A UJ Y H Lál - h^isr? OAfv 2 2 Luister en duidaan welke klank je hoort li / i A i Ä 1. n □ 5. □ □ 9. □ □ 2. □ □ 6. □ □ 10. □ □ 3. □ □ 7. □ □ 11. □ □ 4. □ □ 8. □ □ 12. □ □ O Duid het woord aan dat je hoort. O Lasternaardevolgende woorden. A B C zaak □ zak □ zaal □ 2 baas □ bas □ baan □ 3 kwak □ kwaak □ kwaken □ 'A . gaat □ gat □ gatcn □ 5 slaan □ slaat □ sla □ 6 baas □ bazen □ bass en □ 7 naam □ nam □ namen □ 8 maan □ man □ manen □ 9 gaaf □ gaf □ gaven □ 10 graaf □ graf □ gaf □ Wat hoor je? Zet het Hummer bij de juiste tekening. 20