De Standaard, donderdag 05 juni 2003 ,,Hugo is weer grandioos'' Twintig jaar Het verdriet van België De publicatie van Het verdriet van België was een groots media-evenement. Elke krant, elk zichzelf respecterend tijdschrift boven en beneden de Moerdijk was het aan zichzelf verplicht uitgebreid aandacht te besteden aan Claus' nieuwste roman. Een overzicht. De publicatie van Hugo Claus' Het verdriet van België in maart 1983 ging gepaard met een onvoorstelbare mediahype, zoals er sindsdien in ons taalgebied geen meer is geweest. De roman werd al jaren aangekondigd, her en der waren voorpublicaties verschenen, maar Hugo Claus bleef de verschijningsdatum alsmaar uitstellen. Toen hij het manuscript op 31 december 1982 eindelijk aan zijn uitgever overhandigde, lieten ze er bij De Bezige Bij dan ook geen gras over groeien. Op 19 maart lag Het verdriet van België, een turf van 776 bladzijden, al in de winkels. De Bij liet niets onverlet om van Claus' nieuwste roman de absolute bestseller van het voorjaar te maken. De uitgeverij zette een grootscheepse promotiecampagne op. Er werden signeersessies georganiseerd, Claus maakte een promotietournee door de Lage Landen. De boekhandels kregen foto's en affiches van boek en auteur toegestuurd én desgewenst honderd extra exemplaren van de roman -- met recht van retour. Wie in het voorjaar van 1983 een boekhandel binnenstruinde, moest dus wel struikelen over de stapels Het verdriet van België . Le nouveau Claus était arrivé, daar kon niemand naast kijken. Ook niet in de pers. ,,De Bezige Bij in rep en roer. De culturele redacties (en niet het minst de onze) van kranten en tijdschriften in een permanente staat van paraatheid en opwinding. Horden Nederlandse journalisten die de grens oversteken om zich bij de rij voor Claus' deur te voegen waar ieder op zijn beurt wacht voor een interview. Omdat Het verdriet van België staat te verschijnen,'' meldde De Morgen van 12 maart op de frontpagina. ,,Even leek het of het 'gewone' literaire leven compleet was weggeblazen door de indringende adem van de Ene Grote Schrijver die zijn Magnum Opus had gebaard: er was alleen nog Hugo Claus, er was alleen nog Het verdriet van België. Als vliegen kwamen uit noord en zuid journalisten van de sprekende, schrijvende, fotograferende en filmende pers rond de Meester zwermen, diepgaande of oppervlakkige vragen stellend, steeds even welwillende antwoorden ontlokkend,'' luidde het in De Nieuwe Gids (31.3.1983) ,,Wie nog niet begrepen had wat escalatie betekent, kan zijn lesje leren nu als een pletwals Claus-artikelen, zichzelf vermenigvuldigend, door medialand rollen. The making of an author. Zolang niemand de gelegenheid heeft gehad de 800 pagina's rustig te lezen, zijn het de nieuwsjagers die over het voortbestaan van een schrijver beslissen,'' schreef Hein de Belder in De Standaard (19.3.1983). ,,Het lukt natuurlijk alleen met een merknaam als Claus of Mulisch,'' zei Leo Geerts daarover in De Nieuwe (17.3.1983), ,,altijd maar aankondigen dat het grote meesterwerk gaat verschijnen [...] En telkens weer uitstellen, omdat de Grote Schrijver het nog niet genoeg vindt en het nog niet wil publiek maken. Zo ontstaat een zenuwachtige nieuwsgierigheid die, in het geval van Claus, uitloopt in een immense publiciteit.'' Kranten en tijdschriften in Vlaanderen en Nederland reden elkaar in de wielen om het eerste interview te kunnen publiceren. De Volkskrant publiceerde het eerste gesprek met de auteur op 4 maart, gevolgd door NRC Handelsblad op 11 maart, Vrij Nederland en Haagse Post op 12 maart. Andere bladen, die nog niet de kans hadden gezien de meester te interviewen, voelden zich gepasseerd. De Morgen verbrak het embargo op besprekingen van de roman en publiceerde op 12 maart een recensie. Ook veel boekhandels schonden het embargo. Hoewel Het verdriet van België in Vlaanderen pas op 18 maart officieel werd uitgebracht, was de roman in ongeveer de helft van de boekhandels twee dagen voordien al te koop. De exemplaren gingen met tientallen de deur uit. Ook op de televisie kwam Claus uitgebreid aan bod. Er viel ,,niet te ontsnappen aan de noeste kop, de Hollands-Vlaamse tongval en de pedante tegenspraak van de Vlaamse reus,'' merkte Pol de Kwispelaere daarover ietwat schamper op in het satirische tijdschrift De Zwijger . Zo was hij onder meer te gast in de nieuwe talkshow van de VPRO, Hier is... Adriaan van Dis, en in het NOS-programma De verbeelding . De BRT zond op 18 maart een korte impressie uit na het journaal en ook het boekenprogramma van de openbare omroep, Wie schrijft, die blijft, besteedde uitgebreid aandacht aan Het verdriet van België . Hugo Claus toonde zich een uitstekend promotor van zijn roman. ,,'Succesvolle boeken hebben altijd succes om oneigenlijke redenen, nooit op basis van hun literaire waarden. Dat misverstand wil ik in leven houden én verwekken,' zo luidt een bekende uitspraak van Hugo Claus,'' schreef Corine Spoor in De Tijd (25.3.1983). ,,En daarom is geen zee hem te hoog. [...] Hij zet zich er helemaal voor in en wijst ook geen verslaggever de deur.'' ,,Hugo is weer grandioos,'' aldus Hein de Belder in De Standaard (19.3.1983). ,,Zoals hij in iedere publicatie, op ieder scherm het nummertje heeft opgevoerd dat van hem werd verlangd (hij vecht toch voor zijn boterham), zogenaamd naïef maar eigenlijk berekenend het spel meespelend als een gewillige, soms vrolijke, soms ernstige trekpop, [...] zo gaat hij nu nog door. Hij houdt zich dapper in de heksenketel. Want er staan er nog te dringen, diegenen die door hun hoofdredacteur zijn opgecommandeerd om vlug-vlug nog een Claus-stuk te versieren, want anders komen we vééél te laat.'' ,,Ik vind die familieroman de moeite waard om hem persoonlijk te promoten,'' zei Hugo Claus over de campagne in Boekblad (4.3.1983), ,,maar ik draag zelf geen initiatieven aan. Ik ben alleen bereid om de circuskunstjes uit te werken, niet om de tent op het dorpsplein op te trekken, dat moet De Bezige Bij maar doen.'' Niet iedereen nam Claus die circuskunstjes in dank af. Hier en daar was kritiek te horen op het vertoon in de media. ,,Een groot schrijver, een uitmuntend babbelaar, een vlot charmeur, een levensgenieter die tussen soep, patatjes en dagelijkse fles whisky ook nog de kans ziet om perfect het gedeelte voorpromotie en management waar te nemen. Zodanig neemt hij ondertussen dat gedeelte van de schrijverstaak ter harte, dat het boek dat hij schreef bijzaak is geworden. Het fenomeen Claus wint het van het oeuvre, de gladde vakman overstemt de schrijvende gevoelsmens,'' vond Pol de Kwispelaere (De Zwijger 23.3.1983). Ook Hans Warren ergerde zich aan de ,,tamtam'' waarmee Het verdriet van België werd gelanceerd, ,,haast alsof het niet om literatuur, maar om een borrelzoutje ging.'' (Provinciale Zeeuwse Courant , 16.4.1983). Sommige journalisten vonden dat de wedren waaraan de media zich overgaven de kwaliteit van de berichtgeving niet ten goede kwam. ,,Zowel de kwaliteit van de interviews als die van de recensie van Borré (in De Morgen -- vvdb ) wordt door deze opgefokte ijver om eerst te zijn, zwaar beïnvloed en niet in goede zin,'' zei Leo Geerts (De Nieuwe , 17.3.1983). ,,Het interview wordt wat lacherig-superieur met een Claus die zo origineel en provocant mogelijk uit de hoek wil komen, die met andere woorden meer aan publiciteit dan aan literaire toelichting denkt. Alsof een interview binnen drie weken of een recensie over een maand niet nuttiger zou zijn. Ze zouden dan niet deel uitmaken van de promotionele kopij, maar wellicht lezenswaardiger zijn. Een vraag voor de promotiediensten: weegt de stortvloed van publiciteit op één moment op tegen een iets langer uitgesmeerde periode?'' ,,Jammer genoeg heeft de bijna overdreven publiciteitscampagne rond het boek meer aandacht gehad voor het journalistieke evenement dan voor het literaire, en daarmee wordt het boek en zijn auteur onrecht aangedaan. De rol van de uitgeverij, die alles nauwkeurig heeft georganiseerd, en van sommige kranten, die er zelfs niet voor terugschrokken embargo's te verbreken, is eigenlijk niet zeer fraai te noemen,'' schreef Marc Reynebeau in Knack (23.3.1983). Dat de overweldigende media-aandacht voor het boek de taak van recensenten er niet gemakkelijker op maakte, besefte ook Tom van Deel: ,,Over Het verdriet van België is intussen al zoveel gezegd dat het haast ondoenlijk is om een week na verschijnen van het boek een onafhankelijk oordeel te geven. Claus zelf heeft nog voordat zijn roman in de winkel lag, op talloze vragen antwoord gegeven; zijn interviewers namen de taak van de literaire kritiek al enigszins over. Dat kan bij critici kwaad bloed zetten. Ik denk bijvoorbeeld dat K.L. Poll in NRC Handelsblad zich er door gemotiveerd voelde om een afwijkend en erg afwijzend oordeel uit te spreken over Claus' roman. Hoe zo'n oordeel, in zo korte tijd gegeven, ooit doordacht zou kunnen zijn, of gebaseerd op weloverwogen verwerking van de tekst, vraag ik me af. Het kan niet bestaan dat Het verdriet van België op zo korte tijd door de kritiek adequaat wordt besproken. Daarvoor is het te dik en te veelzijdig.'' (Trouw , 31.3.1983) In De Standaard der Letteren (18.4.1983) vergeleek Freddy de Schutter de positie van de recensent met het sprookje van de nieuwe kleren van de keizer: ,,Ik moet een oordeel vellen over nieuwe kleren waarvan al jaren van tevoren vaststond dat ze van een superbe schoonheid zouden zijn.'' Niettemin werd Het verdriet van België zowel in Nederland als in Vlaanderen vrijwel unaniem lovend besproken. Meer dan hun Nederlandse collega's verbaasden Vlaamse critici zich over het mededogen waarmee Claus zijn personages in Het verdriet van België bejegende. ,,Claus is erg mild voor al die kleine collaborateurs, die voornamelijk handelden uit onwetendheid, uit domheid [...] Claus is allerminst een moralist, een geëngageerde auteur die ons gaat leren hoe het eigenlijk moe(s)t. Hij toont mensen, hij maakt literatuur uit de vruchtbare voedingsbodem die voor hem het gehate en geliefde Vlaanderen was en is'' (De Nieuwe Gids , 31.3.1983). ,,Nergens klinkt enig verwijt door, van provocaties is geen sprake, en het activisme van tijdens de oorlog verwerkte Claus zonder er zich met één onvertogen woord over uit te laten, afstandelijk dus, men zou zelfs kunnen zeggen: mild.'' (Jos Borré in De Morgen , 12.3.1983) ,,Er werd inderdaad vanuit bijna aanvaardbare motieven gecollaboreerd,'' zei Claus daarover in een interview met Hein de Belder (De Standaard 17.3.1983, Het Nieuwsblad 18.3.1983). ,,We hebben veel te schetsmatige voorstellingen van zwart en wit, waarbij het geëngageerde de boventoon voert. Na al die jaren mag een poging ondernomen worden om het geheel in een waarachtiger licht te plaatsen.'' Bovendien nuanceerde de auteur die zogenaamde milde toon: ,,De agressiviteit die volgens mij in (de roman) zit, die uit zich op een andere manier dan de polemische -- zoals ik dat bijvoorbeeld in gedichten doe,'' zei hij in een interview met Jos Borré en Ronald Soetaert (De Morgen , 15.3.1983). Die agressiviteit schuilt in de manier waarop Claus ,,het onbenul waarmee die mensen met geschiedenis omspringen'' in de verf heeft gezet. ,,Dat is allesbehalve mild, dat is wreedaardig. Het ontbreken van kennis en weten is schromelijk.'' Bovendien wordt de lezer van Het verdriet van België er met de neus op gedrukt ,,dat er intussen nog maar weinig verandering is gekomen in de bekrompen redeneringen van een middenklasse die boven alles de eigen individuele materiële situatie beschermt en voor de rest eigenlijk alleen maar schrik heeft,'' schreef Pol Hoste in de Volkskrant (18.3.1983). ,,De genuanceerde en veelzijdige wijze waarop Claus dit soort behoudsgezinde kleinburgerlijkheid in kaart heeft gebracht, laat de lezer begrijpen dat iets als collaboratie met een fascistisch regime slechts in het verlengde ligt van een dergelijke apolitieke mentaliteit. Een vergoelijkend excuus voor de generatie van toen? Naar mijn gevoel eerder een verontrustend stuk Vlaamse realiteit.'' © wdk In tegenstelling tot zijn collega's bespeurde K.L. Poll helemaal geen genuanceerdheid of mededogen in Claus' roman. ,,Hugo Claus werpt zich in dit boek op als kenner van Vlaanderen en als rechter over alle Vlamingen. [...] Vrijwel iedere pagina van de ongewoon dikke roman wordt aangetast door de minachtende generalisatie die erachter zit, het idee van: zo zijn de Vlamingen, zo vervelend, bekrompen, vreterig, achterbaks, smakeloos en oninteressant, en zo gedroegen ze zich in de bezettingstijd. [...] De roman lijkt ontstaan te zijn uit een behoefte aan afrekening -- met een land, een familie, een besmette jeugd. Daar is op zichzelf niets tegen. Maar wat ontbreekt is gevoel voor maat.'' (NRC Handelsblad, 18.3.1983) Hoewel er in recensies en interviews uitgebreid aandacht werd besteed aan de collaboratie, is dat niet het belangrijkste thema van Claus' magnum opus. ,,Het bindende beginsel van Het verdriet van België is inderdaad noch de collaboratie noch de geschiedenis van België in oorlogstijd,'' beklemtoonde Wam de Moor in De Tijd, (1.4.1983) ,,maar de ontwikkeling van een eenling in een web van leugenachtigheden.'' Gelukkig valt er in de roman wel wat te lachen, want ,,wanneer Claus niet voortdurend op de lichtst mogelijke toon de leugens en de ontucht had voorgedragen, zou dit werk als een bijzonder zware last op de lezer drukken. Nu is het onmogelijk zelfs maar één van de 774 bladzijden over te slaan,'' aldus De Moor. ,,Dit is een boek over een jongen die in een hopeloze, uitzichtloze situatie gezet wordt, in een dichtgebetonneerde wereld zonder vluchtgaten, en die [...] naar lucht happend rondspringt, liegend dat de stukken eraf vliegen (want dat is het enige dat hij écht heeft geleerd), op zoek naar een manier om er ergens een gat in te hakken, waarlangs hij kan ontsnappen. Dat vluchtgat wordt de literatuur, waar men met leugens terechtkan,'' schreef Sus van Elzen in Knack (4.5.1983). Want schrijven ,,is de wat chiquere vorm van liegen,'' zei Hugo Claus in een gesprek met Herman de Coninck en Piet Piryns in Vrij Nederland (11.3.1983) en Humo (31.3.1983). ,,Niet in de laatste plaats is de Bildungsroman over Louis Seynaeve ook een demytologisering van het eigen schrijverschap van Claus,'' merkte Leo Geerts op in De Nieuwe (17.3.1983). ,,Het is een schrijverschap dat zich diende te ontworstelen aan de grote woorden en holle leuzen van een katholiek-flamingantische opvoeding door West-Vlaamse commerçanten.'' Toch vallen Louis en zijn schepper niet samen. ,,Het verdriet van België is geen autobiografie,'' schreef Gerard Walschap in Dietsche Warande & Belfort (juli/augustus 1984). ,,Het is een literaire schepping die steunt op concrete feiten.'' Ook over het kunst-Vlaams dat Claus in zijn roman hanteerde, is heel wat inkt gevloeid. ,,Het is een artificiële taal die niemand in werkelijkheid spreekt,'' zei hij daarover in de Volkskrant (4.3.1983). ,,Die taal is gebouwd uit elementen uit de realiteit, een soort esperanto. Ik heb er zorgvuldig voor gewaakt dat er geen woorden in staan die niet in Van Dale voorkomen.'' Zelf vindt Claus zijn taal ,,een verrijking van het Nederlands. Ik heb in andere boeken aangetoond dat ik Nederlands kan schrijven. Nu wil ik iets aan dat Nederlands toevoegen. [...] Nederlandse lezers kunnen de Vlaamse woorden uit de samenhang begrijpen, ze kunnen het muziekje wel horen.'' (De Standaard, 17.3.1983 en Het Nieuwsblad, 18.3.1983). Claus reageerde fel wanneer Nederlandse critici zijn taal ,,ongewoon'' noemden. ,,Dit is het Nederlands van Hadewych, van de Kronieken, van Guido Gezelle, van Paul van Ostaijen. Dit is mijn Nederlands en het is een zeer honorabel Nederlands. Ik wil niet horen dat het ongewoon Nederlands is. Het doet niet onder voor de koele kikkertaal van Hermans,'' fulmineerde hij in een interview met Jan Brokken (Haagse Post , 12.3.1983). Freddy de Schutter was voor die taal niet erg te vinden. Hij vond Het verdriet van België ,,een nauwelijks hanteerbare brok taalrijkdom waar de actie voortdurend dreigt te verdrinken in die stortvloed van beelden en vergelijkingen'' (De Standaard der Letteren, 18.4.1983). De dialogen kon De Schutter nochtans wel smaken. ,,Ze klinken levensecht en op de sterkste momenten schemert er zoiets als meewarigheid door voor de mens die -- bewust of onbewust, gewild of ongewild -- van zijn leven graag een puinhoop maakt.'' In de ogen van Carel Peeters was Claus' taal ,,een heel bijzonder, kleurrijk aangenaam mengsel van Nederlands en Vlaams dat een genoegen is om te lezen.'' (Vrij Nederland, 26.3.1983) Een mening die hij deelde met Gerard Walschap: ,,Hugo Claus spreekt zijn zwarte biecht en vloekt en kreunt zijn klacht om Vlaanderen in een taal die als een Vlaming op mij afkomt. Mijn hart sprong op, mijn bloed stond stil.'' (Dietsche Warande & Belfort, juli/augustus 1984) ,,Het boek speelt zich af aan de oppervlakte van de taal,'' schreef Cyrille Offermans in De Groene Amsterdammer, (23.3.1983). ,,Maar daar is dan ook sprake van een niet geringe multi-instrumentalistische virtuositeit .'' Offermans somde ook de ingrediënten van Claus' taal op: ,,Waaruit bestaat dat samenraapsel? Om te beginnen uit een ongeciviliseerde volkstaal, die behalve door het concrete idioom gekenmerkt wordt door vloeken, interjecties, oprispingen, kortom: al die nauwelijks bedwingbare muziek van de ingewanden. Verder onder meer uit de potsierlijke brokstukken van een archaïsche en pathetische cultuurtaal, opgediept uit de negentiende-eeuwse tekstboeken van het symbolische en allegorische patronaatstoneel; uit talloze barbarismen, restanten van vreemde overheersing; uit beelden, toon en rechtlijnige logica, ontleend aan Hollywoodfilms, porno en Karl May. [...] Claus heeft dat allegaartje, karakteristiek voor een volk zonder identiteit, geenszins gladgestreken -- daarvoor houdt hij te veel van de Vlamingen. Maar ongecompliceerd is die liefde, zacht uitgedrukt, zeker niet.'' In de lofzang op Het verdriet van België waren slechts enkele dissonanten hoorbaar. Veruit het negatiefst waren K.L. Poll in NRC Handelsblad (18.3.1983): ,,Een veel te lang aangehouden klaagzang van een humeurige jongen,'' en Freddy de Schutter in De Standaard der Letteren (18.4.1983): ,,Van bij het prille begin zit Claus op een heel hoog paard en je ziet hem daar maar hoogst zelden af komen. De schaarse keren dat dat toch gebeurt, [...] maken veel goed. Veel, maar niet alles. [...] Ik schat dat er met de leesbare gedeelten van Het verdriet van België wel een boekje van honderd bladzijden vol te krijgen is.'' Toenmalig Humo -journalist Leo de Haes stoorde zich aan de vele clichés in het boek. ,,Wat mij stoorde, was het gebruik van wat ik de trukendoos zou noemen. Maar misschien lees ik te veel en heb ik daardoor door hoe de meeste schrijvers te werk gaan. En word ik daardoor afgestoten,'' zei hij tijdens een discussie over de roman, georganiseerd door De Zwijger (3.11.1983). Ook Gaston Claes van Gazet van Antwerpen (30.4/1.5.1983) reageerde niet onverdeeld enthousiast: ,,Claus kan veel, heel veel beter. [...] Een mastodont van een verhaal, heel zeker, maar geen meesterwerk.'' Claes stoorde zich onder meer aan de seksscènes in het boek: ,,Natuurlijk is een roman van Hugo Claus zonder seks ondenkbaar. [...] Deze cursus in seksuele opvoeding wordt gedoceerd zoals men dat van Claus kan verwachten: rauw, super-realistisch, grof.'' Dat Claus het in zijn roman bovendien over De Gazet van Antwerpen had, schoot bij hem in het verkeerde keelgat. ,,Wat dat lidwoord er bij komt doen, blijft voor ons een open vraag.'' Hans Warren ten slotte, vond het een onverteerbare pil: ,,Deze roman van Claus behoort naar mijn mening zelfs niet eens tot de hoogtepunten van dit literaire seizoen.'' (Provinciale Zeeuwse Courant (16.4.1983). Maar weinig collega's waren het met hem eens: ,,Een magistrale roman'' (Jos Borré in De Morgen , 12.3.1983), ,,Meeslepende literatuur, een tragikomische mozaïek van emotionele, groteske, bizarre, realistische verhaalfragmenten, die geen moment vervelen'' (De Nieuwe Gids, 31.3.1983), ,,Een gebald geschreven boek, dat men traag moet lezen (anders ziet men de grappen niet staan), en waar elk woord op zijn plaats staat'' (Sus van Elzen in Knack, 4.5.1983), ,,Zijn beste boek, een synthese van al zijn voorgaand werk'' (Jan Brokken in Haagse Post, 12.3.1983), ,,Een grandioze recycling van alles wat Claus eerder heeft geschreven. Wat mij betreft [...] de beste Nederlandse roman van de laatste jaren'' (Cyrille Offermans in De Groene Amsterdammer, 23.3.1983), ,,Een van de mooiste Nederlandse boeken die ik ooit heb gelezen. Ook waar het iets minder is, is het perfect'' (Carel Peeters in Vrij Nederland, 26.3.1983), ,,Een adembenemende en informatieve roman, schitterend van taal (dat kunst-Vlaams van Claus!) en humor, en geen pagina te dik'' (Wam de Moor in De Tijd, 1.4.1983). ,,Claus heeft een boek geschreven dat het verdient om nog jaren besproken te worden'' (Tom van Deel in Trouw ). Het laatste woord in dit overzicht komt Claus' collega Gerard Walschap toe: ,,Het verdriet van België is zonder twijfel een der belangrijkste werken uit de Zuid- en Noordnederlandse letterkunde van onze twintigste eeuw.'' (Dietsche Warande & Belfort, juli/augustus 1984) Veerle Vanden Bosch donderdag 05 juni 2003 De metamorfosen van een Europese roman Twintig jaar Het verdriet van België Niet alleen in de 'gewone' moderne talen heeft Het verdriet van België de afgelopen twintig jaar een tweede bestaan gevonden, het boek werd ook vertaald in het Chinees, iets wat in de twintigste eeuw in de Nederlandstalige literatuur verder alleen voor Max Havelaar en De aanslag was weggelegd. Ook in dat opzicht is het dus een buitengewone roman: geen enkel literair werk van een Vlaams auteur heeft ooit zo'n groot internationaal bereik gevonden. Al spreekt hij het zelf graag tegen, rechtvaardigheid bestaat, soms. Ook Hugo Claus zal het, niet zonder een zeker grimmig genoegen, hebben geregistreerd: over zijn machtige Het verdriet van België is al veel afgezanikt ('t is te lang, 't is te breed, 't is te Vlaams, 't is te vreemd), maar ondertussen is het boek toch maar mooi van Peking tot New York en van Stockholm tot Buenos Aires over de hele wereld uitgezwermd. Zeker, grootgrutters in bedrukt papier als Jan-Willem van de Wetering en Phil Bosmans zien hun werk ongetwijfeld in grotere oplagen in den vreemde verschijnen. En wellicht is Jan -- Hollands glorie -- de Hartog nog steeds de populairste Nederlandstalige auteur in Engelse vertaling (of, wie weet, Vera de Vries, intussen happy uitgehookerd ). Daar staat tegenover dat de literaire waardering toch meer Claus' kant opgaat. Zoals Harry Mulisch op 24 juli 1997 in deze krant verklaarde, memorerend dat lang geleden, ,,in 1959 Hugo Claus, Nooteboom en ik naar het toen nog lege, idyllische Ibiza (gingen)'': ,,Het wonderlijke is dat wij drieën nu de Nederlandstalige schrijvers zijn die internationaal van belang zijn en fors aan de weg timmeren [...].'' En inderdaad -- al was dat zes jaar geleden meer waar dan tegenwoordig, nu haast ieder Nederlandstalig boek dat het een beetje aardig doet in de handel, of gewoon nog maar een ambitieuze beginoplage heeft, standaard ook in het Duits en/of het Frans of het Engels vertaald lijkt te worden. Dat laatste wordt gewoonlijk toegeschreven aan de gunstige uitwerking van de Frankfurter Buchmesse 1993, waar de literatuur uit Nederland en Vlaanderen als zogeheten Schwerpunkt in de schijnwerpers werd gezet en zoiets als haar internationale doorbraak beleefde. Zeker voor de uitstraling van de Nederlandstalige letteren in Duitsland zou je kunnen volhouden dat die inderdaad allereerst is aangejaagd door het werk van Mulisch, maar veel uitgesprokener nog door dat van Nooteboom, wiens in 1991 verschenen Die folgende Geschichte een absolute klapper werd (en ondertussen het adembenemende aantal van meer dan een half miljoen exemplaren heeft verkocht). Frankrijk is een ander verhaal; daar zou je met meer reden Claus als voortrekker kunnen noemen. Want lezen Fransen überhaupt Nederlandstalige auteurs? Ze zijn er in ieder geval pas heel recent mee begonnen (maar er is vooruitgang: werden er in 1991 welgeteld vijftien titels vertaald, dan is dat aantal ondertussen, mede dankzij het laatste Salon du Livre, dat eind maart in Parijs werd gehouden en waar de Nederlandse literatuur ,,eregast'' was, verviervoudigd). En dan grijpen ze begrijpelijkerwijze eerst naar wat ze al kennen -- en Ugo Kloos, die kent iedere Fransman met enige ontwikkeling, ook mensen die niet echt gepassioneerd zijn door literatuur. Arno is natuurlijk bekender, maar toch -- ,,Carrure de rugbyman, visage profondément entaillé par les rides, regard d'enfant. Hugo Claus ressemble á un ogre mâtiné de Peter Pan'': een dergelijk geprononceerde beschrijving van des schrijvers fysiognomie (geplukt van een Franse cultuurwebsite, www.avoir-alire.com ) wijst op een zekere familiariteit. Ook de internationale carrière van Het verdriet begon in het Frans, niet meer dan twee jaar na verschijnen, in 1985. En dat lag ook voor de hand. Ook al was bijvoorbeeld De Metsiers (1950) al in de jaren vijftig in het Engels vertaald, en zelfs in het Japans, eerst was er een Franse overzetting geweest, La chasse aux canards (1953, die bovendien voor beide volgende vertalingen als bron werd gebruikt). Het Franse taalgebied was aanvankelijk ook het enige waar Claus' werk net iets meer dan minimale belangstelling ten deel zou vallen: vijf vertalingen in de jaren vijftig werden gevolgd door drie in de jaren zestig en eveneens drie in de jaren zeventig. (Waarna de grootste moeilijkheden op dit terrein overwonnen waren: in de jaren tachtig zagen nog eens acht titels van Claus ook in het Frans het licht, waaronder Le chagrin des Belges, en in het daaropvolgende decennium niet minder dan tien, onder meer vier delen Théâtre complet. ) Kennelijk is er iets in de Franse ziel dat haar ontvankelijk maakte voor Claus' magnum opus, want zijn ,,Scènes de la vie de Flandre'' , om het nu zo te noemen, kreeg een meer dan welwillende ontvangst. Grote lof was er in de kritiek: ,,Pour une fois, n'ayons pas peur des mots: le chef-d'oeuvre de Claus est un chef-d'oeuvre tout court. A ne manquer sous aucun prétexte'' (V.S.D.); ,,cette histoire sans pitié de l'occupation (et de l'épuration) [...] va faire le tour de France: elle a tout pour devenir un classique'' ( Le Monde ). Ook in Franstalig België: ,,Le chagrin des Belges n'est pas un grand livre, il est beaucoup plus que cela,'' schreef in Le Soir Jacques de Decker, die niet aarzelde verder te gewagen van ,,des realités transfigurées par le génie''. Claus werd ook uitgenodigd voor Apostrophes, wijlen het beroemde en druk bekeken boekenpogramma van Bernard Pivot, waar hij verfrissend afstak bij de rest van het gezelschap die avond, een hyper-Frans kransje met onder anderen la Sagan en Bertrand Poirot-Delpech, de zelf aan het romantiseren geslagen literatuurcriticus van Le Monde. Claus' Parijse uitgever, destijds nog Julliard, liet er op het achterplat van de roman geen misverstand over bestaan dat de lezer hier het belangrijkste boek van de hele Nederlandstalige literatuur in handen had: ,, Le chagrin des Belges est sans doute l'oeuvre majeure du plus grand écrivain néerlandais contemporain. Ce roman largement autobiographique d'une rare intensité [...] révèle l'étrange derrière la vie quotidienne et analyse sans pitié cette société flamande si proche -- et si exotique pour nous -- á cette époque où elle est prise en tenaille entre la fidélitéá la Belgique et la tentation du nazisme.'' Zeker niet het minst belangrijke woord in dit citaat is exotique. Claus zelf heeft er weleens over opgemerkt: ,,Voor de Fransen was het alsof het zich op een ander continent afspeelde. De Vlaamse kwestie leek hen even bizar als stammentwisten in Afghanistan.'' Alain Van Crugten, de Brusselse germanist-slavist-hoogleraar-schrijver-vertaler aan wie het bestaan van Het verdriet in de taal van Molière (én die van madame Beulemans) te danken is, kan het bevestigen: ,,Inderdaad, voor de gemiddelde Parisien is die Vlaamse wereld van de jaren veertig iets wat ver van hem afstaat. Dat is ook het verschil met de respons hier. Ik heb destijds, toen mijn vertaling net uit was, honderden positieve reacties gehad uit Franstalig België. Dat is voor mij een bewijs dat er een zekere 'Belgische' geestesverwantschap bestaat. Het boek werd helemaal niet, zoals in Frankrijk, vanwege het exotisme gekocht. Integendeel, het was meer van: 'Dit is van ons.' Het heeft ook ongelofelijk goed verkocht: 25.000 exemplaren, in België alleen. Dat is werkelijk ongeëvenaard. Le chagrin des Belges is verreweg het succesrijkste literaire boek dat de laatste vijfentwintig jaar in Franstalig België is verschenen.'' ,,Ook in Frankrijk heeft Het verdriet het erg goed gedaan. Ik geloof dat er ondertussen meer dan honderdduizend exemplaren van verkocht zijn. Vanaf de verschijning, in september 1985, ging het meteen erg hard. Bij Julliard was men een beetje overrompeld door het succes, ze konden de boeken haast niet aanslepen. Die eerste drie maanden zijn er 55.000 de deur uitgegaan.'' Van Crugten heeft destijds zelf het initiatief genomen om Het verdriet te vertalen, het is hem niet gevraagd. Ook al had hij op dat ogenblik nog nooit een vertaling uit het Nederlands gemaakt. ,,Toen ik het boek aan het lezen was, voelde ik al heel snel, na de eerste paar tientallen pagina's, de vertaler in mij opstaan. Het sprak me aan, het was iets dat me lag, en toen dacht ik: hier wil ik iets mee doen. Het heeft ook niet veel moeite gekost om Bernard de Fallois, destijds directeur bij Julliard, te overtuigen -- voor dat contact heeft overigens Jacques de Decker gezorgd.'' Maar toen hij zijn manuscript had ingeleverd, gebeurde er iets onverwachts, zij het tegelijk iets zeer typisch: ,,De redactrice daar bij Julliard die ernaar moest kijken, heeft driftig zitten strepen in mijn vertaling. Zij vond allerlei Belgisch-Franse wendingen, die ik uiteraard doelbewust had gebruikt, verkeerd of begreep ze zelfs niet. Ik heb enkele van haar correcties aanvaard, maar andere 'verbeteringen' heb ik op opnieuw gecorrigeerd tot een meer Belgisch getinte taal. Hugo was het met me eens dat we een paar concessies moesten doen, maar er is uiteindelijk veel 'Belgisch' blijven staan. Ik heb in feite een vergelijkbaar soort kunsttaal gebruikt als Claus schrijft in het Nederlands, want het Vlaams dat in het boek wordt gesproken, is tot op zekere hoogte natuurlijk door Claus zelf gemaakt. Daarom vond ik het ook zeer dankbaar om Het verdriet te vertalen,'' gaat Van Crugten verder. ,,Normaal gesproken kun je dialecten, of het nu Toscaans is of Beiers of West-Vlaams, eigenlijk niet goed vertalen in het Frans. Er bestaat ook wel iets als Franse dialecten, maar die functioneren anders binnen het algemene Franse taalsyteem dan het West-Vlaams dat doet binnen het Nederlandse taalsysteem in België. Maar door dat eigen idioom van Claus wordt het mogelijk, mede doordat er ook een Belgische variant van het Frans bestaat, eenzelfde soort 'kunstsysteem' in het Frans te scheppen. En dat heb ik met veel plezier gedaan. Misschien heeft het er iets mee te maken dat ik op de taalgrens geboren ben? Ik vind in elk geval dat de vertaling zich moet aanpassen aan de brontekst. Maar dat lukt niet altijd. Er zijn ook uitgevers die een gladgestreken vertaling willen.'' Iets dergelijks is misschien met de Engelse vertaling gebeurd, die in 1990 het licht zag. Ze is van de hand van de Nederlander Arnold J. Pomerans, die zijn Engels door een zeer langdurig verblijf in Zuid-Afrika had geleerd, en verscheen bij het prestigieuze Pantheon Books. Claus heeft destijds weleens een zekere ontevredenheid over The Sorrow of Belgium laten doorschemeren. Hij had ongeveer zesduizend dingen in de Engelse tekst gevonden die hem op de een of andere manier niet goed leken. Waaronder 'loeiers' als ,,Hij ging naar het toilet en zat op de bril,'' dat eerst vertaald was als ,,He went to the toilet and put on his glasses.'' Ook later is hij er bij gelegenheid nog op teruggekomen. ,,Ik herlees geen vertalingen. Ik heb het één keer gedaan: Toen Het verdriet van België in Amerika verscheen, heb ik er twee maanden over gedaan en ik heb meer dan duizend aantekeningen gemaakt. En omdat ik een autodidact ben en dus een betweter heb ik bij elke fout ook uitgelegd waarom het anders moest. Van die meer dan duizend correcties hebben ze er ongeveer twintig overgehouden. Nu is mijn boekje bij de Penguin Classics opgenomen. Dan denk ik: hoe leest men?'' verklaarde hij in een groot interview in deze boekenbijlage, eind 1998. En toch, voor de belangstellende buitenstaander is Pomerans' prestatie heus niet zo affreus -- zijn vertaling klinkt homogeen en, voor zover je dat als niet-Engelstalige kunt beoordelen, natuurlijk, niet vertaald. Maar misschien dat ook de herinnering aan de officiële presentatie van de roman in New York, einde mei 1990, de meester nog ergens dwarszat? Daarvoor was toen namelijk geen enkele autochtone journalist komen opdagen. Niet echt leuk, en illustratief voor de Amerikaanse belangstelling voor all things non-American. Maar de kritieken vielen dan weer mee. In The New York Times had Suzanne Ruta het over ,,een prachtige roman,'' ,,rijk en dicht geweven, buitengewoon moreel en poëtisch'' (moreel! Nu hoort u het ook eens van een ander); The Los Angeles Times gewaagde van ,,bijtende esprit, betoverende taal en potige beelden'' in ,,een enorme autobiografische roman die duidelijk Claus' meesterwerk'' was. In Groot-Brittannië vielen vergelijkbare geluiden te vernemen (niet altijd zonder een zeer Britse mengeling van welwillendheid en neerbuigendheid: zo kopte The Times boven een lovende recensie van Victoria Glendinning: ,,Belgians are not really that boring'' ); over de vertaling liet Paul Taylor zich in The Independent vriendelijk uit: ,,You might expect the tone of such inglorious memories to be chastened, bitter en lugubrious. But what is strongly transmitted by Arnold J Pomeranss lithe, beguiling translation is the spirit throughout of amused detachment.'' Überhaupt lijkt Claus voor Het verdriet vrij aardig gediend te zijn door zijn vertalers. De Duitse versie, van 1986, opmerkelijk genoeg Der Kummer von Flandern geheten (Belgien zegt de doorsnee literair belangstellende Duitser niets; Vlaanderen daarentegen, is dat niet het land van Streuvels en Timmermans en Walschap en Claes?), had misschien wel meer kunnen doen met de spanning tussen officiële taalregels en de alledaagse omgangstaal, die je in het Duits immers ook hebt. Maar slecht kun je ze niet noemen. En ook in Duitsland waren de critici over het algemeen nogal onder de indruk -- het woord monumental viel meer dan eens voor deze postmodern-provinciale pil die, ,,hoewel tegen de achtergrond van de Vlaamse geschiedenis geschreven, ook een Europees en een Duits boek is,'' aldus de Kölnische Rundschau. Niet voor niets is deze zo Vlaamse, zo Belgische roman ondertussen in vijftien talen gemetamorfoseerd, tot in het Fins (twee drukken!) en het Chinees toe (zie kaderstukje). Het ziet er overigens naar uit dat het boek in dat opzicht zijn volledige potentieel nog niet heeft gerealiseerd, met andere woorden internationaal nog niet dood is; een paar maanden geleden pas verscheen het Griekse Verdriet. Al die overzettingen zijn overigens ook passend, billijk en rechtvaardig voor een roman die niet alleen over wantrouwen en geroddel gaat, over oorlog en handjeklap, over draaien en conformisme, over schijn en wezen, maar ook over interpreteren, over vertalen, in feite. Hoofdfiguur Louis Seynaeve ondervindt vaker dan hem lief is en zeer tot zijn frustratie hoe de taal en de handelingen van de volwassenen als in een voor hem vreemde code zijn gschreven. Of zoals het heet in de beroemde verleidingsscène met tante Nora, als Louis zijn verwarring over het eigenaardig baldadige gedrag van zijn tante poogt te maskeren door Duits te praten (,,Wie meinen Sie, gnädige Frau?'' ): ,,'Aha. Het is weer op zijn Duits! Wel, wat is het Duits woord voor het voorvelleke van een fluitje? Een Hitlerjugendklakske?' Zij schaterde het uit. 'Wel, welweter, gij die zo geleerd zijt en al die joodse boeken leest die niet van uwe ouderdom zijn?' Met iele vingers nam zij zijn voorhuid vast, wiebelde ermee. Haar opgewektheid voorspelde weinig goeds. Hitlerjugendklakske. Waar had zij het in Godsnaam over? Er is zo ontzaglijk veel dat ik nooit zal leren.'' Herman Jacobs