1. Inleiding 1.1. Receptie: vernieuwende buitenstaander ~ snel geaccepteerd & gecanoniseerd 1.2. “Alles van waarde is weerloos” (weerloos = zich niet kunnen verdedigen) 2. Keizer 2.1. Lucebert: “Keizer der Vijftigers” 2.2. 1954: poëzieprijs van de stad Amsterdam, Lucebert verkleed als keizer, 3. Vijftigers 3.1. De bekendste Vijftigers: 3.1.1. Remco Campert 3.1.2. Gerrit Kouwenaar 3.1.3. Lucebert 3.1.4. Bert Schierbeek 3.1.5. Simon Vinkenoog 3.1.6. Hugo Claus 3.2. Het tijdschrift van de Vijftigers: Braak 3.3. Context 3.3.1. Naoorlogs klimaat 3.3.2. Invloed andere media zoals muziek (jazz), film, de beeldende kunst (Cobra!) 3.3.3. Invloed buitenlandse auteurs; Parijs 3.3.4. Maatschappijkritiek – bijv. “minnebrief aan onze gemartelde bruid indonesia” en “twee handjes” van Lucebert 3.4. Atonaal (1951) (bloemlezing samengesteld en ingeleid door Simon Vinkenoog) 3.4.1. Vinkenoog contextualiseert de experimentelen (na WOII) 3.4.2. Vinkenoog noemt ook een aantal kenmerken op van de “nieuwe” poëzie: 3.4.2.1. Radicale breuk 3.4.2.2. “Deze nieuwe poëzie is waarschijnlijk niet voor uitleg vatbaar” 3.5. Atonale poëzie – experimentele poëzie – poëzie van de Vijftigers 3.6. Kenmerken 3.6.1. tegen de traditie 3.6.1.1. “er is een lyriek die wij afschaffen” 3.6.1.2. ~ avant-garde 3.6.2. vormexperimenten 3.6.2.1. vrije vers 3.6.2.2. weglaten van interpunctie 3.6.2.3. fonetische spelling 3.6.2.4. neologismen 3.6.2.5. frequente homoniemen 3.6.2.6. alliteratie 3.6.2.7. assonantie 3.6.2.8. metafoor (polyseem!) 3.6.3. inhoudelijke experimenten 3.6.3.1. vereniging van (schijnbaar) onverenigbare elementen 3.6.3.2. polysemie 4. Cobra 4.1. Copenhagen – Brussel –Amsterdam 4.2. Karel Appel, Corneille, Lucebert,… 5. Poëtica 5.1. Impliciete poëtica 5.1.1. Bespreking “Sonnet” 5.2. Expliciete poëtica (poëticale gedichten) 5.2.1. Bespreking “[ik tracht op poëtische wijze]” 5.2.2. Bespreking “school der poëzie” 6. Gedichten 6.1. “[ik draai een kleine revolutie af]” 6.2. “herfst” 6.3. “ossip zadkine” (referaat Dagmara) 6.4. (referaat Petr) 7. Werken, o.a.: 7.1. apocrief / de analphabetische naam (1952) 7.2. de amsterdamse school (1952) Vraagjes bij de vpro-video: · Een aantal van de experimentelen (de zogeheten Vijftigers) woonden in de jaren veertig - vijftig in Parijs. Simon Vinkenoog zegt in het interview dat het klimaat in Parijs helemaal anders was dan in Nederland. Hoezo? · In Nederland werden vooroorlogse experimentele schrijvers uit het buitenland pas na de oorlog bekend. Welke namen noemt Vinkenoog? (geef een drietal voorbeelden) · Waarom werden avant-gardistische ideeën in de literatuur in Nederland volgens Vinkenoog pas later opgepikt in vergelijking met andere landen? (in vele landen had je al een ‘avant-garde’ in het interbellum, in Nederland komt die er pas met de Vijftigers) · Waarom noemt Vinkenoog “minnebrief aan onze gemartelde bruid indonesia” een gedicht dat nog steeds actueel is? (“minnebrief” is een archaïsch woord en betekent “liefdesbrief”; “martelen” betekent “folteren”, iemand pijn doen om bijv. iets te weten te komen) · Het gedicht “minnebrief aan onze gemartelde bruid indonesia” zou je net als “twee handjes”, dat in het eerste deel van de video wordt voorgelezen, kunnen beschouwen als maatschappijkritische gedichten. Waarom? Vraagjes bij enkele poëticale gedichten: · Het gedicht “sonnet” van Lucebert is een perfect sonnet. Waarom kan het tegelijk ook gezien worden als een experimenteel gedicht? · In welk opzicht verwoorden de gedichten “[ik tracht op poëtische wijze]” en “school der poëzie” de opvattingen van de experimentelen?