Vragen bij de tekst (ANS): 1.  In de inleidende alinea staat deze zin: Deze structurering is niet in de situatie zelf aanwezig, maar wordt er door ons aan toegekend door de keuze van de elementen in de zin die de betreffende situatie weergeeft. De aspectualiteit van een zin geeft dus aan hoe het concept dat wij van een bepaalde situatie hebben, gestructureerd is. Hoe begrijp je de bewering dat deze structurering van tijd „niet in de situatie zelf aanwezig“ is, maar er „door ons aan toegekend“ wordt? 2. Hoe zou je de indeling van ANS in (eind)puntgebeurens, activiteiten en toestanden met Tsjechische terminologie omschrijven? 3. Noem een paar voorbeelden voor een puntgebeuren en een eindpuntgebeuren, zowel in het Nederlands als in het Tsjechisch. 4. Vertaal de volgende voorbeeldzinnen uit de ANS. Probeer verschillende mogelijkheden, d.w.z. verschillende contexten, uit. Benjamin liep. Benjamin liep een kilometer. Benjamin liep kilometers. Benjamin heeft in het bos gelopen. Benjamin liep de zandbak uit. Ellen loopt de tuin in. Jord zwom. Jord zwom de rivier over. Moeder slaat het hooi plat. Vader stampt de appels tot moes. Marie sloeg haar man een blauw oog. Thomas maakte de auto stuk. Thomas heeft zijn auto stuk gereden. De papegaai schreeuwde het kind wakker. De papegaai schreeuwde elke dag het kind wakker. Eric schopte tegen de bal. Petra raakte het schilderij aan. Jan brengt zijn kind naar school. Jan brengt elke dag zijn kind naar school. Charlie Chaplin struikelde binnen een seconde over een steen. Charlie Chaplin struikelde urenlang over een steen. Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky Mgr. Alexandra Andreasová, Ph.D. 7473@mail.muni.cz podzim 2013 Dag 1:  Aspectualiteit NI05_28 Capita Selecta uit Moderne Taalkunde 5. Fragmenten uit literaire werken. Thuis was alles nog zoals wij het verlaten hadden. De tafel stond nog gedekt. Alleen de klok was stil blijven staan. Mijn moeder gooide onmiddelijk de ramen open. Aan de overkant hing een vrouw haar dekens over het balkon. Ergens anders klopte iemand zijn kleden uit alsof er niets gebeurd was. De buurman haalde zijn schouders op en plukte een blaadje uit zijn heg. „Zeker,“ zei meneer Van Dam, verschillende. De zoon van de familie Meier blijkt met een paar vrienden door te zijn gereden naar de Franse grens.“ „Och,“ zei mijn vader, „zulke jongens zoeken het avontuur. Ik kan ze geen ongelijk geven.“ Ik kreeg spijt dat ik met mijn vader mee was gegaan. Ik begreep wel dat hij hier voorlopig niet weg zou kunnen. Daar ik er niets voor voelde in het rokerige vertrek te blijven zitten, ging ik de gang in naar de winkel. Er was niemand. Ik liep langs de toonbanken en rekken vol kledingstukken. Hier had ik als kind vaak met de kinderen van meneer Haas gespeeld. We verstopten ons achter de mantels en dozen. We maakten ons mooi met linten en restjes stof uit het atelier en we speelde winkeltje als de zaak gesloten was. (Marga Minco, Het bittere kruid) gustav: ga zitten zou ik zeggen. adolf: mooie bank. gustav: zolang je hem niet onderzeikt. sylvia: hij is er toe in staat. gustav: en zijn bril spatte uit elkaar op het trottoir. adolf: en wat deed je toen? sylvia: ik zag thomas laatst, bij albert heyn. hij wilde tegelijkertijd afrekenen, nog gauloises kopen, de krant lezen en de kassiere versieren en toen zag ie mij en toen... (Gerardjan Rijnders, Silicone) Do: Ik snap niet waarom je aldoor maar zegt dat dat zo‘n aardige jonge man was. Er zijn zoveel aardige jonge mannen. Ina: Heb ik dat al eens gezegd? Weet je dat ik dat niet meer weet. Ina: Zeg, Will, waar zijn de hondjes? Agnes: Die liggen thuis op hun zijden kussens nadat Will ze helemaal heeft afgelikt, gezoend, geknuffeld, biefstuk gevoerd, tot ze niet meer konden. Ina: Van al mijn serviezen zegt dit me echt het minst, schat, het doet er werkelijk niéts toe. Als het op is ga ik gewoon naar de Hema. (Judith Herzberg, Kras) Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky Mgr. Alexandra Andreasová, Ph.D. 7473@mail.muni.cz podzim 2013 Dag 1:  Aspectualiteit NI05_28 Capita Selecta uit Moderne Taalkunde Dora: De lucht zo grijs en de modder zo zwart. Het lijkt godbetert wel of we in een zwartwit film leven. Heb jij die folder van dat tuincentrum nog ergens liggen? Heb jij die folder van Introtuin gezien of hoe heet dat. Of misschien... Luister es Titus. We gaan zaaien. Titus: Wat? Wat gaan we zaaien? Dora: Mimosa. Bijschenken? Titus: Nee. Dora: Imme! Ik meen het. We maken er een grote gele zee van. Een gele zee mimosa. Nou. Wat vind je? Titus: Ja. Dora: Imme! Imme: ? Dora: Wat zou jij ervan denken als we de hele bliksemse boel eens gingen bezaaien? Vink: Ik heb jou nooit echt leren kennen. Nele: Nee. Terwijl Dora met jou door Europa reed in een ouwe bus en benzinestations overviel en zich seksueel volkomen aan jou onderwierp en dat nog fijn vond ook, rouwde ik om mijn ouders. Vink: Ik wilde haar wel vragen om bij me te komen zitten en te blijven zitten, maar ik durfde niet zo goed en toen gleden de kaart en de tas en de sleutels uit haar hand op de grond en toen ze zich bukte om het allemaal op te rapen, viel ook het boek uit haar zak en zag ik dat het van Gombrowicz was en terwijl ze geknield aan mijn voeten zat zag ik een klein stukje huid tussen haar broek en je T-shirt en zag ik de ronding van haar billen in haar broek en zag ik de kleine blonde haartjes op haar armen en toen viel de zonnebril van haar neus en keek ze me aan. (Marijke Schermer, Klei) Hun blonde paardenstaarten dansten nerveus op en neer. De deurbel werd lang ingedrukt. „De sneeuw blijft liggen,“ hoorde ik Simon zeggen. We aten soep. We keken allemaal naar de avonturen van het zielige Deense jongetje. Ik zat op de bank met een soepkom op mijn bovenbenen, mijn moeder zat naast me. Ze raakte met haar been het mijne. Ik schoof een stukje op. Even later raakte ze me weer aan, maar er was geen ruimte om nog verder op te schuiven. Simon holde nog steeds. Ik hoorde zijn ademhaling. Hij gleed een paar keer bijna uit maar hervond telkens op tijd zijn evenwicht. Plotseling ging het toch mis toen de slee vastliep op een blootliggend stuk zand. Ik werd gelanceerd, mijn schouder sloeg tegen een van de gebogen ijzers voor op de slee en ik rolde krimpend van de pijn in de sneeuw. Simon vloekte. Hij gooide het touw op de grond. (Stephan Enter, Winterhanden) Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky Mgr. Alexandra Andreasová, Ph.D. 7473@mail.muni.cz podzim 2013 Dag 1:  Aspectualiteit NI05_28 Capita Selecta uit Moderne Taalkunde 6. Lees deze gesprekjes waarin een niet-native speaker van het Tsjechisch fouten in de aspecten maakt. Verbeter de fouten en bespreek vervolgens welk concept achter de fouten zit. Vertaal de gesprekken in het Nederlands. Ráno, A a B právě vstaly, oblékají se. A: Co říkáš na moje tričko? B: (hmouří oči): Ještě nenosím čočky. A (před odchodem do práce): Dnes zkouším studenty. B: A co budeš vyzkoušet? Na stole je mísa čerstvě udělaného salátu, kterého se zjevně ještě nikdo nedotkl. A z něj začína jíst. A: Ty jsi z toho ještě nejedla? B: Ne. A: Já už ale jím, nevadí? B: Všechno? A: Neřekla jsem sním. B stojí u sporáku, má pořezaný prst: B: A teď se ještě pálím. Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky Mgr. Alexandra Andreasová, Ph.D. 7473@mail.muni.cz podzim 2013 Dag 1:  Aspectualiteit NI05_28 Capita Selecta uit Moderne Taalkunde