WIJ De verschijnselen zijn verdwenen. Ons dorp is gered. In het laboratorium van Prof. Maereback heeft men een parasiet gei'soleerd die tegelijkertijd zou bestaan uit j cyclospora van frambozen uit Guatemala en bacteria ( voortkomend uit de melkfabriek van Alegem. Bloeding Ivan de alvleesklier zou in beide gevallen het eerste symptoom zijn. Maar daar hebben wij een tegengif voor. Dolf wordt meer en meer gekweld door gemis. Hij mist de kreten van vroeger op straat, van de scharen-sliep, de mosselman, de ijsjesman en diens schrilgeverfd karretje met de dampende pony. Hij kan met niemand spreken over het gemis. Misschien is het maar beter zo, want, ach, een mens zegt iets en dan gaat hij het nog geloven ook en dan zorgt hij dat hij gelijkt op wat hij zegt. De weduwe van Van Hoof is niet ongelukkig. Zij maakt zieh zorgen omdat zij zieh zorgen maakt over allerlei kleinigheden, zoals over Van Hoofs auto die uit het kanaal gevist is en die niet verkocht geraakt. We hebben wel gelachen met Schamphelaere, Leon een paar dagen geleden. Ge weet wel, Leon die zo ko-leirig kan zijn. Wij zijn aan het kaarten, De Doofpot is nogal vol voor een weekdag en wij merken dat Leon aan het afdwalen is, hij volgt de kaarten niet. Wij denken dat hij op zijn sukkelende moeder peinst waar hij bij woont of op zijn schoonbroer die nog meer sukkelt na de ram-meling die Leon hem gegeven heeft en ineens zegt hij: ' 't Is curieus, ik zit hier op cafe en ik kan op mijn tien vingers teilen hoeveel gasten hier in het cafe aanwezig op mijn vrouw gezeten hebben.' Wij denken: Jongens, De Doofpot gaat eraan, d'r zal hier geen steen meer overeind staan, de koleire zal tot ver over de Belgische grenzen reiken, zoveel op de schaal van Richter. Wel, nee. Het tegenovergestelde. Schamphelaere, Leon zegt: 'Ach, jongens, ge kunt er maar plezier van gehad hebben en zij ook.' En hij kijkt in zijn kaarten en zegt: 'Wat was er ook weer troef?' Onze Diana dwaalt door de pastorie. Zij wacht op de nieuwe pastoor. Zij maakt geen eten meer. Ach, die Amerikaanse soep in blikjes is goed genoeg voor mij. Familie van de E.H. Lamantijn heeft alle flessen wijn uit de kelder weggehaald. Dan zijn Alice en Noel getrouwd. Een moetje, schijnt het. D'r was veel volk, schoon volk. Maar het is wel uit de hand gelopen. Bruid en bruidegom zijn niet alleen in De Doofpot blijven plakken, zij in het wit en hij met zijn verwonderd smoel, maar ook in de Fantasia, in de Derby, in de Indigo, zat als kanonnen, en Alice wilde haar wittebroodsnacht in een serieus hotel door-brengen, maar toen ze met de taxi naar Hotel Canterbury reden en de arduinen trapjes opwaggelden... Zij hielden mekaar overeind (wat Meester Arsene een me-tafoor zou vinden voor de toestand van getrouwd zijn) en botsten en giechelden zo onnozel dat de portier hen niet wou binnenlaten. 'Nee, madame, nee, meneer, dat kunnen we niet toe-staan gezien onze reputatie, wij hebben een eervolle vermelding in de Michelingids.' 'o.k. Goed!' zegt de taxichauffeur, 'als het zo moet dan moet het, maar menslievend is het niet. Mensen hun witte bruiloft zo verpesten. Ik moet mij inhouden 220 221 of ik schop u in't hospitaal!' Dus Noel kalmeert de chauffeur en Alice zegt: 'Kom, we pakken d'r nog eentje in de Rainbow.' Ge voelt me komen, de zon gaat op, ze zijn alle drie in een miserabele alhoewel geestdriftige toe-stand, alleen vallen hun ogen toe en lallen ze over de goeie oude tijd toen Alegem nog geteisterd was door de verschijnselen en er iets gebeurde in het gezagsgetrouwe dorp en waar belanden zij, zatte bruid en bruidegom? Ge moogt drie keer raden. In de bar Tricky. Camilla is er niet. Nedjma die al het een en het ander gezien heeft in haar Noord-Afrikaans leven schrikt niet als ze de trouwers ziet. Integendeel, ze noodt ze binnen, in Kamer Vier die Camilla aan de hand van Openbaar Kunstbezit heeft omgetoverd in een slaapkamer Louis Seize. De twee worden wakker om drie uur 's middags met de naakte bronzen Nedjma tussen hen in. 'Een ge-luk bij een ongeluk,' zei Noel. Zoals zo vaak. Het schijnt dat hij weer regelmatig op zijn banjo speelt, maar volgens kenners maakt hij weinig vorde-ring. Nu Julia. Die is naar Amsterdam vertrokken waar de boel op springen Staat en waar een splinternieuwe wereld wordt voorbereid waarin er, als ik het goed begrepen heb, misschien nog wel miserie zal zijn maar dan wel gelijkelijk verdeeld. Zij zingt samen met Serge in het Engels met een Londens accent. Zij noemen zichzelf The Flamingo's. Zij komen op de teevee met kerstmis in het kinderuurtje. Of is het in het tiener-uurtje? In ieder geval Hedwige Rombouts zegt dat haar dochter zeer creatief bezig is. Volgens mij ziet Julia René Catrijsse nog in het geheim, en is zij daarvoor naar Amsterdam vertrokken. Liefde verroest niet. Maar volgens Gerard, en hij steekt het niet onder stoelen of banken in De Doofpot, is René voorgoed van de aardbodem verjaagd. Of in de aardbodem gejaagd. Dat leidt hij af van het serene gemak waarmee ex-com-missaris Blaute tegenwoordig door de wereld loopt. 'Dat stapje van Blaute, dat bevalt mij niet,' zegt Gerard. Maar moeten we ons dan inbeeiden dat er onder onze neus, ongestraft, ongeweten, iemand uit ons dorp die we kennen van kinds af aan vermoord is? Zoals in Sicílie? Een mens zou aan alles beginnen twijfelen. 'Twijfelenis gezond,' zegt Meester Arsene. 'De twij-fel toont aan hoe weinig realiteit wij aankunnen.' En omdat niemand in De Doofpot op dit uur hem tegen-houdt heeft hij het over de totalitaire neigingen van de geest, over de discontinui'teit van het ik, en ga zo maar door. Hij zou nu nog bezig zijn als er zieh geen serieuze-re dingen hadden aangemeld, neem bijvoorbeeld de overstroming, in geen honderd jaar zoiets gezien, vijf-tienhonderd hectaren overspoeld, al die dode beesten, of wat verder van bij ons, maar toch, die tankwagen met vloeibaar propeen die omvervalt en twintig mensen in lichtelaaie heeft gezet. Ach, meneer, laten wij rap over iets anders spreken. 'Het schandalige van de dood,' be-gint Meester Arsene, maar we laten hem niet uitspre-ken. 'Meester, schei uit, ge zijt hier niet in uw klas.' En dan Alma. Zij moet verhuizen omdat de brouwer haar drankwinkel aan zijn neef wil overlaten. Zij hoest, vel over been. Af en toe een ziek lachje naar Dolf. Zij zit meestal achterin, op een rieten stoeltje tussen de rabarberbladeren en het onkruid. 'Het heeft geen zin om het onkruid uit te trekken als we toch weg moeten,' zegt Dolf. Het onkruid overwoekert alles, zelfs de 222 223 roestige tandem met het kapotte voorwiel die tegen de achtergevel ligt. Weet ge wat, stuur Alma eens een ansichtkaartje. Dat doet altijd plezier. 224