Ordinary Language Philosophy žThema´s en oriëntatie van de taalwetenschap in de tweede helft van de 20ste eeuw en in de 21ste eeuw – pure taalwetenschap? - -Jaren 60/70: de zgn. Pragmatic turn = reactie op Chomsky -= communicatieve functie van taal -= taal in context, relatie tussen de spreker en de hoorder ž žVoorbeeld: žJe wil de verwarming aan het begin van de winter aanzetten žen hij doet het niet. Je belt dus met het installatiebedrijf. žDe telefoonmevrouw vraagt: „Waar staatie op?“ žWat is jouw antwoord? ž - ž ž žHoe gebruiken mensen de taal om met elkaar te communiceren žTalige uitdrukkingen kunnen voor taalgebruikers een betekenis hebben die nie direct te voorspellen is op basis van de conventionele en compositionele regels van de taal; m.a.w.: je zegt dingen op een bepaalde manier; je gebruikt bepaalde intonatie b.v.; je verwacht bepaalde kennis van de wereld bij de taalgebruiker en van de situatie žEen uitdrukking bevat dus zowel talige als niet-talige informatie op basis waarvan je de betekenis moet afleiden žAustin + Searle + Grice ž- hoe zijn mensen in staat om adequaat te communiceren ž- welke regels passen mensen toe als ze iets met de woorden willen doen, een vraag stellen, iemand beledigen enz. žHoe kunnen sprekers duidelijk maken dat ze iets anders bedoelen dan wat ze in feite zeggen? ž= taalhandelingstheorie žTot welke taalkundige discipline behoren ze? ž žHoe wordt de taal in deze discipline beschouwd? M.a.w. hoe bestudeert deze discipline de taal? ž žZijn er andere disciplines die met deze opvatting van de taal samenhangen? Welke en hoe hangen ze met de taal samen? ž žOnze thema´s: taalhandeling,beleefdheidstheorie,(zie verder Taal in actie) žJohn Austin (1911 – 1960) John R. Searle (1932) žHow to Do Things With Words Speech ž Acts ž austin.jpg john-searle-50-years-at-berkeley_resized.jpg.png ž žWat was de aanleiding van de Ordinary Language-filosofen/taalfilosofen om af te zien van de waarheidsfunctionele benadering van taal? ž žWat is de centrale vraag van de theorie van Austin en Searle? ž ¡Wat zijn performatieve werkwoorden? ¡Zijn de onderstreepte werkwoorden in de zinnen performatief gebruikt? Beargumenteer jouw antwoord: ¡ žHierbij stuur ik je als attachment de foto’s van mijn vakantie. žHierbij beloof ik om aardappelen te schillen. žHierbij beweerde ik dat ik de afwas heb gedaan. ž Hierbij deel ik u mede dat deze les niet doorgaat. (docent) žHierbij deel ik u mede dat deze les niet doorgaat. (student) žEn God zeide: Daar zij licht! en daar werd licht. ž ž- Aan welke voorwaarden moet er volgens Austin voldaan zijn om een performatieve uiting echt uit te kunnen voeren? ž žDe locutionarie handelig – locutie žDe illocutionaire handeling – illocutie žDe perolocutionaire handeling – perolocutie ž žBeschrijf de onderstaande voorbeelden in termen van L,I,P: žA: Het is al laat. – de moeder tegen de kinderen, de docent tegen de studenten, het meisje tegen een jongen enz. žA: verspilt melk op de vloer žB: Goed gedaan, zeg – schudt nee ž ž4.1. Waarom is een zin als: ž žIk beloof jullie dat dit college volgende week in de doctorandiruimte zal plaatsvinden ž žniet als belofte geslaagd? ž ž4.2. Wat zijn in kort bestek de geslaagdheidsvoorwaarden voor het uitvoeren van taalhandelingen? ž ž4.2. Als we een belofte niet nakomen, proberen we meestal een goede smoes te verzinnen. Wat zegt de taalhandelingstheorie hierover? ž ž4.3. Wat is het verschil tussen de voorwaarden 6 en 7 (pag. 24)? žKies een andere taalhandeling dan het voorbeeld in het boek (belofte) en bespreek in tweetallen de geslaagdheidsvoorwaarden voor deze taalhandeling (p.23-25). ž žTaalhandelingen: žwaarschuwing žexcuus žuitnodiging žbelediging žverzoek žbevel žadvies žgarantie žverwelkoming žfelicitatie žcompliment žmededeling žOntslag ž ž5.1. Wat zijn de zgn. strekkingsaanduidende middelen of IFID´s? ž ž5.2. Hoe zit het met het CZ, SK ten opzichte van het NED of EN of DU met de IFID´s? ž ž5.3. Wat zijn constituerende en regulerende regels als het om het interpreteren van uitingen als een bepaalde taalhandeling gaat? ž ž ž6.1. Wil je samenvatten wat Austin en Cohen over perlocutie zeggen? ž ž7.1. Analyseer de zinnen: žIk vrees dat ik niet kan beloven om morgen te komen – volgens de classificatiecriteria van Searle. ž žvb. Ik zal het raam openzetten. ž žDe classificatie: - in welke situaties tref je die? žAssertieven žExpressieven žDirectieven žCommissieven žDeclaratieven ž žWanneer is een taalhandeling compleet? ž9.1. Bekijk de voorbeelden op pgs 33 en 34. Denk over jouw eigen taalhandelingen. In welke situaties gebruik je het model van het eerste voorbeeld en het model van het tweede voorbeeld? žLeerling: Ik wilde vragen of die les morgen heel belangrijk is... žDocent: Hoe bedoel je? žLeerling: Of we daar iets gaan bespreken dat heel belangrijk is. žDocent: Nou ja, dat wel, waarom vraag je dat? žLeerling: Ik wou namelijk vragen of ik een keertje de les mocht missen... ž - uit een gesprek met een student-assistente LiekeJ žTekst: Juridische communicatie als taalhandeling: Pavlína Knap – Dlouhá (FF UPOL) ž- onderzoek naar geschreven juridische taal in het Wetboek van Koophandel - wetsbepalingen en in geschreven contracten – handelscontracten ž ž ž ž