DSLETTEREN 13D O N D E R D A G 11 M A A R T 2 0 0 4 maal. Het loopt gelukkig allemaal goed af. Ik heb het boek heel graag gelezen omdat Polleke een kalfje adopteert en ook ik hou heel veel van dieren. Polleke gaat dikwijls op bezoek bij haar oma en opa en daar is een boerderij in de buurt en zo ontdekt ze dat kalfje. Later wordt dat een koe, maar dan is Polleke ook al groter. Polleke wil dichter worden, en daarom staan er ook gedichtjes in dat boek. Die gedichten vond ik wat moeilijker, die moest ik een paar keer lezen voor ik ze begreep. Zelf wil ik geen dichter worden, maar ik heb al wel een boek geschreven. Het knuffelbos heet het, en mijn opa heeft er tekeningen bij geheeft dikwijls problemen met die jongen, maar ze ziet hem graag. Dat vind ik mooi. Pollekes moeder en haar leraar worden verliefd op elkaar. Polleke vindt dat eerst maar raar. Dat kan ik heel goed begrijpen. Pollekes vader heeft gedichten in zijn hoofd, maar hij gebruikt drugs en kan ze daarom niet op papier krijgen. Daarom denkt Polleke dat zij die in zijn plaats moet op- schrijven. Die vader is eigenlijk een IP, dat betekent `ingewikkelde papa', en dat valt nog mee, want er zijn ook ZIPs, dat zijn `zeer ingewikkelde papa's'. Haar pa wil wel afkicken van de drugs. Dat lukt eerst niet, maar op het einde wel, dan is hij weer nor- I K zie haar in de supermarkt, bij de afdeling boeken. Ze leunt tegen een rek terwijl ze in De Behaboomhut van Marc de Bel leest. ,,Ik ben 9 jaar,'' zegt Jana de Troyer. Haar vader, die haar uit het oog verloor bij de droge voeding, komt haar zoeken. ,,Dat doet ze nu altijd en overal waar er boeken te vinden zijn. Ze verdwijnt en duikt in een verhaal.'' Als ik haar naar een goed boek vraag, noemt ze Polleke van Guus Kuijer: ,,Dat was een spannend boek en ik kon er ook iets uit leren.'' Het verhaal: ,,Polleke is een meisje van 11 jaar en verliefd op een Marokkaanse jongen uit haar klas. Ze maakt. Nu ben ik aan mijn tweede boek begonnen en daar ga ik zelf de tekeningen voor maken. Ik lees heel veel, ik ben nu aan het vijfde Harry Potter-boek bezig. Soms vind ik het spijtig dat ik niet 's morgens naar een boekenwinkel kan gaan om daar de hele dag te lezen, maar dat gaat niet, hé? Dus moet ik boeken kopen van mijn zakgeld ofwel wachten tot ik boeken cadeau krijg. Als we met de school naar de bibliotheek gaan, leen ik altijd twee boeken uit: eentje om te lezen en eentje om iets uit te leren. Mijn mama gaat naar de volwassenenbibliotheek en leent dan meestal vijftien boeken uit voor mij, met drie kaarten, want anders gaat dat niet. En toch: ze zijn altijd te vlug uit.'' Lieve de Boeck [ LEZER VAN DE WEEK: JANA DE TROYER ] `ZE ZIJN ALTIJD TE VLUG UIŤ GUUS KUIJER Polleke. Querido, Amsterdam, 2003. In deze rubriek komt elke week iemand aan het woord die door Lieve de Boeck met een boek is betrapt. Hotsy Totsy, de Gentse kroeg van Claus' broer Guido, met toespraken van Cees Nooteboom en Hugo Camps, en begeleid door een stortvloed van interviews met de auteur. Claus in die dagen: ,,Ach, als de Bij de tent optrekt, wil ik best in het circus optreden." Naar eigen zeggen vernietigde Claus de eerste versie van het boek omdat ze te autobiografisch uitviel, maar hij redde er een fragment uit door het apart uit te geven als de novelle De verzoeking (1980). Van het uiteindelijke manuscript gingen naar verluidt twee hoofdstukken verloren bij een mysterieuze diefstal, hoewel ze veel later toch weer opdoken, al verschenen ze nooit in druk. Maar op donderdag 17 maart 1983 was het dan zo ver. Het verdriet van België kon zijn triomftocht beginnen. ,,Ook waar het iets minder is," oordeelde criticus Carel Peeters in Vrij Nederland, ,,is het perfect." Het is geen woord te veel gezegd. N IET dat het boek altijd goed werd begrepen. Het werd zelfs niet onverdeeld gunstig ontvangen. De traditionele katholieke kritiek in D ERTIGDUIZEND gebonden exemplaren is respectabel als eerste druk van een roman. In die oplage verscheen in maart 1983 Hugo Claus' 775 bladzijden tellende Het verdriet van België. Helaas had drukkerij Hooiberg voor die paar tientallen miljoenen bladzijden te weinig van de gekozen gelige papiersoort in voorraad. Ze drukte daarom vijfduizend exemplaren noodgedwongen op gewoon wit papier. Vandaag kosten die antiquarisch wat meer dan de gelige rest van de eerste oplage, want er zijn er nu eenmaal minder van. Van Het verdriet moesten er meteen genoeg zijn, want de verwachtingen waren hooggespannen. Eindelijk nog eens een Clausroman, de eerste in vijf jaar. Bovendien ging het om de grootse familieroman die Claus twintig jaar eerder had aangekondigd, die in 1979 al eens ging verschijnen, maar die er uiteindelijk pas vier jaar later kwam. De uitgeverij De Bezige Bij bracht een omvangrijke reclamemachine op gang, de eerste op die schaal in de Nederlandse literatuur. Ze creëerde een schoolvoorbeeld van een hype, met een feestelijke presentatie in de Vlaanderen, die Claus nooit in het hart droeg, vond de roman, behalve onbeleefd, ook veel te wijdlopig. Het thema ­ het opgroeien van het jongetje Louis Seynaeve als telg van de katholieke kleine burgerij tijdens de Tweede Wereldoorlog ­ lokte nu eenmaal een ,,realistische" lectuur van de roman uit: welk beeld wilde Claus creëren van de collaboratie en de repressie? Hoewel de roman de periode 1939-1947 bestrijkt, was het Claus daar niet om te doen. (Voor wie het interesseert: hij toonde zich over de kwestie bepaald ,,mild", al schetste hij een sarcastisch en ontluisterend beeld van een meer door opportunisme en hypocrisie dan door idealisme gedreven collaboratie.) Een toeval wilde alleen dat die tijd nu eenmaal het decor vormde voor Claus' vroege adolescentie, die hem de stof leverde voor zijn eigenlijke thema: de verbeelding en het kunstenaarschap als overlevingsstrategie. De roman valt uiteen in twee delen, ,,Het verdriet" en het veel langere ,,Van België". Stilistisch verschillen beide delen niet wezenlijk van elkaar. Ze delen bovendien een reeks allusies en motieven die verwijzen naar onder meer de Graallegende, de alchemie en Claus' vertrouwde Oedipuscomplex. Beide delen bestaan vooral uit dialogen, geschreven in een artificieel, maar erg authentiek aandoend ,,Vlaams". Via de taal geeft Claus gestalte aan een hele leefwereld. Die blijkt vooral te bestaan uit zegswijzen, clichés en dooddoeners en krijgt mede daardoor een tegelijk menselijk en grotesk karakter. Beide delen onderscheiden zich wezenlijk van elkaar doordat ,,Het verdriet" strak is geordend in 27 hoofdstukken, terwijl het tweede deel veel fragmentarischer is. Het illustreert hoe Claus het schrijverschap als een vorm van zingeving beoefent. Of liever, hoe de autoritaire en verstikkende orde van staat, kerk, school en gezin een alternatief kunnen krijgen in de artistieke creatie. Het talige alternatief opent een perspectief om aan de verstikking te ontkomen en tot persoonlijke autonomie te komen. De slotregels van deze meesterlijke roman zijn dan ook, naar Claus' gewone doen, relatief hoopvol: ,,We gaan zien. We gaan zien. Toch." HUGO CLAUS IN 14 ROMANS (10) EEN WERELD IN TAAL Ter gelegenheid van Hugo Claus' 75ste verjaardag verschijnt deze maand een cassette met veertien Clausromans. In de reeks `Hugo Claus in14 romans' belicht Marc Reynebeau er elke week een van. In deze aflevering: Het verdriet van België. MARC REYNEBEAU Volgende week: Een zachte vernieling. `We gaan zien. We gaan zien. Toch' 10