Handout 29.9.2008: Basisbegrippen van fonetiek en fonologie 1) Fonetiek: bestudeert de waarneembare manifestatie van de taal in relatie tot de verborgen structuur van het abstracte taalsysteem Fonologie: bestudeert het abstracte taalsysteem en de rol en de plaats van de spraakklanken daarin concreet x abstract spraak x taal parole x langue klank x betekenis Taal: taal is een systeem van conventionele tekens, waarmee de gebruikers van de taal ideeën kunnen communiceren d.m.v. taalktekens. Taalteken: een waarneembare vorm met een niet-waarneembare betekenis - conventioneel, lineair 2) Het proces van spreken en verstaan oftewel het communicatieproces: De spraakketen: Produktie Transmissie Perceptie Spreker Medium Luisteraar 1. Bedoelen 7. Begrijpen 2. Formuleren 6. Verstaan 3. Spreken 4. Spraakgeluid 5. Horen Fig.1.1 Schematische voorstelling van de spraakketen, overgenomen van Rietveld (2001). 3) foneem: de kleinste klankeenheid die betekenisverschil tweeg kan brengen - b.v. - /p/ en /b/ - pad x bad – minimale paren – woordparen aan de hand waarvan de betekenisverschil aangetoond kan worden – Cz: pyl x byl - heeft zelf geen betekenis /p/, /b/, /z/, /r/ - maar veroorzaakt dat als het in een morfeem zit. Foon/allofoon: fysisch, veroorzaakt geen betekenisverschil b.v.: /e/ - van meer, meel, meet 4) Plaats van de fonetiek in de taalkunde fonetiek + fonologie morfologie lexikologie syntaxis semantiek Huiswerk voor 6 oktober: Vraagstukken voor 6 oktober: Beantwoord de volgende vragen: hoeft niet schriftelijk, maar bereid het wel voor, we bespreken dat tijdens het college 1. Wat is taal? Wat is spraak? 2. Wat is een taalteken? 3. Wat wil zeggen dat de relatie tussen vorm en betekenis van een taalteken willekeurig en conventioneel is? 4. Wat zijn segmentele eigenschappen van spraak, en wat zijn prosodische eigenschappen? 5. Wat is een foneem en wat is een allofoon? Op welke “taalkundige plekken“ horen ze? Geef maar van elke een voorbeeld in het Tsjechisch en in het Nederlands 6. Leg uit wat het verschil is tussen coarticulatie en assimilatie, en waarom het een fonetisch en het ander fonologisch genoemd wordt. Aanbevolen literatuur: Černý, Jiří: „Teorie jazykového znaku.“ In: Dějiny lingvistiky. Olomouc, Votobia, 1996, pg. 140 – 144. Hoofdstuk 4 uit Neijt, A. Universele fonologie: Klankkenmerken op basis van articulatie - lezen verplicht 36 t/m 41 Te vinden: in de bieb Op: http://www.dbnl.nl/tekst/neij002univ01_01/