welke gefallen hoort u? Lees eerst de tekst een keer door. de Gaasperdammerwcg voor de aansluiting, ~$ En dan nu verkeersinformatic. Ľr staan files op de volgende wegen: Omgeving Amsterdam op de A _ met de A_________: _ kilometer. A-richting Alkmaar bij de Velsertunnel:_kilometer. A- richting Zaandam voor de Coentunnel: _kilometer. Dan omgeving Rotterdam. De A-vanuit Breda voor de afrit Rotterdam- Feijenoord:_kilometer. Verder nog files op de A_Utrecht, richting Den Bosch voor de brug bij Zaltbommel: _kilometer. A- Utrecht richting Breda, tussen Lunetten en Hagestein:_kilometer. En dc laatste is de A-Utrecht richting Amersfoort, tussen Zeist en Hoevelaken. Daar staat een file van kilometer. 4 , .1. .Utrecht vnndaag u de goede kolom. 4 Dank u wel 5 Maria A biológie ľ ■ ■ 4 ■ 6 u c D E F . _ _. _ _ .. _ ff • • • • e w§\ insier naar het ritme. Welke zin is anders? ,i Dil is Maria, b Ik inoet naar Utrecht, t Jij moet naar Houten. . Licver wat anders, c Man, dit is Karel. \ Een Student biologie. (i Hartstikke mooi, zeg! h Daar moet je uitstappen. PROSODIE 10 ® Luister naar de docent. n '. iouri u een vraag? Ja Nee Ja Nee 1 □ Ü 7 □ □ Éll □ LJ 8 ü ü i □ _l 9 □ □ 4 □ 10 □ □ □ □ 11 □ □ h □ 12 □ □ 102 / Help! Kunt u mij helpen? 1 Help! Kunt u mij helpen? / 103 14 ® \?úĚr.. Luister en zeg na. Let vooral op de intonatie! 1 - Jan, harcelijk gcfeliciteerd! • Dank je wel. 2 - Hartelijk gefeliciteerd met uw vcrjaardag. • Dank u wel. Hartelijk gefeliciteerd met de verjaardag van je moeder. Gefeliciteerd met je broer! Dank je. Van harte! Van harte proficiat! Goede reis! Veel plezier! Bedankt! 6 - Prettige vakantie! . Dank je wel. - Wanneer ga jij? • Nog lang niet! 7 - Prettig weekend. . Dank je. Hetzelfde! 8 - Veel succes! - Het beste! - Sterlete. - Beterschap! 9 - Gecondoleerd. - Gecondoleerd, hoor. - Wat erg voor je. - I let beste met u. spreken 15 Luister naar de docent en geef een reactie. U kunt bij elke situatie uit meer reacties kiezeh. Kies uit de volgende reacties: - Ja, een klein beetje. Ja, redelijk. Nee, bijna niet. Nog cen keer graag. Kunt u dat herhalen? Wilt u langzaam praten? Voorbeelden: DE DOCENT VRAAGT Spreekt u Nederlands? Wilt u wat harder praten? Sorry, ik begrijp u niet. Sorry, ik versta u niet. Wat bedoeltu? Wat betekent dat? Wat betekent het vvoord _ U ANTWOORDT Een klein beetje. Ja, redelijk. Ja, vrij goed. RNT '/EG! U ANTWOORDT Ik moct de belastingdienst bellen. Wat zeg je? Wat bcdoelt u? Wat betekent dat woord? Wat betekent 'belastingdienst'? 16 • Vt3.1 Ik c.a .n twoord. Werk in tweetallen. ,t"„.rV ut< d op de vragen in complete zínnen. Gebruik eventueel 'nieť of 'geen'. I ik-bjebroers? _> |Vr, jegetrouwd? j Hl b je een grote famílie? 4 h-ľ.t jcopanog? 5 Hi-b je necfjes en nichtjes? (kinderen van broers of zussen) f, I-lľb je veel neven cn nichten? (kinderen van ooms en tantes) 7 Ga je vaak op familiebezoek? ■ g Woont j e famílie in Nederland ? 17 • r, Bt.iiitw 'ord de vragen. ;.Begin met Ja,-- Mee,_______ Datweetik niet. I- Je trein uit Amsterdam altijd op tijd? 2 Vind je dit boek interessant? í Wivt je oom de.weg in Amsterdam? ■t IV'giijpen juľlie deze oefening? . 5 Heeft je buurvrouw het huiswerk gemaakt? 6 Mag je voor dit gebouw parkeren? 7 Heb je genoeg geld voor een kopje koffie? 8: Gaat uw docent op de fiets naar het werk? h ' Stel deze vragen aan andere eursisten, degene die naast u zit, uw docent, etc. 104 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 105 SCHRIJVEN 18 Twee personen telcfoneren. U bent A. Wat zegt u? A Met Jan Jaap. B O, dag Jan Jaap. Goed. Zeg, ik lean niet zo lang met je praten, want ik moet zo weg. Ik ga naar de Duitse les. b Bij de Taalschool in Zeist. A - B Meneer De Vries is de leraar. B De cursus heeft 12 lessen. B De les duurt drie mir. A - - _____ B Ikbenomtienuurwccrthuis. A Dan bel ik je straks wel terug. 19 O D Twee personen telefoneren. U bent A. Wat zegt u? B Met Marij ke de Wit. A Met Anke. B Jammer, ik kan niet. Ik ga met vakantie Ik ga naar Zweden. B Zaterdag. B Ik ga met een paar buitenlandse vriendinnen. B Uit Zwitserland, Duitsland en een uit Zweden. Gclsíiiiíeerd! , Ik ;nd vliegen niet prettig. W'l logeren bij de famílie van de Zweedse vriendin. Dank je wel. En nog bedankt voor de uitnodiging. « Heden overleed tot onze diepe droefheid mijn lieve man, onze vader, schoonvaiJeT en opa Cornells de Vries in de leeftijd van 82 jaar. Emmen: Marianne de Vries-Roose ; Zeist: Henk de Vries en Margaret De Vries-Brown ... Amsterdam: Jan de Vries = Emmen: Annie Gonzalez-de Vries en José Gonzalez Pepe ;: Corr. adres: Lindenhove 11 Zeist Op 12 februári a.s. zulien wij hem begraven op de begraafplaats 'pax' aan de Frederik Hendrikstraat in Emmen. Gelegenheid tot : condoleren na de begrafenis in de ontvangst- kamerbijdebe graafplaats. Iris zo heet het zusje van Amber äat geboren is op 7april 1998 om 07.18 nur, zij is 49 cm long en weegt 3390 gram. Miranda, Peter en Amber 21 • * L'ltNumeegseZondagskrant 25 januári 1998: Achternaam kiezen, - vcramli ide regels per 1 jan. 1998. Brochure 'Keuze van de achternaam9 Meer over de keuze van de achternaam leest u In de bro-tliiire "Dp «eine van de achternaam" van het mlntsterie jrui Justine. Hierin staan ook de itleuwe regels over hetge-brulk van de achternaam door (getrouwde) partners. U kunt 'ebnicri'ire opvragen bl| de Postbus 51 Infolljn. telefoon WO-Basii.U kunt dlt nummer gratis bellen van maandag lot en met vrijdag van 9.00 tot 21.00 uur. Ook kunl u con-■ctopneiiiijn met het ministerie van Juslltie, telefoon (070) 370 68 50; . B Met de auto. 106 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 107 De verjaardagskalender Hebt u hem al eens gezien? Hij hangt meestal aan de binnenkant van de wc-deur. Op die kalender staan alle verjaardagen van familie en vrienden. Zo kun je hen niet vergeten! Als er een verjaardag is, dan wordt niet alleen de jarige, maar het hele gezin gefi■ liciteerd met de verjaardag van zoon, dochter, broer of zus. Cadeautjes Alleen de jarige krijgt een cadeau. Nederlanders pakken hun cadeau's meestal meteen uit, ook op een bruiloft of b,| andere feesten. Vaak Staat er dan ccn hele rij mensen tc wachten om de feestvier-der te feliciteren en een cadeau te geven. Het is vrij gewoon als de gever zegt: 'AK je het al hebt, kan ik het ruilen.' 1 Wat, denkt u, zal het verschil zijn tussen een verjaardagskalender en een gewone kalender? 2 Viert men in uw land verjaardagen? Hoc? Wat viert men dan? 3 Vindtu het leukom cadeautjes tekopen of tekrijgen? ,., ltCSdcintroductie. 1Ü! -i.ent; \ ,|' -Ii-.. I 100rt ^e interviewer (een man), en Petra. ■adio-interview met Petra de Bruin. Petra werkt in de Supermarkt van meneer I, I i.ist«." ' aar de tekst. Ki jk niet in het boek! interviewer Petra ■interviewer Petra interviewer Petra interviewer Petra interviewer Petra interviewer Petra Dames en heren, vandaag in de serie Werk aan de Winkel een gesprek met Petra de Bruin. Zij werkt in een Supermarkt, lk praat met haar over haar werk. Dag, mevrouw De Bruin, ik wil u graag een paar vr...... Zegt u maar Petra, hoor! Oke. Petra, ik wil je graag een paar vragen stellen over je werk. Prima. Hoe lang werk je al bij deze Supermarkt? Bijna drie jaar. Vind je het leuk om hier te werken? Ja, heel leuk. Het bevalt me prima! Wat doe je nou zo de hele dag? Meestal zit ik achter de kassa, en soms sta ik bij de broodafdeling. Ja ja, dus je doet niet elke daghetzelfde. Nee, gelukkig niet! 108 / Help! Kuntumij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 109 r .Vinki-Ľi; interviewer Welke andere afdelingen zijn er in de winkel? Petra We hebben vier afdelingen: groente en fruit, brood, vlees, en kaas. De andere produeten kunnen de klanten zelf pakken. interviewer Wat doe je bij de broodafdeling? Petra Daar verkoop ik brood. Dat vind ik leuk om te doen. Je hebt tijd 01 een praatje met de klanten te maken, en je kan ze rüstig helpen. Bij de kassa is het altijd druk. Dat is ook wel leuk want je ziet heel veel klanten. Maar je hebt geen tijd voor een praatje. Je moet heel snel werken. interviewer Ik begrijp het. En wat vind je vervelend? Petra Nou... om een paar honderd keer per dag te zeggen : "Spaart u zegels?" Dat is vervelend. En soms hebben we ook een moeilijke klant. Iemand komt met een klein probleem, en dan moet ik soms wel vijf minuten met hem of haar praten. De andere klanten moei«.-dan lang wachten. Dat is ook heel vervelend. Maar verder is het werk wel leuk, hoor! intercom Petra, kassa 5 alsjeblieft! Petra Oh, ik moet weer aan het werk! interviewer Natuurlijk, ga je gang. Bedankt voor dit gesprek. Petra Graag gedaan. lc Oefening bij de tekst Vul in. 1 Petra de Bruin werkt in 2 Ze werkt daar nu- 3 Het werk_haar prima. 4 Meestal zit ze--- 5 Soms Staat ze- - , Iii*"11" I; u,.. Je introduce. ""' , „ŕanrek bii de kaasboer: een verkoper en een klant, een vrouw. l'hii->rtrC"ß l-; .».^..pi kaas en boter. jaar. 6 De Supermarkt heeft vier _ vlees en-- 7 Bij de_heeft Petra veel tijd voor de : groente en fruit, 8 Ze kan een 9 Bij de_ met ze maken. werke _ heeft zenietzoveel tijd. 10 Daar is het altijd-enzemoetheel_ 11 Twee dingen vindt ze-- 12 Ze moet een__keer per dag zeggen: "Wik u zegels?" 13 En soms heeft ze een__klant. 14 Dat kost veel tijd en dan moeten de andere-lang- -. 15 Maar _vindt ze hetl werk heel leuk. 2h larde tekst. Kijk niet in het boek! U"ko|vr k la m .^tkoper klant verkoper klant u-rk"per hkuit icrkupiT klant verk'ip1''' klant verkoper klant verkoper klant vcrkiijM-r klant verkoper klant verkoper Wie kan ik dan helpen? Ik ben aan de beurt. Zegt u het maar. Ik wou graag een stuk jonge kaas. Hoe zwaar mag het zijn ? Anderhalf pond. Wilt u even proeven? Graag. Mmmm, ja lekker. Mag het iets meer zijn? Zeven ons en 75 gram? Jawel, hoor. Anders nogiets? Ja, een pakje boter. De boter is in de aanbieding, want onze zaak bestaat tien jaar. Bij twee pakjes boter krijgt u het derde pakje gratis. Nee, dank u wel. Ik wil er geen drie, ik wil er een. Prima. Anders nog iets? Nee, dank u. Dat is dan /13,75 bij elkaar. Heeft Li terug van honderd gülden? Heeft u het niet kleiner? Nee, het spijt me. Dan krijgt u wel veel kleingeld. Alstublieft, 14,15,20, drie van tien, en nog twee van vijfcntwintig. Tot ziens. 2c (Jľfening bij de tekst Kies het goede antwoord. Hoeveel kaas wil de klant kopen? ;i 500 gram kaas b 450 gram kaas c 750 gram kaas 2 Hoeveel kaas koopt de klant? a 450 gram b 750 gram c 775 gram 110 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 111 De winkel bestaat tien jaar. a Daarom betaal je voor twee pakjes boter, cn krijg je er drie. b Daarom is de kaas in de aanbieding. c Daarom kun je drie pakjes boter gratis krijgen. Hocvecl pakjes boter koopt de klant? a een pakje b twee pakjes c drie pakjes Waarom betaalt de klant met een briefje van honderd? a De verkoper vvü graag een briefje van honderd hebben. b De klant wil graag klein geld hebben. c De klant heeft alleen een briefje van honderd. TAALHULP In een winkel 11 Wie is er aan de beitrt? Wie kan ik helpen? Zegt u het maar. Zeg het maar. Jazeker! Alstublieft. Nee helaas, die heb ik niet mecr. Nee, sorry, de —_---/.ijn op. Mag het iets meer zijn? Anders nog iets? Ik. Mag ik _......_.....___? -. alstublieft. Heeft u ook______? Ja hoor. Betale Hoeveel is het? Hocvecl is dat bij elkaat? Heeft u terug van /100,-? Ja, ook nog_.:_ Nee, dat was het. Nec, dar is alles. \. MUH'! K Dat is dan Dat is dan . graag. - bij elkaar. j Ja, hoor. Alstublieft, met Heeft u het niet kleiner? ■'{uns ■pönd kilo 1 ons = 1 pond = 1 kilo = 100 gram 500 gram een halve {Vz) kilo 1000 gram tel- rv.kit. b.>ter weegt 250 gram. •xtagik diieons kaas? gen pond jonge kaas, alstublieft. Hoevecl wirgt dat stuk kaas? Een halve kilo'. Hoc/w." mag het zip? Anderhalve (iVi) kilo graag. .HoeMi'l weegje? 80 kilo. ■Horiwa-i'' nen je? In ecu klediiigzaak/in ccn schocnenzaak Kir. ik t In'.pen? "Zoekt n iet-. speciaals? Welke rra.-.t heeft u? Wilt u even passen? Magik even rondkijken? Ik zock (ccn)------...............— Ik heb maat Ja graag. Waar kan ik even passen? 4 (.KAMM A IICA vormingpluralis; regelmatig plur.ilis met -s -s pluralis met 's twee jongens één agenda twee agenda's drie winkels één taxi drie taxi's vier dochters één auto vicr auto's vijf bezems één paraplu vijf paraplu's zes kopjes één baby zes baby's cen im igen ei-i winkel ■ m: JcJiur cen bezem één kopje I____ ■ vkac;i:\ riiimlisnici-s Spreck de woorden hardop uit. Op welk woorddeel valt de klcmtoon? "M is ilercgel, denkt u? Welke woorden krijgen 's in de pluralis? 112 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 1 I ■ I Winltelen pluralis met -en SINGULARIS PLURALIS één vrouw drie vrouwen één fiets vier fietsen één man vijf mannen één strip zes strippen één minuut drie minuten één school acht Scholen pluralis: definiet pluralis: indefiniet SINGULARIS PLURALIS SINGULARIS PLURALIS de jongen de jongens een jongen jongens de stoel de stoelen een stoel stoelen ^ermeisje de meisjes een meisje meisjes het boek de boeken een boek bocken Er plus numerale Hoeveel pakjes boter wilt u? Hoeveel fietsen heb je? Ik wil twee pakjes boter Ik wil er twee. Morgen wil ik er twee. Ik heb één fiets. Ik heb er een. Voor de vakantie koop ik er nog een. VRAGEN Wat gaat weg als u het woordje 'er' gebruikt? Op welke plaats Staat 'er'? Om ... te + infinitief Vind je het leuk om hier te werken} Je hebt tijd om een praatje met de klanten te maken. Waarvoor ga je naar de bakker? Om brood te kopen. Ik vind het leuk om te doen. Ik vind het leuk om dit werk te doen. Syntaxis (zie pagina 97) 1 Ik vind het leuk om hier te werken. Ik zal het leuk vinden om hier te werken. 2 Waarom vind je het leuk j om hier te werken? 3 Vind je het leuk om hier te werken} ,.y.aihi-lf 1 9 KioJegoedereactic llllll VERKOPER in een groentewinkel: Kan ikuhelpen? ) VERKOPER in een kledingzaak: Kan ik u helpen? klant bij de kaasafdeling in een Supermarkt: Mag ik anderhalf pond oude kaas ? 4 verkoper bij de vleeswarenafdeling in een Supermarkt: Kan ikuhelpen? KLANT a Ik wou graag een kilo appels. b Ik zoek een kilo appels. KLANT a Geeft u mij maar een zwarte broek. b Ik zoek een zwarte broek. VERKOPER a Wik u even passen? b Wiltuevenproeven? ,. KLANT a Ja, ook nog een ons paté graag. b Magik een ons paté? liij de groenteafdeling staan vijf klanten te wachten. VERKOPER: a Kan ikuhelpen? b Wie kan ik helpen ? VOCABULAIRE Wathoort bij elkaar? Gebruik eventueel ccn woordcnboek. U kunt meer combinaties maken blauw bruin . geel grijs groen oranje rood wit zw art Papier is _____ Een potlood is -Een kostuum is Gras is Eentomaatis — Een banaan is - De lucbt is_ Hout is- Een sinaasappel is 114 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 115 U kunt veel producten in de Supermarkt kapen, maar er zijn ook speciale wink Welk product koopt u in welke winkel? Gebruik eventueel een woordenbock. appels volkorenbrood een pak melk appeltaart bruinc schoenen sandalen een krop sla een colbert een doosje bonbons eieren stroopwafels een roman een stuk jonge kaas aspirines roUade sokken eenflesjeparfum een T-shirt karnemelk een cd cen kilo bananen een kip laarzen cassettes een woordenboek ondergoed druiven mandarijntje een fles rode wijn runderlapjes gehakt een bloes een kaart van Nederland sperziebonen karbonade citroenen een half gesneden wit een fles whisky krentcnbollen koekjes een paar sokken een rok jenever een sjaal een pakje roomboter shampoo een zomerjurk een jurk gevulde koeken een hoed croissants de bakker/de bakkerij de slager/de slagerij de meikboer de drogist/de drogisterij de slijter/de slijterij de groenteboer de kledingzaak de schoenenzaak de boekwinkel de muziekwinkel PRODUCT LEVENSMIDDELEN □ já □ ncc □ ja □ nee □ ja □ nee □ ja □ nee □ ja □ nee □ ja nee □ ja □ nee □ ja □ ncc □ ja □: n'ee □ ja □ nec 7i1 in»'1 " A IK alis. íkje Hoevcel-boter wilt u? Hoeveel pakjes boter wilt u? let ] supcrniar ; vra.ig 4 \\ *VI\ 4 lIlVl I1!' 5 klant b O'llegl 7 persoon 8 me is je 9 boodschap l(i paprika appel interviewer interviewer interviewer Maria interviewer Maria interviewer Maria interviewer Maria interviewer Maria Win wi vangt erf Voorbeeld: Hoeveel pakjes boter wilt u? Ik vvil er twee. £f = pakjes boter. I Hoeveel talen spreekt u? Ik spreek er twec. Er = a an In Utrecht zijn veel - Vandaag gaan wc een paar Maria stellen. Maria, hoe lang werk je hier al? Nog niet zo lang, pas drie-- Op welke-werk je graag? Bij de broodafdeling en de kaasafdcling, maar ik werk ook graag aan de kassa. Daar heb je meer contact met de —-- Dat vind ik erg leuk. Heb je veel--— ? Ja, in deze winkel werken ongeveer 20- Mijn chef is heel erg aardig en met de _van de broodafdeling heb ik altijd veel plezicr. Doe jij ook je- Brood koop ik bij de bakker, maar groente en fruit zoals--en-koop ik altijd hier. Dank je wel voor dit körte gesprek. Graag gedaan! in deze Supermarkt? 2 Hoeveel kopjes koffie drinkt u per dag? Ik drink er vijf. Er = - 3 Hocvccl vakantiedagen heeft u per jaar? Ik heb er vijfentwintig. Er = - 116 / Help! Kuntumij helpen? Help! Kuntu mij helpen? 4 Hoeveel fietsen zict u in de winkel ? Ik zic er veel. Er = _ 5 Hoeveel lessen heeft het boek? Het heeft er zestien. Ľr = _ Hoeveel kaartjes kopen jullie? We kopen er vier. Er = ___* 7 Hoeveel dagen heeft januári? Januári heeft er cenendertig. Er : 8 Hoeveel auto's heeft u? Ik heb er geen. Er = _. Antwoord nu zelf. 9 Hoeveel Nederlandsevrienden heeft u? 10 Hoeveel bladzijden heeft dit boek?_ 1 princi en sitmuie r i pen niarktkoopman en een klant (vrouw). ()1-.kn",r- a.pkr.>psla trnk;l<-tomaten in rode paprika irll sek paprika tV,.j;ri'>:ne paprika twee uroene pepers een kilo sinaasappels la □ □ □ □ nee □ 'f' □ ''13 Antwoord met 'om... te ..." Voorbeeld: Waarom ga je naar de bakker? Om brood te kopen. Waarom ga je naar de banketbakker? Waarom ga je naar de slager? Waarom ga je naar de kaasboer? Waarom ga je naar de drogist? Zet in de goede volgorde. Begin met het woord met de hoofdletter. Voorbeeld: je / Hoe lang / in Nederland / woon? Hoe lang woon je in Nederland? Waarom ga je naar dc slijter? Waarom ga je naar de groenteboer? Waarom ga je naar de schoenwinkjl Waarom ga je naar de boekwinkJ? 1 zateřdag / Ik / een pilsje / om / te drinken / naar een café / ga. 2 om / te kopen / fruit / Wij / ga^n / naar de markt. 3 (iaar / mee naar de film / jullie? 4 jullie / gaan / Waar / vanavond / nar A ar toe?. 5 iets / Mögen ^/w^j / u / starqn / om / te vrag'en? 6 De leräar/prateh/met de Studenten / wil. n 7 naar het station / om / te gaan / ik / Welke bus / nemen / moet? 8 hier / geen koffie / drinken / Jullie / mögen. 9 we/gaanjdrmken/ZuJlen,/sträks/ cen pilsje? 10 meer informatie / Wie / gcvJn / ons / kan ? IVrwinn i-n situatie Gesotek in een krantenkiosk, verkoper en klant. VR.U.I.N > tzoekt de klant? 2 V .ifffom wil de klant geen Nederlandse krant? ' 3 Hoe vaak krijgt de verkoper buitenlandse kranten. 4 Hoeveel kranten koopt de klant? 10 *»' 1ä1 IVnuiivnen situatie lu'.pr.'cin een schoenenzaak, verkoopster en klant. Lees de vragen. Luister dan naar dc tckst. Probecr alle vragen te beantwoorden. Luister dan nog een keer naar de tekst. Welke vraag/vragen kunt u niet beantwoorden? Waarom niet? VC elke maat schoenen zockt de klant? Hoeveel paar schoenen past de klant? Hoeveel kosten de grijze schoenen? /-\\n de schoenen goed? Vv.tarom zijn ze in de aanbieding? Vi'anneer komt de klant terug? 41/42 1/2 /35//45 ja/ nee Ze zijn niet zo mooi. Het is het laatste paar. Volgcnde week. De volgende dag. 118 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 119 Winkeies: PROSODIE 11 • Luister naar de docent. 12 • Luister en zet een • in de goede kolom. Voorbeelden: 1 Utrecht 2 vandaag 3 Saskia 4 Maria Vul in. A C D . _ 1 • 2 • 3 0 4 • 13 QfJ Luister naar het ritme. Welke zin is anders? f Zegtumaar Jan. Ze vindt het leuk. Komtumaarhier. Ik heb geen tijd. Tk studeer niet. Het is te druk. Dat doc ik niet meer. Dat doe ik graag. 'k Heb het te druk. Pakt u maar zelf! 14 • • _ Hoort u een vraag? Ja Nce Ja Nee 1 □ □ 10 □ □ 2 □ □ 11 □ □ 3 □ □ 12 □ □ 4 □ □ 13 □ □ 5 □ - □ 14 □ □ 6 □ □ 15 □ □ 7 □ □ 16 □ □ 8 □ □ 17 □ □ 9 □ □ 18 □ □ ■"~VíVi-'-' .undebeurt? i i Wie mi? ' 3 Wickan ikhelpen? i. lui maar! , /lL>i nuar. 7 Dat was het? g Hoeveel is liet? 9 Hoeveelishet f 10 Heeftuterugvan honderd gulden? Ik! Die mevrouw! Ik ben aan de beurt. Mag ik cen fies melk? Een pond kaas, alstublieft. Heeft u ook tomaten? J azeker! Alstublieft! Mag het iets meer zijn? Jawel. Hoeveel? Nee, helaas, die heb ik niet meer. Nee, sorry, de tomaten zijn op. Dat is alles. Ook nog een zakje aardappcls. Dat is dan zes gulden vijftig. Dat wordt dan twintig gulden bij elkaar. Heeft u het niet kleiner? Ja hoor, alstublieft! SPKF.KI X , v3t< F A U Vi up in antwoord. Werk in tweetallen. Denk aan 'er'. Voorbeeld: (pakje) boter twee it Kan ik uhelpen? b " Ik won graag boter. Rotterdam. Grote woonkamer, 1 grote en j kleine slaapkamcr, keuken, douche, toilet. H,t| kon op het zuiden. Geen Studenten! )luUl / 800,- inclusief. Bei 010-354 65 78 en vraag naar dhr Smit. E Per 1 mei te huur aangeboden: 2 kamers, alleen voor meisjes, in studentenhiiis in Nijme-gen. Huur / 400,- (20m2) en f 300,- (12m2). Inclusief gas, water, electra. Exclusief telefoon. Bei 024-493 32 21 en vraag naar Marjolein. Fiat te huur in Utrecht centrum, met woon- -kamer (30 m2), 3 slaapkamers, open keuken badkanier met douche en toilet, en groot -i . kon. Huur / 1250,-incl. water en Verwarnung, excl. gas en licht. Bel mevr. Van Galen (tus^-n 20 en 22 uur), fei. 030-233 4641 lc Waar of niet waar? 1 A Bij de SSH kun je per direct een kamer huren in Utrecht of Zeist. Bij kamerbureau 'Woongenoť kun je snel een kamer krijgen, maar je moet eerst / 150,-aan het kamerbureau betalen. Voor gas, water en licht hoef je niet extra te betalen. De etage ligt in het zuiden van de stad. Marjolein zoekt een kamer in een studentenhuis voor meisjes in Nijmcgen. De totale kosten per maand zullen meer zijn dan /1250,- ■ verwende miljonairszonen zoekenhuis of ;„ centrum van Utrecht. Geld speelt geen I y .-r hoge beloning. Bei Jan-Pieler [2566414)> Charles of Dinant (2498673) Klerenkast, bureau, bankje, boekenkast, bed, veel boeken, tafeltje, nog meer boeken, etc. etc. Mijn kamer is te klein! Wie helpt mij aan een grotere kamer in Utrecht? Bei Wilma (030-453 62 66) Gratis Franse les door Franse studente als je voor haar een leuke kamer weet in Nijmegen. Sp«r Max. / 500,-incl. Bei Louise (024-2003707) Jonge werkende man (25 jaar) zoekt etage in Rotterdam. Tot / 900,-. Bei Dolf Jansen 030-233 65 45 (přivé) of 010-465 08 98 (werk), of mail djansen@kov.era.nl ;|i Vt'.urol niet waar? waar met waar waar □ 2b 3c 4d 5e 6f □ □ □ □ met waar □ □ □ □ □ □ 2 TEKST 2a Lees de tekst. Kamer of etage gezocht G Saskia, 22 jaar, zoekt een kamer in een studentenhuis in Utrccht (in of nabij het centrum). Bel mij of mijn ouders: 030-249 88 901 H Ik heb sinds 1 febraari geen kamer meer!!!! Wie helpt mij, 4e jaars student rechten, 23 jaar, met spoed aan kamer in Amsterdam? Bel 0315-786 67 en vraag naar Johan. I (. 1II 3i 4.1 6 I Saskia wil alleen een kamer in het centrum van Utrecht. Johan moet zo snel mogelijk een kamer hebben. Jan-Pieter, Charles en Dinant kunnen niet veel huur betalen. Wilma moet direct haar kamer uit. Daarom zoekt zij een andere kamer. Als je Louise aan een kamer helpt, dan geeft zij je Franse les. Dolf J ansen werkt in Rotterdam cn hij wil daar ook gaan wonen. □ □ □ □ □ □ □ □ 2c IV personen uit de advertenties bij tekst 2, 'gezocht', lczcn de advertenties bij tekst 1, 'aangeboden'. Op welke advertentie(s) zullen zij reageren? I. Saskia (G) zal reageren op advertentie(s)--. 1 Johan (H) zal reageren op advertentie(s)-- 3 Jan-Pieter, Charles en Dinant (I) zullen reageren op advertentie(s) 4 Wilma (J) zal reageren op advertentie(s)-- 5 Louise (K) zal reageren op advertentie(s)-:-- 6 Dolf Jansen (L) zal reageren op advertentie(s)-- 126 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 1 3 TAALHULP Beschrijven mm Hoc zier je emit? Grootte en oppervlaktc Hoe groot is jekamcr? Maten cen meter = 100 centimeter 1000 meter = een kilometer Ik heb een mooie kamer. Het is een ruime etage. Mijn flat heeft een grote woonknnic en een kleine slaapkamer. AN I \\( l(i|(hl \ Mijnkamer is 7 bij 4 (meter). ' 7 Meter lang cn 4 meter breed. Woonl- .>etekentdenieuwecombinatie?Cebriiikeventiiee] V<"fc 'ukin spĽ'cr boeken tafel ľľ ■ stoel stereo kast feieren ňj insta liatie Ki|lt njarde volgende woorden. Uit welke dělen bestaan ze. Kunt u de betekenis raden? ', r|vl.y bureaulamp = bureau + lamp ľftt.'ifcl eetkamerstoel leiinstocl.. schemcrlamp i-umpiifcrtafel woonkamer ___apljťi kamer CRAM MATICA OnvIiT'.fťi p het possessief. Voorbeeld; Velgens mi) is dat zijn fiets niet. ,; 1 ls die fiets van jou? Nee, die fiets is niet van mij. Mijn fiets is veel mooier. 2 Hoe gaat het met jou? En met je ouders? 3 In haar huiskamer staan veel kamerplanten. 4 t >ítze docent vertelt ons.over wonen in Nederland. .5 I lebbcn jullie ook veel boeken in jujlie huiskamer? d /ij kopen hun boodschappen altijd op de markt. Vul in. Kies uit: mijn, je.jouw, uw, zijn, 1 Tea jongen is_ I lij vraagt aan sleutels gezien?" 2 Meneer en mevrouw Jansen zijn — De steward vraagt: "Is dit toevallig . sleutels kwij t. _ medestudenten: "Hcbben jullie koffer kwijt. _ koffer?" Menecr Jansen antwoordt: "Nee, dat is _-koffer niet. Mevrouw Jansen is-paraplu kwijt. Marie vraagt: "Is dat_paraplu, mevrouw Jansen?" Mevrouw Jansen: "Ja, gelukkig! Dat is -paraplu." Help! Kuntu mij helpen? / 1 Saskia is Saskia: "Ik zie Piet: "Waat zet je fiets kwijt. --fiets niet meer." -fiets altijd neer?" Saskia: "Voor het Instituut." Saskia en Maria zijn-treinkaartjes kwijt. Saskia: "Sorry conducteur. Wij kunnen -—kaartjesrüetvinden " Conducteur: «Ik kom zo terug. Als jullie dan _kaartics nľrľľ'u. moeten jullie een nieuw kaartje kopen " ' *,,ťl V Onderstreep de adjectiva. Met de smalle en brede aanbouwdelen maak je deze multi-runctionele opberger nóg funct.oncler. Een ruim rv-meubel en banneubel op Wielen. Of een extra ruime tv-plank van M cm. Ookgeschikt voor je werkpiek rhuis. Een mooie, comfortabele fauteuil die helcmaal bij jou, je interieur en je le-vensstijl past. IKEA heeft draaifau-teuils, relaxfauteuils en gewone fau-teuils. Ideaal om te eombineren met onze overige meubels. We hebben ook allerlei losse, wasbare lioezen. In zo'n eethoek knjg je meteen trek. Country, moderne of klassieke cornbmattes? Je kiest altijd voor goede smaak Veel kmdSSat ge noeg aar, onze reuzegrote tafels. Weinig ruimtc? Onze piepkleine tafek ontplooten hun geheimen als er gasten komen. Slim van IKEA ~1 * ' a iist het gecursiveerde woord? ^*ľ')l _ lsjj |„,r. Ikmoet/iemnaardegaragebrengen. ^ fníin.Titr. -» auto = de- woord. Ken je dat nieuwe boek van Harry Mulisch? Het ís heel goed. ■%Sée, ík ken het nog niet, maar ik wil het graag lezen. Weét jij waar mijn autopapiercn zijn? Ja, ze liggen op je bureau. Je kunt ze beter in je portefeuille doen. Ik lieh ecn foto van de Oudegracht. Hij is heel mooi. Ik zal hem aan de miiur hangen. Mijn nieuwe schoenen zijn niet goed. Ze zijn te krap. Ik ga ze ruilen. ÍSBfl. K'11 ni': d", het, hij, ze. ZňekcM1'1'11-1 1 "pinhet woordenboek: áe-woord of W-woord.) 1 Ji hebi wel een mooie kamer, maar_is een beetje klein. _ . _ kamer van Jan is niet zo mooi, maar wel groot. Ž: Ik heb een nieuw woordenboek. ___^is heel goed. _w Piet is niel zo goed, want. Kíjk, - — woordenboek van heeft geen informatie over 'de' en 'het'. kaas is hier in de reclame. Zie jc dat-erg goedkoop is? 4 Op de plank staan melkflessen en wij nflessen. _zijn leeg. _melk- flessen moeten terug naar de mclkboer,___wijnflessen moeten in de glasbak. 5 In deze bloemenwinkel kun je bloemen kopen. _zijn niet zo mooi. - bloemen op hct station zijn wel mooi, maar een beetje duur. Qp het station kun je wel koffie krijgen, maar _ is meestal niet lekker. Inons restaurant is _koffie lekker en goedkoop. 7 Ik ben mijn slcutels kwijt. _liggen niet waar_meestal liggen. ■x Jullie zoeken een etage? Hier heb ik een advertentie voor jullie. _is uit dc krant van vatidaag. In - advertentie Staat niet hoeveel de etage kost. 134 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 135 i'i. vV® Ik zoek mencer Jansen. Is eral? Ja, weet .lat u komt? , maar Nee, ik heb geen afspraak met _j hiAjl graag iets vragen over mijn inschrijving. Misschien heeft \ geen tijd, maar i k zal toch even voor u bellen. Hoe is uw naam? Saskia Willems Tringggg... Jansen Er is iemand voor u. Ze wil u graag even spreken Wieis 1 V. { Saskia Willems. ,1' ... v-voev;. Ja, IK /■ - inschrijfformulier is kwijt. Wik u _ii— een nieuw formulier geven? En wilt u dan zeggen dat ze _- moet invullen en afgeven? JiikL zal JiL_ JüC- zeggen. . . 12 © U ziet een kamer. In de kamer staan allerlei dingen. U hoort een beschrijving van deze kamer. 2 of 3 dingen sraan niet op de tekening. Welke dingen? Personen i-ii situatie Kit* le 'ik' in de dialoog) gaat naar een woningbureau. Hij spreekt met een medewerker van het woningbureau. Luister eerst heel goed naar de tekst, maak daarna de volgende zinnen af. Ki\:s wil zieh bij een woningbureau laten inschrijven, maar ; I erst moct hij naar- . IV vrouw vraagt of hi] in de gemeente iüi' Kcos gaat weer naar het woningbureau. 1 >ich kan Kees zieh nog niet bij de woningbureau laten inschrijven want hij heeft geen SK-- ' ' 1 136 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 137 VVonííii PKOSOÜIE 15 Luister naar de docent. 16 @ Luister en zet een • in de goede kolom. Voorbeeldcn: 1 Utrecht 3 Saskia 5 Ze studeert. 2 vandaag 4 Maria 6 wasmachine 17 mm Luister naar het ritme. Welki c zinnen zijn anders? a Saskia woont in Houten. b Ze woont bij haar ouders. c Ze gaat naar college, d Zekijktenzeluistert. 18 e Haar broer woont in Utrecht, f Hij heeft daar een kamer. g Het boek ligt op tafel. f De kinderen zitten op de Havo. Hoort u een vraag? Ja Nee 1 □ □ 2 □ □ 3 □ □ 4 □ □ 5 □ □ 6 □ □ 7 □ □ 8 □ □ Ja Nee 9 □ □ 10 □ a 11 □ □ 12 □ □ 13 □ □ 14 □ □ 16 1 □ □ 138 / Help) Kuntumijheipen? , ,i * , r et vooral op de intonatie! * V labten mooic kamer. ?"" -legtet« mooie kamer! , j-n ruiim etage. .' j^ln.-1-itcn ruimeetagc. ft'at proot! Hoc proot is de kamer? v'.ei hlj vier. Hoc gi oot is de woonkamer? UiTtiK vierkante meter. SPRUEN 20 9 VrMpen mwoord. Werk in tweetallen. U krijgt een tekening van uw docent, «aaris-? De -_staat/iigt/hangt/_ Is jouw kamer te klein? Ruilen tegen mijn kamer? Ruilcn tegen de mijne? Zijn kamer is te klein. Ruilen tegen jouw kamer? Ruilen tegen de jouwe? De mijne is in Amsterdam. Waar is de zijne? En de uwe ook? 21 e Vraag en antwoord. Werk in tweetallen. Woont u in een huis, een flat of een etage? 1 [ebtueenleuke/mooiekamer (kamers)? I [oe groot is uw kamer (zijn uw kamers) ? 1 toeveel huur moet u betalen? Wat Staat er in uw kamer (kamers) ? - r:: Waar staar/staan/hangt/hangen/ligt/liggcn het/de - : Bent u tevreden met uw woning? i: Hebt u een tuin of balkon? eißovoorts 22 mm Vraag en antwoord. Werk in tweetallen. Kijknaar de advertenties van tekst lb. Cutsist A: U zoekt een kamer. Op welke advertentie (A, E, c, n, E, F) wilt u rcageren? U moet 5 vragen stellen. Cutsist B: U biedt een kamer aan en geeft antwoord. Help! Kuntu mij helpen? / 139 SCHRIJVEN 23 ( Lees de beschrijving van de kamer links, geef daarna een beschrijving van de kämet rech 1 Dit is een kamer. 2 In de kamer staat een bed. 3 Het bed Staat tegen de muur. 4 Naast het bed Staat een stoel. 5 De stoel Staat ander het raam. 6 Het raam is/staat open. 7 In de kamer staan twee stoelen. 8 Een stoel naast het bed, en een stoel bij de deur. 9 In de hoek van de kamer Staat een tafel. 10 De kamer heeft twee deuren. 11 Een deur bij het bed, en een deur bij de stoel. lkga „aardestad. Ü it* sty 24 • Gebruik moeten, willen, kunnen, mögen, gaan als auxiliair. Denk aan inversie. Voorbeeld: Dit is onze klas. Wat doe je hier? Hier (Nederlands leren). Hier kun je Nederlands leren. Waarom gaan die menšen naar het hotel? Ze zijn heel moe en daar (slapen). i Daar willen zij lekker slapen. I Stípostzegels kopen) en daarna (wtnkelen). ",isiikke leuk. Wat wil je allemaal in de stád doen? , |u,, ;)0.stkantoor wil ik naar een boekwinkel. Jn')t ^„ekv/inkel (een leuk boek kopen). Ook v. il ik naar clc banketbakker. ■ — Bii de banketbakker (lekkere bonbons kopen). Ik w il graag naar een kledingzaak. '■oordcze winter (nieuwe winter jas kopen). i Ci i.1'1 wc t'im daarna samen naar een café? H.ur: iets drinken). I'niii.'. Maar dan wil ik ook naar een gezellig restaurant. Ip een restaurant (iets eten). fcwi'tucel gaan we ook nog naar de bioscoop. l)a..r (de nieuwe James Bond film zien). m Gucdi En daarna ga ik naar huis en naar bed. Pan (lekker dromen over James Bond). Mi ii i'i /iiinen vanB compleet. Begin de zin met het woord met de hoofdletter. i,. hx-k" ' Ki| dr icLcpnc van een hotel M*ih\ i, waar is her restaurant? i, ,u Kiiiiiii n/vinden) Ons restaurant aan het cinde van de gang. Ons 11 m rant kunt u aan het einde van de gang vinden. A Daňk u,en wanneer is het open? '. ;» k ir-ien/ontbijtcn) 's Morgens van H tot 10-- Mm ^.-ns kunt u van 8 tot 10 ontbijten. (het diner/zijn) 's Avonds van 6 tot 9-- 's Avond s is het diner van 6 tot 9. 1 Bij de receptie van het taalinstituut A 1 )ag, mevrouw, ik kom voor de cursus Italiaans voor beginners. Waar moet ik dan zijn? o (u/moeten/zijn) Daninlokaal 18.-- Dank u, en waar is dat? B (u/vinden) Lokaal 18 op de eerste verdieping, hier de trap op en dan links. 140 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 141 En hoe lang duurt de les? (deles/beginnen). Om9uur _ _ (u/hebben) Dan pauzc van 10.15 tot 10.30. (de les/zijn) Om 11.30 afgelopen. (u/kunnen/koffie drinken) In de pauze in de kantine 2 Aan de telefoon M Met nievrouw Van Wychen. S Dag mevrouw, met Saskia Willems. U hebt een kamer te huur, klopt dal M Ja, dat klopt. S (de kamer/zijn) nogvrij?____ M Jazeker. ] S (ik/kunnen/komen kijken) Wanneer ?---- M Wat mij betreff nu meteen. ; S (ik/hebben) Op dit moment geen tijd._________ \ (we/kunnen/afspreken) voor vanavond?-----. M Ja, datisgoed.Hoelaat?Om7uur? B ja graag, mevrouw. (ik/komen) Misschien iets later want ik kom met de bus____ M Geen probleem. Tot vanavond. 3 A en B kijken naar een foto A Wat is dit? B (je/zien) Op deze foto mijn nieuwe kamer in Amsterdam. A Leuk! Hoe lang woon je daar nu? b (ik/wonen) In deze kamer nu twee maanden.__-------- A Kun je in Amsterdam snel een kamer vinden? B Nee, zeker niet. Als je een kamer in het centrum wilt, (je/moeten/wachten) lang.---- ; (ze/kunnen/helpen) fen bij een kamerbureau je vaak ook niet. tt op dinsdag/ op 12 deccmber tot vrijdag van maandag tot(en met) zaterdag in de winter / in april / in het weekend over ten week/over twee maanden Mcvrouw Willems werkt op maandag, dinsdag en vrij,|,lE Ik heb tot vrijdag uacludicns De Winkels zijn van.maai\l.is tot en met zaterdag «.pL:i. weleens nooit soms/ afentoe regelmatig vaak meestal altijd elke per eerst dan daarna daarvoor ten sloUe 146 / Help! Kunt u mij helpcn? Ben je weleens in cen zickcnhuis geweest-Ik ben nog nooit in een ziekenhuis geweesi. Af cn toe maaki ze een praatje met een pai lett. Ik ga regelmatig op bezoek bij mijn opa en oma. Mijn opa moet vaak naar het ziekenhuis. Jk ga meestal met de fiets naar mijn werk. Het personeel begint altijd met een kopje kotfie. Ik werk elke dag van half negen tot half een. Myra Willems werkt dric dagen per week. Eerst nenien de verpleegsters een kopje koffie. ■ Dan hebben ze een werkbespreking. Daarna gaan ze de eerste ronde doen. Daarvoor praten zc met het hoofd van de afdeliug over de patienten, Ik moet veel doen vanochtend: patienier w asst-'i, beeiden opmakeri, planten verzoriiin cu Leu ■dottc het cten rondbrengen. i i t : ,,vv;tkckomtvnj? J i ' v/t( p., i ji it heeft extra verzorging nodig? ' • Welki i ledicijnen zijn nodig? U'Wfei patienten hebben extra verzorging nodig? CCP ,/,.-Woord of een het-woord} En 'patient ? ■ "1! t.oii|uiiciies: als en omdat W.vmeer doet Myra Willems haar 2e ronde? Als het bezoekuur voorbij is. Waarom moeten de patienten rüsten? Omdat ze moe zijn. Als ze tijd heeft, maakt ze een praatje. Heiaas lukt dat niet altijd omdat ze weinig tijd heeft. I Syntaxis: bijzin Ms we genoeg geld hebben. Ja. maar alleen als jij ook gaat. Omdat ik de taal niet goed begrijp. f hndat onze flat te klein is. VllAU, : Op welke positie Staat de persoonsi l in de bijzin? En het subject? Help! Kunt u mij helpen? / 147 Combinaties van hoofdzin en bijzin HOOFDZIN Ze maakt een praatje Ze kan geen praatje maken B1JZ1N Als ze tijd heeft, Omdat ze geen tijd heeft, BIJZIN als ze tijd heeft. omdat ze geen tijd heeft. HOOFDZIN maakt ze een praatje. kan ze geen praatje maken VRAGEN Kijk naar de hoofdzin in combinatie A en in combinatie B. Kijk naar dcplaats van suL persoonsvorm. Wat is het verschil tussen hoofdzin A en hoofdzin B? want en omdat Ik zoek werk, want ik beh geld nodig. Waarom zoek je werk? Omdat ik geld nodig heb. Ik zoek werk omdat ik geld nodig heb. Ik kan nu niet blijven, want ik heb geen tijd. Waarom kunt u niet blijven? Omdat ik geen tijd heb. Ik kan niet blijven omdat ik naar een bespreking moet. Iternatief. otai°¥-' i ii.i oiTi: ^ 4'tussen./van: ;i.,oi./van: h oni "P-- „p - :i)t: S in "\er: y ,n ■ over: , 10 in °P: \Q( -UiULAIRE lk kom half acht. We doen die ocfening- de pauze. Het examen begint om tien uur. U moet__tien uur aanwezig zijn. Het examen duurt_ ._ tien tot twaalf uur. De pauze is _twaalf en tvvee uur. De test is _ zaterdag 9 januári. Vanafvandaag_ vrijdagheb ik vroege dienst. een week ga ik verhuizen. Dan geef ik een feest in mijn nicuwe huis. Hetfeestjeis--hetweekend. Ik ben_ januári jarig. Dat i s JÄ— de winter. VRAGEN Wat is het verschil tussen de zinnen met 'want' en met 'omdať? Kijk naar de plaats van de persoonsvorm. Let op de plaats van 'want' en 'omdať: 'want' Staat niet aan het begin van de zin. ; altijd, elke, meestal, nooit, soms, vaak, wel eens. Kiesmt l.rfruik ieder woord één keer. er / daar: verwijswoorden van plaats Ben je al naar het ziekenhuis gcweest? Ja, daar ben ik al gewcest. Wanneer ben je er geweest? Vanmorgcn. Ben je -Nee, nog — En inParijs? Ja, heel in Brüssel geweest? , want mijn oom woont daar. VRAGEN Waarnaar verwijst daar in de tweede zin ? Waarnaar verwijst er in de derde zin? ■ b Woont je oom er al lang? b Ja, hij heeft er_gewoond. Hi j is er geboren en op school geweest. Hij is Fransnian. a Parijs is een leuke stad. Je gaat er zeker-zomer naar toe hé? b Nee, want_is mijn oom 's zomers niet in Parijs. Dan huurt hij met zijn fiimilie een huisje in het zuiden van Frankrijk. Maar deze zomer ga ik er toevallig wel naar toe, want mijn oom kan niet met vakantie. ■i Wat spreekt je oom? Frans? b Ja, maar _spreken we ook Nedcrlands, want hij kent een klein beetje Nederlands. 148 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunl u mij helpen? / 149 Eon werkria" 3 * Vul in. Kies uir: eerst, dan, daarna, ten slotte, om, op, van, tot, tussen, daarvoor, na r J an de Bruin is postbode. ledere morgen Staat hij om zeven nur op. Dan gaat hij -onder de douche,--kleedt hij zieh aan. -gaat hij naar de keuken om te ontbijten. - trekt hij zijn jas aan, stapt op zijn fiets en gaat naar zijn werk. Het is dan kwart voor acht. -acht uur moet hij beginnen. -acht cn tien uur moet hij post sorteren. --tien tot twaalf uur brengt hij de post rond in wijk C. Maar-neemt hij eerst even eenkop thee. de middag eet hij zijn boterhammen op in de kantine, samen inet daciroi er? Voorbeeld: , Ta, ikwooner! ifoorti J ' er = in Amersfoorr een paar eol!ega's --de middag moet hij weer post rondbrengen, nu in de Scbildersbuuit -vier uur is hij daarmee klaar. -maandagen vrijdag gaat hij--naarhuis, maar__dinsdag ---en met donderdag moct hij--■. nog naar het station. --moet hij helpen post uit de trein te halen. Dat is zwaar werk. GRAMMATICA 4 • Vul in. welk of welke en beantwoord de vraag. 1 -dag is het vandaag? 2 Üp--dagen hebt u Nederlandse les? 3 In--maandbentujarig? 4 Op_dag? 5 -woordenboekgebruiktu? 6--talen spreekt u? 7--film hebt u kort gcleden gezien? 8 -stad in Nederland vindt u mooi? 9 Uit__landkomtu? 10 Naar-landen bent u al(geweest? (i& rtk tussen persoon A en persoon B ' ßl „ ^ d in Amsterdam geweest? .diiar.benikalgcweest. \\ aii'ieer ben je er geweest? f V'»i iji jaar. , hebjeergezien? "Ük ben in betRijksmuseum geweest. Da Ii- heb 'k de Nachtwacht van Rembrandt gezien. , Heb jf tr uok andere dingen gezien? B Mruiirlijk heb ik er ook andere schilderijen gezien. het Rijksmuseum ben ik naar het oude centrnm v. Ii Amsterdam gegaan. Daar heb ik twee uur gclopen. In .Amsterdam zijn heel veel leuke cafes. Daar kun je lekkere koffie drinken. Onk kun je er iets eten. A Ais jenogeens naar Amsterdam gaat,__ R 7'iievalltg ga ik er dit weekend weer naartoe. Heb je zin om mee te gaan? A Ja lenk, want ik ben er nog nooit geweest. 1 daar = 2 er = . 3 er = . 4 Daar = 5 er = 6 er = 7 Daar- 8 Daar = 9 er = 10 er = 11 er = ' Vraageiiatitwoord. Werk in tweetallen. Voorbeeld .. otar u wel eens in Amsterdam geweest? \\ .liiHCer bent u er geweest? Ja, daar ben ik wel eens geweest. Vorig jaar. ntu wel eens in Amsterdam geweesr? b Nee, daar ben ik nog nooit geweest. in Amsterdam in Parijs b.j een woningbureau op het postkantoor hj de universiteit op het politiebureau hi i de bank in het ziekenhuis bij de buren op het kantoor van de krant Vanmorgen Gisteren Eergisteren Vorige week Vorig jaar Maandag Vandaag Vanmorgen In januari Nog nooit 150 / Help! Kuntu mij helpen? Combinccr de zinnen. Denk aan de goede volgorde. 1 Ik ga naar het taleninstituut omdat _ Ik maak een praatje met dcpatienten als _ Ik ga eten want__ Wij hebben zin in koffie maar__ Om kwart voor zeven ga ik weg want_ Ze gaat op de fiets naar haar werk omdat Ik vind werken heel leuk maar . Ik ga dat huis kopen als__ f de trein vertrekt om zevcn uur. ik genoeggeld heb. ik Spaans wil lercn. ik veel tijdheb. het vandaag niet rege, ik heb hongcr. de kantíne is geslotrŕf een vrije dag vind ik ookfijn. nil: jis en omdat •vi.IS .Sti«;in over J°s: 'J°s komt regelmatig een weekendje logeren. Dat is al- jjidr'/i'H'^ Jos is een en vroli)k mens' -hij langskomt, brengt hij %i|d "■■f* niec'eetl ca(leautie °^ bloemen. Ook ivmcn wij Jos vaak mee naar de film of het strand _ onze zus \l molí d '.ar een cafe heeft, daar gaan we dan wat drinken.' ^iii RMľ- (57): 'Voor Jos ben ik eigenlijk het hoofd van de familie.____ Juj ijis wil hebben, een nieuwc televisie bijvoorbeeld, gaat dat via mij. . -Maar -------ik tegen hem zeg dat hij nog even op de televisie moet wachten, vr.iajíi Inj hei toch aan een van zijn andere broers of zussen!' a Vul in. Kies uit: omdat en want Jos Visser (45) heeft het syndroom van Down cn woont sinds twee jaar ii ei 'i i;. huis in Amstelveen-zijn ouders zijn overleden. ' Jos is een zelfstandig mens. Hij Staat iedere morgen om zes uur op_____hij moet om half acht naar zijn werk in de sociale werkplaats, waar hij timmeit. 's Middags doethij boodschappen, en in zijn vrije tijd drinkt hij een pilsje in /i n club 'De Schäkel',--dat vindt hij heel gezellig. En hij houdt contact mec zijn zes broers en zussen. Hij houdt heel veel van lien - zij altijd voor hem klaar staan. Maar zij hoeven hem niet te verzorgen_hij kan alles zelf. j Bron: 'Dir is het familie-ream van Jos!' in: Margriet nr. 11,6/13 maart 1998 \ Y'itlm- ik wil genoeg tijd hebben 8 's Avonds kan ik niet veel meer doen _ ! in r..,. ■: Zet in de goede volgorde ' Vootbeeld: Ik ga naar huis als - het - is - vijf - uur .- Ik «a naar huis als het vijf uur is. ffjes nit: omdat, want, als, maar Elke achtend sta ik al om zeven uur op voor een kopje thee. Na het ontbijt spring ik op de fiets en ga naar mijn werk. Ik werk bij een knmt. Ik ga op de fiets___ik vlakbij mijn werk woon. . _ ik om half negen op kantoor ben, kijk ik eerst in mijn agenda. Om elf nur zie ik bijna alle collega's _we dan sanien koffie drinken. 'I; d ink soms koffie _■.__ik drink liever thee. \ 1 de lunchpauze ga ik naar de redactie_ik 's middags daar werk. Ik werk daar van twee tot vijf. Ik moet heel hard werken _ Ik nag naar huis- _. het is op de redactie heel erg druk. het vijf uur is,_vaak werk ik tot zes uur. ik dan erg moe ben. 1 Rebecca Staat elke dag om zes uur op want - haar bus - vertrekt - al - om half acht. 2 /.c moet om acht uur in het ziekenhuis zijn omdat - haar dienst - begint - al - om kwart over acht ; Als het tien uur is, - ze - heeft - een - koffiepauze. 152 / Help! Kunt u mij helpen? Help'.Kuntumijhelpen? / Eeu werkdag 4 Oni één uur gaat ze vaak cven buiten wandelet! omdat - ze - houdt - v - frissc - lucht. 5 's Middags brengf ze de patienten thee als - bet bezoek - is - weer - w 6 Daarna denkt ze aan vijf uur, want - ze - mag - dan - weg. 7 Ze vindt werken in een ziekenhuis zwaar, maar - het - is - soms - ook - leuk 8 Als ze thuis komt, - ze - leest - eerst - de krant. 9 Voor het eten gaat ze regelmatig hardlopen, omdat - ze - wil - een - bi - fit - blijven. 10 Omdat ze de volgendc ochtend weer vroeg op moet, - ze - gaat - om --naarbed. 11 ©e Vervang de gecursiveerde woorden door er of daar. Vandaag vertel ik jullie iets over Frankrijk. In Frankrijk ben ik elk jaar in juli, omdat mijn oom in Frankrijk woont. Hij heeft een huisje in de Bourgogne en in de Bowgogne is het heel erg mooi. Mijn zus en ik maken in de Bourgogne lange wandelingen. Het huis van mijn oom Staat midden in het bos. In het bos is het altijd lekker rüstig. Ook hoor je in bet bos de vogels nog zingen. In Amsterdam hoor je andere dingen: in Amsterdam hoor je auto's. Maar je hoort in Amsterdam natuurlijk ook wel vogeltjcs. Volgende week gaan we naar Utrecht. In Utrecht kun je veel dingen kopen. Ik koop in Utrecht ook altijd koekjes: Utrechtse sptits. Ik ga ook naar Utrecht omdat mijn oma in Utrecht woont. Zij woont in het centrum, in het centrum woon je prachtig. Je ziet in het centrum veel mooie grachten. Op de grachten zijn de huizen wel erg duur. LUISTEREN 12 ® LWJ Personen en situatie Twce personen beschrijven hun werk- of studiedag. Opdracht: Kijk naar de lijst met hun activiteiten. De volgorde klopt niet. Zet de activiteiten in de goede (chronologische) volgorde. Mulder sii aan tfsvrsi,^r.ľňndebrugklas ^^/."ncmdcxameriklashavo wL;;;;,]Schooihaien ■ naarschoolbrengen k,itfur-"u7e IniKhen t!,L-tdrinkcn Re!1K.. Willems en.. if speien "„..rrauzifkliiisttrcn % -tbaltraining , l,s*iskunde . lo Engels les riatuurkunde t\ idjken Iuris werk maken . U.'ffiepsmze . lunchcn tweede klas mavo wosoniE llJ'renzeteen.indegocdekolom. V. i.rb.«kl: 1 Utrecht 2 nievrouw 3 Saskia Vul in. 4 Maria 5 telefoon 6 kopjekoffie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 154 / Help! Kuntu mij helpen? 14 ®© I.O-D .1 Klinkt dit vriendelijk © of nict vriendelijk ©? Voorbeeld: 15 Wilt ueen kopje thee? © Hier, thee. © © ( © 1 □ □ 5 □ □ 2 □ □ 6 □ □ 3 □ □ 7 □ □ 4 □ □ 8 □ □ o o "(35(5) U hoort een vraag. Geef het goede antwoord. 1 Gaat Peter met de bus naar Amsterdam? □ Nee, Jan. □ Nec, met de trein. □ Nee, naar Den Haag. 2 Ga je morgen met je collega koffie drinken? □ Nee, vandaag. □ Nee, met mijn vriend. □ Nee, eten. 3 Heeft Peter de pen op de tafel gelegd? □ Nee, Jan. □ Nee, het boek. □ Nee, op de stock 4 Woont John in New York? □ Nee, hij is op vakantie in New York. U Nee, Lukas. □ Nee, in Boston. 5 Is de bruine tas van John? □ Nee, de zwarte. □ Nee, het bruine boek. □ Nee, van Peter. 6 Begint de cursus morgen om half tien? □ Nee, de vakantie. □ Nee, vandaag. □ Nee, half elf. i 156 / Help! Kuntu mij helpen? 5ü Let vooral op de intonatie! Bin ■£ weleens in een ziekenhuis geweest? ifc? Neei nognooit. Ik ben nognooit in een ziekenhuis geweest. Fit jij? i') we'eens m cen ziekenhuis geweest? lk?Oja,vaak. Gi ic weleens naar de dokter? ll.?].i, afentoe. j;u jij ? Ga jij weleens naar de dokter? Ik? |.i,soms. En ii3 Gaat u weleens naar de dokter? Ik? rlijna nooit. Hei-fi ii het druk? () j.i, cerst moet ik patienten wassen, dan bedden opmaken, J., i na planten verzorgen en ten slotte het eten rondbrengen. ■-+- SPREKhN: I' '..-, antwoord. Werk in tweetallen. Beschrijf aan clkaar uw eigen werk- of studiedag. rj; VRAAG: Watdoet u's morgens? ANTWOORD: 's Morgens neem ik een douche. T1JD ACTIVliEITEN 's Morgens een douche nemen "s Middags iets eten/drinken 's Avonds ontbijten/lunchen 's Nachts koffie/thee zetten Dm 7uur naar school gaan Dm half acht boodsthappen doen 0m_ eten klaarmaken huiswerk maken televisie kijken de krant lezen naar bed gaan slapen dromen Help! Kuntu mij helpen? / 157 "•- i Con werbrlat; SCHRIJVEN 18 • Schrijf op hoe u iets doet. Gebruik: eerst, dein, daarna, ten slotte Voorbeeld: • koffie zetten. Eerst kook ik water. Dan zet ik de filter op de koffiepot. Daarna doe ik koffie in de filter. Ten slotte giet ik het kokende water op de koffie. Beschrijf: • thec zetten • tanden poetsen • naar uw werk gaan • thee/koffie tut de automaatbalen 1.9 • • Beschrijf de werkdag/studiedag van elke persoon. Begin elke zin met een indicatie van tijd of volgordc. Voorbeeld: Mcneer Willems: Om 7 uur gaat hij zijn bed uit. Daarna ontbijt hij/gaat hij ontbijten. Om 8.30 begint zijn werkdag. lil uur ÍU uur I I 14 uur 16 um 18 uur 201 221 14 uur j,,.. Wilkms bcdrijfsleider Supermarkt zijn bed uit ontbijt begin werkdag afspraak met leverancier(s) lunch praten met klanten telefoneren, werkroosters controleren . winkel sluiten ■ thuis eten . de krant lezen tv kijken naar bed Saskia studente Piet de Groot arbeider in een fabriek haar bed uit. i ontbijt ■ naar Utrecht . college 1 . pauze . college 2 . lunch • naar de bibliotheek afspraak in de stad . naar huis thuis eten TV kijken op hezoek bij vrienden wekker loopt af douchen + ontbijt . ochtendploeg: aan de lopende band i koffiepauze . aan de lopende band lunch middagploeg: vrachtwagens laden . einde dienst/ naar huis thuis eten Marleen Smit secretaresse (part-time) tv kijken naar bed . gaan slapen i haar bed uit/ douchen . naar kantoor . koffie/ besprekinj met directeur . brieven typen . telefoncren/koffie • informatie invoe-ren in computer . naar huis . inkopen doen zwemmen . koken . eten + tv kijken een bock lezen afspraak met een vriend in cen café muziek luisteren naar bed 158 / Help! Kunt u mij helpen? tcii vvi'i !<-lag LEZEN 20 • Naar school in Nederland Sinds 1900 heeft Nederland cen leerplichtwet. Rinderen moeten van hun vijfdc tot en met hun zestiende jaar naar school, maar de meeste kinderen gaan al vanaf hun Vierde jaar naar school, en velen volgen onderwijs tot hun zeventiende of achttiende jaar. Tot hun twaalf-de jaar gaan zij naar de basisschool. Die bestaat uit kleuterondcrwijs en 'lager onderwijs'. Daarna gaan ze naar het 'voortgezet onderwijs'. Er zijn allerlei school-typen, op verschillende niveaus. Op de vcrschillende schooltypen gaan de kinderen korter of langer naar school; variěrend van vier tot zes jaar. Sinds 1848 is er de 'vrijheid van onderwijs'. Iedereen kan in principe een school beginnen. Men is dan ver-plicht bepaalde vakken tc geven, maar de school is vrij de religieuze, politieke en didactische aspecten van het onderwijs te bepalen. Hierdoor hebben wij in ons land 'openbare' en 'bijzondere' Scholen. De bijzonderc Scholen hebben van oudsher een bepaalde religieuze achtet-grond, bijvoorbeeld een katholieke, of protestante. Er zijn ook een aantal Islamitische Scholen in Nederland. Ook Scholen die bepaalde didactische prineipes hante-ren, zoals die van Maria Montessori of Rudolf Steiner, noemt men bijzondere Scholen. VRAGF.N Is er in uw land ook leerplicht? Is dat ook van vijf tot zestien jaar? Hoe lang duurt in uw land het basisonderwijs? Zijn er in uw land veel verschillende soorten voortgezet onderwijs? Is er in uw land ook verschil tussen openbaar en bijzonder onderwijs? I .•tfksftuAG Iii;'"' VO'WMIB 4 i Mi «.i.u ('in werkt Robbert Hijdra meer gemotiveerd als hij aan zijn kinderen , denkt- , vx'.ii doct Rohk-rt Hijdra tijdcns het voorbereiden van zijn presentatie? i 1 lue\ I menšen werken er op de afdeling van Robbert Hijdra? , ■ .i-ken de Vcreniging Natuurmonumenten en de Vereniging van i -loirniiuii v an Waterwinbedrijven in Nederland al samen? 5 Wji .In«. R'ibb" rt Hijdra tussen de middag? f Met wie piaaL Robbert Hijdra als hij naar Den Haag gaat? "*■» Hol la i; y.a 11 K"bbert Hijdra meestal naar huis? g is Vcn ueluksvogel'? i ; tt-n J.iii liic het leven van ... Robbert Hijdra '«ebkr Hijdra werk L bij de 'Vereniging Natuurmonumenten'. |.,. i i i:al uit overleggen en vergaderen. 160 / Help! Kuntumij helpenf - 8.30 nur ik iireng Wendelien (5) en Rosanne (7) naar school. Als ik aan hen denk, doe ik niiiii werk extra goed. Ik vind het namelijk essentieel dat zij over twintig jaar volop door de natuur in Nederland kunnen wandelen en fietsen. 8.45 uur A.ingekomen op het hoofdkantoor van Natuurmonumenten bereid ik mijn pre-senlatie van vanochtend voor, bij een van mijn dagelijkse tien koppen koffie. Het behartigen van de belangen van de natuur doe ik niet allcen. Hier op mijn afdeling heb ik vijf gemotiveerde, professionele collega's. 9.30 uur Een eerste overleg tussen onze directic en de Vereniging van Exploitanten van Waterwinbedrijven in Nederland, omdat ook zij een schone natuur nodig hebben. Zeker nu Nederland steeds meer drinkwater nodig heeft. Ik presenteer een aantal voorstellen tot samenwerking. 11.30 uur In de wandelgangen praat ik met onze directie. 12.30 uur Na de lunch wandel ik een kwartier door het oude bos achter het kantoor. Help! Kunl u mij helpen? / 161 13.00 uur Op de fiets naar het Station voor cen van mijn reizen naar Den drie vveken ben ik in de Tvveede Kamer en op ministeries om onze ideecr t bepleiten. 14.30 uur O verl plannen leg met Tweede-Kamerltd Manjke Augustójn-Essen {D66) over or, ' *l&r A*—1 T ^7" en- /uver on/.. ™ 1 ^^i^ n|. spreken zi] metclkaar. iilar de tekst. Kijk niet in het boek! in studiegennot Theo over vrije tijd en hobby's. 17.30 uur Ľen uurtje vxoeger dan normaal fiets ik naar huis om me voor te berejden avondvergadering. Het is nog licht, ik fiets even de poldcr in. ; 20.00 uur Avondvergadering op kantoor. Als ik later op de avond buiten mijn fiets pak, voel ik me een geluksvogel d.u ik dit werk mag doen. Rron: 'Natuurbehouď, kwartaalblad VerenigingNatuurmonumenten, februári 1998. I, luistti 162 / Help! Kuntumijhelpenŕ í ■i":, K.irel ; hco K.ircl Theo Kar et Ik.) Karel Theo K.ir.el l'lieo K.irel ' J heo, ik ga vanavond met Hannie naar de film. Ga je ook mee? Nee, sorry, ik kan vanavond niet. Ik moet naar pianoles. Leuk! Speel je goed piano? Jawel... redelijk. Ik vind het in ieder geval erg leuk om te doen. Ik speel al cen jaar of acht. Speel jij ook een instrument? Nee, ik ben helemaal nict muzikaal. Ik luister wel graag naar muziek, maar ik speel zelf geen instrument. Maar je vriendin is wel muzikaal, he? Ze zingt toch in een koor? Ja, dat klopt. Hannie zingt in een koor. Ze zingen klassiek en jazz. Ik houd niet zo van koorzang, maar ik vind dat Hannie heel mooi zingt. Maar wat doe jij dan in je vrije tijd? Heb je een hobby? Ja, ik ben bij een voetbalclub. Ik voetbal elke zondag, en in de zomer ga ik vaak tennissen. Ik kijk ook graag naar sport op de tv. Dus jij bent meer het sportieve type. Kun je goed voetballen en tennissen? Ik kan vrij goed voetballen, zondag hebben we ook weer gewonnen. Met tennissen verlies ik meestal. Doe jij iets aan sport? Help! Kunt u mij helpen? / 163 Theo Nou, nee, ik ben niet zo sportief. Vroeger op school heb ik natuur wel gesport, maar tegenwoordig is mijn conditie waardeloos. I|< l wel af en toe naar sport op tv. Vooral naar volleybal en basket^;u Karel Heb je nog andere hobby's? Theo Ja, ik ga rcgelmatig naar concerten. En ik lees graag. Karcl Nou, geef mij maar een stripboek! Lczen is niks voor mij. Ik ki;k- liever tv, bijvoorbeeld naar films en documentaires. En ik ga regcl niatig met Hannie naar de bioscoop. Theo Naar welke film gaan jullie trouwens vanavond? Karel Naar 'Karakter', naar het boek van Bordewijk. Tk heb de rccensii in de krant gelezen en die was heel positief. Theo Oh, ja, die is heel goed, ik beb hem al gezien. Veel plezier, en doe de groeten aan Hannie. Karel Dat zal ik doen. Vccl plezier met je pianoles. lc Opdracht Wat doen ze in hun vrije tijd? Vul het Schema in. Sport Muziek Andere hobby's 2 TEKST 2a Lees de tekst. Gelukkig is het weer vrijdag Vrijdagmiddag half vijf. Marijke is vrij en het weekend Staat voor de deur. Als -v een week hard hccft gewerkt, wil ze in het weekend gocd uitrusten. Dus wil zepp zaterdag lekker lang uitslapen. Ze| Staat dan nooit voor tien uur op. Gelukkig woont ze in bet centrum van de stad en kan ze heel snel boodschappen doen. Op 1 I miiddag heeft ze vaak een afspraak met een goede vriendin. Marijke ■' jt |j iar alti jd op en dan gaan ze samen bijvoorbeeld winkelen of naar de kap- <-oins gaat de vriend van Marijke ook mee, maar niet als ze gaan winkelen. pr i iiidt hij vresclijk vervelend. Op zaterdagavond gaan Marijke en haar vriend " sj" n.i itccn toneelstuk of een concert. Maar in de zomer gaan ze dan vaakfiet-' Omdat het dan lang licht is, kunnen ze laat thuiskomen. Zondag is een echte vrije d.ii5- Voor die dag spreken ze nooit iets af. ■s h e t goede a n two ord. I Li weekend is: □ a vrijdag en zaterdag. J b zaterdag. □ c zaterdag en zondag. Mel wie doet Marijke boodschappen? a Met niemand, ze doet alleen boodschappen. b Met haar vriendin. c Met haar vriendin, en soms gaat haar vriend ook mee. ,,n Marijke en haar vriend elke zaterdagavond naar het theater? a Ja b Nee J iVlotiveer uw antwoord IAAI HULP Prill en over hobby's \X at doet u in uw vrije tijd? Heb je hobby's? r>(U' ie aan sport? Houd je van-? G.i i c vaak naar _..........................— ? Ik doe aan sport. Ik voetbal / zwem / tennis / basketbal / volleybal /-^. Ik maak muziek. Ik speel piano / viool / contrabas / Ik zing. Ik ben creatief, Ikmaakfoto's/kleding -— Ik wandel / fiets veel. Ik ga vaak naar een concert / een film / 164 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? /