Bachelorexamen Nederlands 1. Richtlijnen Bachelorexamen Nederlands 1.1. Inleiding 1.2. Scriptie 1.3. Lectuurlijst 1.4. Literair essay 1.5. Map taalkunde 1.6. Map land en volk 1.7. Vertaling 1.8. Conclusie 2. Data inleveren scripties, mappen en essays 2.1. Enkele richtlijnen 2.2. Deadlines 2.2.1. Deadlines voor het Bachelorexamen in januari 2.2.2. Deadlines voor het Bachelorexamen in juni 2.2.3. Deadlines voor het Bachelorexamen in september 3. Lectuurlijst Bachelorexamen 3.1. Enkele richtlijnen 3.2. De lectuurlijst 1. Richtlijnen Bachelorexamen Nederlands 1.1. Inleiding Het BA-examen bestaat uit drie vakken: « Nederlandse literatuur « Nederlandse taalkunde « kennis van land en volk Nederland en België Je kiest één van deze vakken als zwaartepunt voor het examen. Voor dit vak schrijf je een scriptie van ca. 30 bladzijden en lees je secundaire literatuur omtrent het thema van de scriptie (ca. 500 bladzijden). De scriptie en de verdediging tellen mee voor 50% van de punten. Iedereen leest de boeken van de lectuurlijst (20 werken). (§ 1.3) Daarnaast maakt elke student ook een vertaling van een korte Tsjechische tekst naar het Nederlands. (§ 1.7) Voor de twee andere vakken (die dus niet het zwaartepunt van het examen zijn) doe je het volgende: « literatuur: je schrijft een essay volgens de richtlijnen (§ 1.4) « taalkunde: je stelt een map samen volgens de richtlijnen (§ 1.5) « kennis van land en volk: je stelt een map samen volgens de richtlijnen (§ 1.6) De mappen en het essay worden op het examen besproken en vormen de aanleiding tot een gesprek over het gekozen onderwerp. Als je vragen hebt over het examen of specifieke onderdelen ervan, kan je een afspraak maken met één van je docenten. Tot twee weken voor de deadline, kan je bijvoorbeeld je essay laten beoordelen of de inhoud en structuur van de mappen met je docent bespreken. 1.2. Scriptie Je schrijft de scriptie volgens de richtlijnen van de faculteit. De scriptie wordt in het Nederlands geschreven. Drie punten wegen mee in de beoordeling: « Inhoud: wordt de vraagstelling op een wetenschappelijke manier beantwoord? « Taal: is de scriptie in vlot Nederlands geschreven zonder taal- en spelfouten? « Vorm: beantwoordt de scriptie aan de formele eisen? Op het examen wordt de scriptie verdedigd. Je beantwoordt de vragen van je scriptiebegeleider en van je opponent. Je krijgt op voorhand een evaluatieverslag, zodat je je enigszins op deze vragen kan voorbereiden. De deadlines voor het indienen van de scriptie vind je hieronder (§2). 1.3. Lectuurlijst De lectuurlijst en enkele richtlijnen, vind je in paragraaf 3. Je leest 18 verplichte boeken, twee boeken kies je zelf. De bedoeling is dat je de 20 werken niet alleen leest, maar dat je ze ook kan situeren in de Nederlandse literatuurgeschiedenis en in de cultuurhistorische context. Als voorbereiding voor het examen lees je dus niet alleen de boeken, je leest ook secundaire literatuur en/of je maakt gebruik van wat je in de literatuurcolleges hebt gezien. Op het examen trek je een fiche met vragen over één van de werken die je hebt gelezen. De vragen kunnen gaan over de inhoud en de vorm het boek, de auteur en over de literatuurhistorische en cultuurhistorische situering van het werk. Je krijgt een fragment ter analyse, dat je moet kunnen situeren in het geheel van het boek. Uiteraard kunnen ook vragen gesteld worden over andere werken op de boekenlijst. 1.4. Literair essay Als je een scriptie schrijft over een taalkundig onderwerp of binnen het vak “kennis van land en volk Nederland en België”, schrijf je een kort literair essay. De deadlines voor het indienen van het essay vind je in paragraaf 2. Je kiest één boek uit de 18 verplichte werken op de lectuurlijst van een auteur die je interessant vindt, en je leest een ander werk van dezelfde auteur. Je schrijft een kort essay (ca. 1000 woorden) over deze twee boeken. Schrijf het essay rond een bepaalde vraagstelling – focus dus op één bepaald element. Je kan het bijvoorbeeld hebben over de rol van de vrouw in beide werken, of over de functie van het vertelperspectief. Maak bij het beantwoorden van je vraagstelling gebruik van secundaire literatuur. Lees minstens twee artikelen rond (één van) de twee boeken. Net zoals in een scriptie, zet je de werken waar je in de loop van je essay naar verwijst, achteraan in een bibliografie. Zorg ervoor dat je tekst goed gestructureerd is (in alinea’s) en een logische opbouw vertoont (inleiding, midden, slot). 1.5. Map taalkunde Als je een scriptie schrijft over een letterkundig onderwerp of binnen het vak “kennis van land en volk Nederland en België”, stel je een map samen rond een specifiek taalkundig onderwerp. Het wordt op prijs gesteld als de map contrastief opgevat wordt. Hieronder volgen de richtlijnen voor de map: « de map bevat ca. 20 artikelen « met artikelen worden bedoeld: artikelen uit vakkundige tijdschriften, artikelen uit dagbladen, opiniebladen en andere journalistieke teksten, hoofdstukken / stukken tekst uit boeken etc. « de map moet óók artikelen uit geprinte media bevatten, het is niet toegestaan om alleen uit internet geprinte teksten te verzamelen « de meerderheid van artikelen moet in het Nederlands zijn, maar er mogen ook enkele artikelen in het Tsjechisch, Duits of Engels zijn (als je bijv. contrastief werkt) « er moet een bepaalde structuur of een lijn in de map aanwezig zijn. Je groepeert dus artikelen die volgens jou bij elkaar horen « alle artikelen moeten van bibliografische gegevens voorzien zijn (cf. richtlijnen studieafdeling) « de map begint met een inhoudsopgave of een lijst van artikelen Op het examen motiveer je de structuur van je map. Er worden vragen gesteld over de inhoud van de artikelen. Er kunnen ook bredere vragen gesteld worden die met het thema samenhangen. 1.6. Map land en volk Als je een scriptie schrijft over een taalkundig of een letterkundig onderwerp, stel je een map samen rond een specifiek thema binnen het vak “kennis van land en volk Nederland en België”. Het wordt op prijs gesteld als de map contrastief opgevat wordt. Hieronder volgen de richtlijnen voor de map: « de map bevat ca. 40 artikelen « met artikelen worden bedoeld: artikelen uit vakkundige tijdschriften, artikelen uit dagbladen, opiniebladen en andere journalistieke teksten, hoofdstukken / stukken tekst uit boeken etc. « de map moet óók artikelen uit geprinte media bevatten, het is niet toegestaan om alleen uit internet geprinte teksten te verzamelen « de meerderheid van artikelen moet in het Nederlands zijn, maar er mogen ook enkele artikelen in het Tsjechisch, Duits of Engels zijn (als je bijv. contrastief werkt) « er moet een bepaalde structuur of een lijn in de map aanwezig zijn. Je groepeert dus artikelen die volgens jou bij elkaar horen « alle artikelen moeten van bibliografische gegevens voorzien zijn « de map begint met een inhoudsopgave of een lijst van artikelen Op het examen motiveer je de structuur van je map. Er worden vragen gesteld over de inhoud van de artikelen. Er kunnen ook bredere vragen gesteld worden die met het thema samenhangen. 1.7. Vertaling Vanaf januari 2011 wordt een verplicht onderdeel aan het examen toegevoegd, namelijk een vertaling van een korte Tsjechische tekst naar het Nederlands. De student maakt die vertaling op de dag van het Bachelorexamen, of de dag ervoor, op kantoor of in een lokaal. Het is toegestaan om woordenboeken te gebruiken. 1.8. Conclusie Op het examen komen dus vijf onderdelen aan bod: « De verdediging van de scriptie « Vragen over de lectuurlijst « De vertaling « En afhankelijk van het zwaartepunt (het thema van de scriptie): * Een bespreking van het essay en de map taalkunde * Een bespreking van het essay en de map land en volk * Een bespreking van de map taalkunde en de map land en volk Een voorbeeld: Een student kiest het vak “Kennis van land en volk”als zwaartepunt. Hij/zij schrijft een scriptie in dit vak en leest daaromtrent secundaire literatuur (ca. 500 bladzijden). Bij het examen wordt de scriptie verdedigd en over het thema gepraat. Voor literatuur leest hij/zij de 20 boeken van de boekenlijst en schrijft een kort essay. Bij het examen wordt over de boeken en over het essay gepraat. Voor taalkunde stelt hij/zij een map samen met ca. 20 artikelen over bijv. de woordvolgorde in het Tsjechisch en het Nederlands. Bij het examen wordt over deze map (en het thema, uiteraard) gediscussieerd. Ten slotte maakt de student een vertaling. De tabel hieronder vat alles nog eens duidelijk samen: Zwaartepunt land en volk Zwaartepunt taalkunde Zwaartepunt literatuur Scriptie land en volk Scriptie taalkunde Scriptie literatuur Vragen over lectuurlijst Vragen over lectuurlijst Vragen over lectuurlijst Vertaling Vertaling Vertaling Essay literatuur Essay literatuur Map land en volk Map taalkunde Map land en volk Map taalkunde 2. Data inleveren scripties, mappen en essays 2.1. Enkele richtlijnen Hieronder (§ 3.2) vind je de deadlines voor het inleveren van de scripties, mappen en essays. Je bespreekt op voorhand het onderwerp van je scriptie met één van je docenten, die je bij het schrijven van je scriptie zal begeleiden. Het is de bedoeling dat je regelmatig een afspraak met je scriptiebegeleider maakt en de volgende zaken voorlegt: « een eerste ontwerp van de scriptie (probleemstelling + methodologie – welke theorie/methode zal je gebruiken om je probleemstelling op te lossen, welke bronnen/gegevens heb je nodig en waar zal je die vandaan halen, etc.) « vervolgens een hoofdstukindeling « ten slotte kan je (hoofd)stukken indienen ter correctie en bespreking. Het verdient de voorkeur om telkens één hoofdstuk of een deel van een hoofdstuk te laten inzien, zodat je meteen rekening kan houden met de suggesties van je scriptiebegeleider wanneer je de andere stukken schrijft. Dezelfde deadlines gelden voor de grote en kleine scripties. De definitieve versie van je scriptie geef je af in 2 gebonden exemplaren. Tot twee weken vóór de deadline mag je de mappen en het essay voor het Bachelor examen laten inkijken en controleren door één van je docenten. Dit is niet verplicht, maar het is in ieder geval raadzaam om op voorhand thema’s voor de mappen en een vraagstelling voor het essay voor te leggen en te bespreken. Het examen vindt telkens minstens twee weken na het inleveren van de mappen en het essay plaats. 2.2. Deadlines 2.2.1. Deadlines voor het Bachelorexamen in januari « Tot 15 november: eerste versies scriptie « 15 december: definitieve versie scriptie « 5 januari: mappen/essay Ba-examen 2.2.2. Deadlines voor het Bachelorexamen in juni « Tot 15 april: eerste versies scriptie « 15 mei: definitieve versie scriptie « 31 mei: mappen/essay Ba-examen 2.2.3. Deadlines voor het Bachelorexamen in september « Tot 15 juni: eerste versies scriptie « 15 juli: definitieve versie scriptie « 5 augustus: mappen/essay Ba-examen 3. Lectuurlijst Bachelor examen 3.1. Enkele richtlijnen Enkele richtlijnen « Alle boeken moeten in het Nederlands worden gelezen, met als enige uitzondering Max Havelaar. « De boeken van de serie "Tekst in context" moet je volledig lezen: zowel (de fragmenten van) de literaire tekst dus als de situerende onderdelen – tekst én context. « Als er problemen zijn met de beschikbaarheid van bepaalde boeken, meld dit dan tijdig! « De bedoeling is dat je de boeken grondig leest. Je moet ook in staat zijn om de tekst te situeren in een literaire stroming en in het oeuvre van een auteur. Je zal dus ook secundaire bronnen moeten raadplegen. Je kan daarvoor gebruik maken van het materiaal dat je in de colleges kreeg aangereikt of van literatuurgeschiedenissen, o.a.: « Hugo Brems, Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005, Amsterdam, 2006. En de andere reeds beschikbare literatuurgeschiedenissen binnen de reeks “Geschiedenis van de Nederlandse literatuur”. « Erica van Boven en Mary Kemperink (bewerking), Literatuur van de moderne tijd. Nederlandse en Vlaamse letterkunde in de 19^e ene 20^e eeuw, Bussum, 2006. « Annette Portegies en Ron Rijghard, Nederlandse literatuur in een notendop, Amsterdam, 1999. « M.A. Schenkeveld-van der Dussen (hoofdred.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis, Groningen, 1993. Op internet kan je ook heel wat vinden. Interessante sites zijn bijvoorbeeld: « http://www.dbnl.org/ [hier kan je veel naslagwerken, artikels en andere publicaties vinden] « http://www.dbnl.org/tekst/bork001lett01/ [een "letterkundig lexicon" waarin allerlei literaire termen worden verklaard] « http://www.kb.nl/ [de site van de Koninklijke Bibliotheek – de nationale bibliotheek van Nederland. Vooral het onderdeel "dichters op het scherm" kan interessant zijn] « http://www.literatuurgeschiedenis.nl/ [hier vind je informatie over de literatuur van de middeleeuwen tot de eenentwintigste eeuw] 3.2. De lectuurlijst Literatuur vóór 1900 1. Karel en Elegast (Tekst in context) (ca. 1250) 2. Reynaert de vos (Tekst in context) (ca. 1260) 3. P.C. Hooft, Warenar (Tekst in context) (1617) 4. Wilhelmus en de anderen. Nederlandse liedjes 1500-1700 (Tekst in context) 5. Multatuli, Max Havelaar (in het Nederlands of in het Tsjechisch) (1860) Literatuur van de 20ste en 21ste eeuw PROZA 6. Nescio, De uitvreter, Titaantjes en Dichtertje (1918) 7. Willem Elsschot, Kaas (1933) 8. Louis Paul Boon, Mijn kleine oorlog (1946) 9. Gerard Reve, De avonden (1947) 10. Hella Haasse, Oeroeg (1948) 11. Marga Minco, Het bittere kruid (1957) 12. W.F. Hermans,De donkere kamer van Damokles (1958) 13. Harry Mulisch, De aanslag (1982) 14. Cees Nooteboom, Het volgende verhaal (1991) 15. Arnon Grunberg, Blauwe maandagen (1994) 16. Peter Verhelst, Tongkat (1999) POËZIE 17. Herman de Coninck, De lenige liefde (1969) 18. Moustafa Stitou, Varkensroze ansichten (2003) Twee boeken naar keuze Je kiest twee boeken, die je in het Nederlands leest. Je mag twee romans kiezen, of een dichtbundel en een roman, of twee dichtbundels. De bedoeling is dat je twee boeken kiest die je nog niet hebt moeten lezen in het kader van een vak. Laat minstens drie weken voor het examen weten welke boeken je hebt gekozen!