Oefeningen bij les 3 1) Vul de dialoog in: Pardon mevrouw,…………………….. Ik zoek………….. U gaat hier bij………………….rechtsaf. Dan rechtdoor en bij de tweede…………………links. ……………., wat zegt u? Wilt u het nog……………zeggen? Jawel……………..Bij het stoplicht moet u rechtsaf. Dan………………….en bij de tweede straat links. Daar is het station. Dank u……….. ……………gedaan. 2) Praat met je collega: - voor- en achternaam - stad waar zij/hij vandaan komt - talen die zij/hij spreekt - vak dat zij/hij studeert 3) Praat met je collega: Je staat op Arna Nováka: leg de weg uit naar: - het Svobodaplein - het hotel Continental - het Janáček theater - het centraal station - het busstation 4) Vul het juiste werkwoord in. Kies uit: lezen, lopen, gaan, luisteren, vragen, ontmoeten, begrijpen, liggen, wonen a) Peter en Jana........................naar het station. b) .................je mee naar het feestje op vrijdag? c) Sorry, ik ..........................je niet zo goed, kun je dat nog eens zeggen? d) De docent......................: „Waar kom je vandaan?“ e) Hij.............................Saskia in de kantine. f) ......................je graag boeken? g) Waar.....................ze? In het ziekenhuis. h) Jullie.........................in Brno? Ik ook. i) De docent praat, u..........................