289 Ingrid Degraeve Taaluniecentrum NVT Brüssel HET EINDE VAN DE STANDAARDTAAL: WAT MOET DE TAALDOCENT ERMEE? Abstract Professors, writers and teachers dedicate entire books and columns to the question •wether standard language is in the process of vanishing or not. Most linguists agree that standard language is indeed attenuating. The causes and consequences of the attenuation of the standard language are still under debate. In 2008 a pioneering book on this changing process has been published. In 2009 the Dutch Language Union (Ne-derlandse Taalunie) focused the whole year on linguistic variation. All these publications make clear that the linguistic standard is under pressure, shifting, stretching out. This article reports on particular questions concerning the consequences of a changing linguistic culture on the teaching of the Dutch language at foreign universities: What is understood by the end of the standard language? What has been written about it in professional literature on Second and Foreign Language Learning? Does it influence the teaching at centers of Dutch language and culture at foreign universities? How can the phenomenon be incorporated in the language course? How can the phenomenon even enrich the teaching of the Dutch language at foreign universities? Keywords: language variations, standard language, Dutch as Foreign Language, Dutch as Second Language Inleiding Het wordt tijd dat de buitenlandse neerlandistiek gaat nadenken over het einde van het Standaardnederlands. Het team van het Ccrtifi-caat Nederlands als Vreemde Taal beschikt over de bewijzen dat Studenten Nederlands in het buitenland zieh in straattaal uitdrukken. Sinds 1999 maak ik deel uit van de neerlandistiek extra muros: tien jaar lang als oprichter en docent van het docentschap Nederlands in Tbilisi en sinds 2008 als projectleider van het Taaluniecentrum Nederlands als vreemde taal in Brüssel. Dankzij bijeenkomsten en colloquia ken ik veel collega's aan buitenlandse universiteiten: ik heb een sterk vermoe-den dat zij de Studenten die straattaal niet hebben bijgebracht. Ik heb er geen onderzoek naar gedaan, maar ik ga er vanuit dat de docenten niet buiten de lijntjes van het Standaardnederlands kleuren. Shalini Roppe die lang voor het CNaVT heeft gewerkt, laat een docent Nederlands in het buitenland aan het woord (Roppe 2010: 34): 290 Ik had een keer een kandidaat die duidelijk meer geschoold was in straattaal dan in salonfähig taalgebruik. De gewone vragen in de trant van 'Hoe laat bent u vanmorgen opgestaan?' en 'Reist u graag of zit u liever gezellig thuis?' gingen nog wel, maar bij de vraag hoe hij zou reageren indien iemand hem erop zou wijzen dat hij twee verschilfende kleuren sokken had aangedaan, schoot hij totaal uit zijn slof. In zijn beste straattaal gaf hij te kennen dat die vent z'n rotsmoel moest houden en dat ie zieh met z'n eigen zaken moest bemoeien. 'Ik zou 'm een klap voor z'n harses geven en z'n eigen vieze sokken van hem afpakken en ze in de gracht smijten en hemzelf erachteraan als ie z'n grote bek niet zou houden.' Dat was wel eventjes een ander register en natuurlijk zat de examinátor van verbazing met zijn oren te klapperen. Deze kandidaat bleek met vlag en wimpel geslaagd, een authentiekere taalgebruiker was er waarschijnlijk ook niet... Tussentaal en moedertaalonderwijs Tot zover het bewijs, maar maakt u zieh maar geen zorgen: ver-der dan dit bewijs dat ook buitenlandse Studenten Nederlands zieh al in straattaal kunnen uitdrukken, ben ik niet gekomen. Het helpt me wel een beeld te geven van de soort taal die niet enkel op straat wordt ge-sproken, maar in Nederland en Viaanderen alsmaar vaker in de media, op school en op universiteiten, uit de mond van Journalisten, leerkrachten en leerders te hořen valt. De Nederlandse taalkundige Jan Stroop, ontdekker van de tussentaal het Poldernederlands, laat weten dat dit verschijnsel ons niet hoeft te verbazen gezien taallerende kinderen in Nederland nu 'ouders hebben die geen Nederlands spreken, onderwij-zers die hun hebben gelijk zeggen en onderwijzeressen die Poldernederlands spreken' (wwwl). Over die zogenaamde taalverloedering, het Verkavelingsvlaams, het Poldernederlands en het einde van het Standaardnederlands wordt er sinds een paar jaar hevig gedebatteerd. Als projectleider Nederlands als vreemdc taal ben ik vooral benieuwd naar de gevolgen voor het taalonderwijs. Eén van de artikelen dat in de loop van dit artikel nog ter sprake komt, draagt de titel: 'Geen standaardtaal, geen taalonderwijs?' (Callebaut 2010: 51-57). Dat is een vraag waar de doorsneeburger niet wakker van ligt, maar taaldocenten maken zieh oprecht zorgen. Wat is het antwoord op die vraag? 291 Tussentaal en vreemdetalenonderwijs Het is een illusie te denken dat docenten en Studenten in het bui-tenland zieh niets van de veranderende taalcultuur in de Lage Landen hoeven aan te trekken. Zo laat dat ene voorbeeld uit een CNaVT-exa-men zien dat ook Studenten Nederlands uit het buitenland in aanraking komen met taalgebruik dat afwijkt van de standaardtaal. Toegegeven, dit voorbeeld heeft meer iets van een anekdote dan van een bewijs, maar uit een enquete van de hoogleraar Nederlandse taalkunde aan de Universiteit van Keulen, Ann Marynissen, kunnen we conclusies trekken die voor de meeste NVT-docenten herkenbaar zullen zijn. De enquete heeft ze gehouden bij neerlandici die aan Duitstali-gc universiteiten Nederlandse taalkunde, letterkunde of taalverwerving doceren. Ze heeft daarin gepeild naar (...) de mate waarin zij contact hebben met het taalgebied, naar hun kennis van de verschillen tussen het Nederlands in Nederland en Bel-gie, naar hun normopvatting en de toepassing ervan in hun onderwijs-praktijk en naar hun attitude tegenover recente veranderingen in de standaardtaal en de toekomst van het Nederlands. (Marynissen 2010: 25-44) Wat de onderwijspraktijk betreft, steh Marynissen het volgende vast: Substandaardtalige varieteiten, regiolecten of dialecten hebben in de gestuurde verwerving van het Nederlands als vreemde taal geen plaats. Wei kan het continuum van varieteiten in colleges Nederlandse taalkunde als studieobject aan bod komen, maar mondelinge varieteiten van het Nederlands die geen standaardtaal zijn, worden in het extramurale onderwijs Nederlands niet aangeleerd, noch aangeboden. (Marynissen2010: 25-44) Toch kan niemand ontsnappen aan de tussentalen die zieh in Nederland en Vlaanderen aan het vormen zijn. In een colloquium met de titel 'Bclgisch-Nederlands in het spanningsveld tussen Verkavelingsvlaams en standaardtaal' geeft Marynissen een beeld van de ervaring die veel buitenlandse Studenten Nederlands opdoen. Haar Duitse Studenten die op stage gaan in Vlaanderen komen vaak ontgoocheld terug, omdat ze in Vlaanderen een aanzienlijke taalvarieteit ervarcn en geen doelmatig gebruik kunnen maken van de standaardtaal die zij aan de universi- 292 teit in Duitsland hebben geleerd. Een totaal andere ervaring hebben de Duitse Studenten die naar Nederland trekken voor hun stage: zij worden voortdurend in het Engels aangesproken en spreken er veel te weinig het Nederlands dat zij willen spreken en aan de universiteit geleerd hebben (www2). Ook professor Frans Daems van de Universiteit van Antwerpen steh vast dat er een spanning bestaat tussen het Nederlands in het onder-wijs en het Nederlands in de taalgemeenschap. Binnen de taalgrenzen is er (...) sinds een aantal jaren een bewustzijn gegroeid van grotere variatie in de norm. Er bestaat nu duidelijk een tendens om binnen de norm, binnen de standaardtaal, te accepteren dat er Nederlands-Nederlandse, Belgisch-Nederlandse en Surinaams-Nederlandse Varianten bestaan. De jongste generatie van woordenboeken, bv. Van Dale, Prisma, is bczig die Varianten — met markering — op te nemen (www3). Toch kun je volgens hem in het onderwijs niet doen alsof taalvarieteit niet belangrijk is: 'Het Standaardnederlands - en dat wordt goed uitge-drukt door de term Algemeen Nederlands - onderscheidt zieh van de andere taalvarieteiten doordat het een aanzienlijk groter bereik heeft: geografisch, maatschappelijk, situationeel en funetioneel (www4).' Hij vermeldt daarbij expliciet de rol die de standaardtaal speelt als de taal die ook in het buitenland wordt onderwezen. Ten den sen in taaldidactiek Kunnen we dan als docent en student Nederlands in het buitenland toch nog ontspannen achterover leunen en de bittere debatten over de verloedering van het Nederlands links laten liggen? Nee, uiteraard niet. De uitdaging moeten we aangaan omwille van de Studenten die we moeten voorbereiden op een talige werkelijk-heid die aan het veranderen is en waarmee ze moeten leren omgaan als ze in Nederland of Viaanderen hun Studie willen verdiepen of stage willen lopen. Verder moet ik denken aan de woorden van de omstreden componist John Cage: 'Wherever we are, what we hear is mostly noise. When we ignore it, it disturbs us. When we listen to it, we find it fascinating. ' (Cage 1973: 3) Hij ontdekte ooit dat lawaai kan boeien. als je er maar naar luistert. Hocwel taaldocenten het op de heupen krijgen als het einde van de standaardtaal ter sprake komt, kunnen ze er alleen 293 maar bij winnen door er hun Colleges mee te verrijken. Ik geef een paar voorbeelden. Authentiek materiaal Ten eerste: het is aangewezen met authentiek materiaal aan de slag te gaan. Vorig jaar heb ik onderzocht wat voor tendensen er waar te nemen zijn in de didactiek Nederlands als tweede of vreemde taal en meer bepaald in het lesmateriaal dat op de markt wordt gebracht (De-graeve 2011: 270). Het gebruik van authentiek materiaal valt daarbij op. Authentiek materiaal is auditief, visueel of geschreven materiaal dat in de taal is opgesteld die je aan het leren bent en dat niet speciaal voor taalonderwijs is gemaakt. Lange tijd beperkte het authentieke materiaal aan buitenlandse docentschappen zieh tot kranten, tijdschriften, literatuur en video's. Nu is de leeromgeving veranderd omdat bijna alle leerders en docenten toegang tot internet hebben. De authentieke taal-situatie beperkt zieh dus niet langer tot de docent-moedertaalspreker, de bibliotheek en de zomercursussen. Neen, nu kunnen elke Student endocent dagelijks nieuwsreportages bekijken of beluisteren, e-mailen, chatten, skypen, bloggen en twitteren. Daardoor verhoogt de behoefte aan oefenen met authentiek materiaal. Authentiek materiaal is namelijk even toegankelijk geworden als papier. Het zou dus fout zijn als docent deze bron te negeren, vooral omdat de Studenten dat zeker niet van plan zijn (Sherman 2003: 1). Onlangs kwam ik nog een mooi voorbeeld van authentiek materiaal in het taalvaardigheidsonderwijs tegen: het Huis van het Nederlands in Brüssel en tvbrussel hebben het project 'Zap met je klas' ge-lanceerd. Docenten Nederlands als tweede taal kunnen kiezen uit zowat vijftig reportages om onderwerpen in te leiden, groepsgesprekken op gang te brengen of lessen dynamischer te maken. Ik doe een greep uit de argumenten die het Huis van het Nederlands opsomt om authentiek beeldmateriaal te gebruiken (www5): Omdat tv-kijken in het Nederlands een goede oefenkans is voor je cursisten Omdat reeel beeldmateriaal meer aanspreekt en extra schwung kan brengen in de lessen Omdat reeel beeldmateriaal niet betuttelend en artificieel is Omdat de filmpjes zo gemakkelijk te gebruiken zijn: de mees te reportages duren korter dan drie minuten 294 Omdat je over bijna elk thema uit je handboek wel een repor tage kan vinden Veel NVT-docenten zijn al vertrouwd met het gebruik van lite-ratuur in de lessen taalvaardigheid. Ook literatuur is authentiek mate-riaal. De taaldocent Nicky Heijne zet op haar beurt argumenten op een rijtje om literatuur voor taalvaardigheid in te zetten (Heijne 2007: 31): behoefte om kennis te maken met literatuur van de taal die je leert literatuur is cultuurdrager, geeft een beeld van gewoontes, gebruiken, maatschappelijke verhoudingen language awareness: veel meer spelen met taal dan in zakelijke teksten goede overgang naar sprcektaal: veel dialoog veel stof tot discussie: subjectiviteit en emoties In het nummer van 2009 van Taalpeil (www6) geeft de Nederlandse Taalunie alvast wat voorbeelden van taalvariatie in de literatuur. Zo kun je taalvariatie terugvinden in het werk van Louis Paul Boon, Hugo Claus, Leo Pleysier en Robert Vuijsje: 'Cris, mijn bezoek is er, ik bei je later', riep ze. 'Ja, het is die bakra. Ik ga je hangen.' Ik zei dat ze er bling bling uitzag. 'Je moet niet koel doen met je bling bling.' De telefoon ging terug in het decollete. 'Je bent geen slick rick.' - Uit: Alleen maar nette mensen, Robert Vuijsje Dat was altijd nog maar ferm gemakkelijk, zo'n coiffeuse aan huis. Die had danaltijd alle gerief bij. Een droger, shampoo, haarijzers, verf, borstels. Zelf moest ge voor niks meer op de loop. En ge kondt daar ondertussen goed mee babbelen, met de coiffeuse. - Uit: Wit is altijd schoon, Leo Pleysier 295 Inspirerend lesmateriaal Een tweede reden om het debat over normverandering niet te missen, is het prachtige materiaal dat het oplevert. Het gaat er niet om dat de docent het eens is met de inhoud, maar dat de docent het materiaal inzet om bijvoorbeeld uiteenlopende meningen te bestuderen of het taalgebruik dat in de debatten wordt gehanteerd, te analyseren. Zo kunnen we niet om het boek Het einde van de standaardtaal. Een wisseling van Europese taalcultuur van de taalkundige Joop van der Horst heen. Toen dat boek in 2008 verscheen is het debat helemaal doorgebroken. Hij vatzijn visie als volgt samen: 'De standaardtaal staat onder druk. Niet alleen in Vlaanderen en Nederland, maar in heel Europa. In Duitsland zijn er problemen met het Duits, in Frankrijk met het Frans, in Engeland met het Engels (www7).' Hij toont aan hoe onze opvattingen over taal zijn gevormd vanaf de zestiende eeuw: Met recht noemen we ze de taalcultuur van de Renaissance. Een van de aspecten van die taalcultuur was de standaardtaal. In de laatste de-cennia van de twintigste eeuw loopt die taalcultuur van de Renaissance af. Dat blijkt onder meer uit veranderingen in het onderwijs, in de raanier van lezen en schrijven, in de wijze van vertalen, de houding ten opzichte van spelling, en de onttroning van het bock. (...) In de jongste decennia is er in onze taalcultuur meer veranderd dan in de vijfhonderd jaar ervoor. Denkt u dat waar zo veel op de schop gaat, de standaardtaal gewoon de standaardtaal blijft? (www8) Het boek heeft een stroom van reacties, congressen en polemieken op gang gebracht. Velen zijn het met Joop van der Horst eens dat de standaardtaal onder druk staat, maar nemen geen genoegen met de lou-ter wetenschappelijke vaststelling van een nieuwe taalcultuur. Vooral schrijvers, taalfilosofen en taaldocenten vinden dat taalkundigen olie op het vuur gooien door te latcn uitschijnen dat het einde van de standaardtaal onomkeerbaar is en slechts een kwestie van tijd. Ik heb Joop van der Horst er nergens op kunnen betrappen dat hij taalverloedering zou goedkeuren. Toch weekt zijn objectieve, historische Studie van de wortels van de nieuwe taalcultuur, boze reacties los. Wat Joop van der Horst 'een veranderende taalcultuur' noemt, heeft de historicus Geert van Istendael al veel vroeger misprijzend Verkavelingsvlaams gedoopt. In een lezing die hij uitsprak op het col- 296 loquium over het Standaardnederlands van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent fulmineert hij dat het Nederlands zonder standaardtaal hetzelfde is als een Belg zonder hier. De dichter Benno Barnard was een van de eersten om van leer te trekken tegen de aangekondigde dood van de standaardtaal. Hij stclt voor om alle taalkundigen die koelbloedig het einde van de standaardtaal aankondigen, op te sluiten in zonnige klinieken. U ziet het: de gemoederen zijn verhit. Dat Staat in schril contrast met de zelfverzekerdheid waarmee de doorsnee-Nederlanders en -Vla-mingen steeds vaker een tussentaal spreken. Zo verteilen leerlingen in Taalpeil dat ze in de klas vaak dialect spreken zonder dat hun leraar ze daarop aanspreekt: Ge kunt echt niet verwachten dat we met 'je' en 'jij'praten. Dat krijgen we niet uit onze mond. 'Ge' en 'gij' klinkt gcwoon gezelliger. Iemand die met 'je' en 'jij' spreekt, die creeert afstand. Geef mij maar onze spreektaal: AN met een hoek af. (wwwö) In het geestige boek Taal is zeg maar echt mijn ding laat de Nederlandse cabaretiere en columniste Paulien Cornelisse hoe ook de Nederlanders zonder complexen de variatie binnen de standaardtaal aan het oprekken zijn. Het rijtje met mooi matenaal dat we aan het debat over taal-verloedering te danken hebben en dat we in de les kunnen inzetten, sluit ik af met twee producten van de Taalunie: de Website Elk vogeltje zingt... (www9) en het bijbehorende nummer van Taalpeil. In 2009 kon ook de Nederlandse Taalunie er niet langer om heen: in Taalpeil, op de VRT-Taaldag en op vele andere bijeenkomsten en in publicaties gaat de Taalunie in op het begrip taalvariatie. Op de Website en in Taalpeil staan er interviews, statistieken, filmpjes die de docent allemaal in de les kan gebruiken om de Studenten te laten zien hoe het vandaag met het Nederlands en zijn gebruikers gesteld is. Met de Website en Taalpeil nuanceert de Taalunie het debat. En dat komt het taalonderwijs zeker ten goede. Ze probeert de taalvarianten en de bijbehorende functies in kaart te brengen en raadt leerkrachten aan hetzelfde te doen op school. De grote uitdaging voor Scholen en univer-siteiten bestaat eruit de leerlingen en Studenten te wijzen op taalvariatie, en hen vooral de functie van het Standaardnederlands duidelijk te maken. 297 Contrastief onderzoek Hopelijk reikt de invloed van het debat dat zieh uiteraard vooral in Nederland en Viaanderen afspeelt, zo ver dat docentschappen in het buitenland er inspiratie uit gaan putten. Volgens mij kan vergelijkend onderzoek naar een nieuwe taalcultuur in de Lage Landen en hun eigen land bijzonder nuttig en boeiend zijn. Zo kan het onderzoek van Joop van der Horst aanleiding geven tot reflectie over andere Europese talen, want volgens hem verändert de taalcultuur in heel Europa, niet enkel onder de kerktorens van de Nederlandse en Vlaamse dorpen en Steden. Slot Zo ziet u maar dat een verhaal dat somber begon met het na-derende einde van de taal die aan meer dan 170 docentschappen in de hele wereld wordt onderwezcn, kan omslaan in een uitnodiging er in de les aandacht aan te besteden. Het debat levert oneindig veel stof tot nadenken op: het laat zien hoe bekende en minder bekende Nedcrlan-ders en Viamingen met hun moedertaal omgaan, hoe Mederl anders en Viamingen daarin verschillen, hoe een wetenschappelijk boek reacties in de maatschappij kan losweken en hoe debatten en polemiekcn in de Lage Landen worden gevoerd. Genoeg stof dus om het onderwerp van het einde van het Standaardnederlands ook in het buitenland in de les-sen taalverwerving, geschiedenis, cultuurkunde en taalkunde aan bod te laten komen. Literatuuropgave Cagc, John. 1973. Silence: Lectures and Writings by John Cage. Wesleyan, p. 3. Callebaut, Ides. 2010. 'Geen standaardtaal, geen taalonderwijs?'. Tijdschrift Taal 2, (2/2010), pp. 51-57. Cornelisse, Pauline. 2009. Taal is zeg maar echt mijn ding. Amsterdam. Degraeve, Ingrid. 2011. 'Sleutelen aan traditionele leermethodes'. Veertig Jaar Studie Nederlands in Indonesie. Depok, pp. 267-27'4. Heijne, Nicky. 2007. 'De Leeswijzer'. Les 148, (5/2007), pp. 31-33. Horst, Joop van der. 2008. Het einde van de standaardtaal. Een wisseling van Europese taalcultuur. Amsterdam. Marynissen, Ann. 2010. 'Welk Nederlands voor Duitstaligen? Belgisch-Nederlands: het standpunt van de buitenlandse ncerlandistiek'. Verslagen en Mededelin-gen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, (3/2010), pp. 25-44. Roppe, Shalini. 2010. 'Over straattaal en nerveuze examenkandidaten'. Les 164, (2/2010), p. 34. 298 Sherman, Jane. 2003. Using Authentic Video in the Language Classroom. Cambridge.p.l. wwwl Stroop, Jan. 2003. 'Onze leerkrachten spreken Poldernederlands en Verkavelings-vlaams'. taalschrift.org. Tijdschrift over taal en taalbeleid. Geraadplecgd op 1 april 2011 van http://taalschrift.org/discussie/000457.html wwwl Duchateau, Ghislain. 2010. ' Verslag Colloquium Belgisch-Nederlands in het span-ningsveld tussen Verkavelingsvlaams en standaardtaal'. netdidned.be. Net-werk Didactiek Nederlands. Geraadpleegd op 1 april 2011 van http://users. telenet.be/ndn//actua.html#VERSLAGCOLLOQUIUMKANTL www3 Daems, Frans. 2008. 'Moeten we verder leven zonder standaardtaal?'. taalschrift.org. Tijdschrift over taal en taalbeleid. Geraadpleegd op 1 april 2011 van http:// taalschrift.org/discussie/001943.html. www4 Daems, Frans. 2010. 'Bespreking Studie- en discussiedagen over Verkavelingsvlaams'. netdidned.be. Netwerk Didactiek Nederlands. Geraadpleegd op 1 april 2011 van http://users.telenet.be/ndn//Nieuwsbrieven/22-02/NDN_ Nieuws_22-02.htm#TAALGEBRUIK www5 Huis van het Nederlands, 'Zap met jc klas'. Geraadpleegd op 1 april 2011 van www. zapmetjeklas.be www6 Taalpeil Al die soorten Nederlands!. 2009. Geraadpleegd op 1 april 2011 van http:// taalunieversum.org/taalpeil/2009/ www7 Horst, Joop van der. 2008. 'Een tijdperk loopt ten einde - Waarom de standaardtaal verdwijnt'. De Standaard, 17 juni 2008. Geraadpleegd op 1 april 2011 van http://www.standaard.be/artikel/detail. aspx?artikelid=HVlT3PLI. www 8 Horst, Joop van der. 2008. 'Moeten we verder leven zonder standaardtaal?'. taal-schrift.org. Tijdschrift over taal en taalbeleid. Geraadpleegd op 1 april 2011 van http://taalschrift.org/discussie/001943 .html. www9 Elk vogeltje zingt... 2009. Geraadpleegd op 1 april 2011 van http://taalunieversum. org/thema/taalvariatie/