3 Conversationele implicatuur 3.1 Inleiding In 1996 zond de Nederlandse televisie een interview uit met een politicus. Daarin kwam het volgende stukje gesprek voor: (1) Tv-interview Transcript Houtkoop-Steenstra Interviewer : En heeft u wel eens hasj gerookt? Politicus : Ik kan geen president van Amerika meer worden. Interviewer : Haha. Dus 00k nog geinhaleerd. Ogenschijnlijk geeft de politicus geen antwoord op de vraag of hij ooit hasj heeft gerookt. Maar toch blijkt de interviewer er vanuit te gaan dat de politicus de vraag bevestigend heeft beantwoord. Hoe de interviewer tot deze interpretatie kan komen, wordt beschreven in het invloedrijke artikel Logic and Conversation van de Ordinary Language-filosoof Paul Crice (1975). Net als Austin en Searle wil Grice de taalfilosofie hervormen door zieh bezig te houden met de semantiek van alledaagse taal. Bij Austin en Searle gaat het dan vooral om het beschrijven van de voorwaarden waaraan een uiting moet voldoen, wil het kunnen gelden als een bepaald soort taalhandeling. Grice schenkt aan-dacht aan de aard en het belang van de algemene voorwaarden waaraan het voe-ren van gesprekken onderworpen is, en de manier waarop deze algemene voorwaarden een rol speien in de betekenis van een uiting. Hij beschrijft hoe gespreks-voerders betekenissen kunnen produceren door zieh herkenbaar niet te houden aan bepaalde algemene interactionele principes. Grice stelt dat gespreksvoering een vorm van rationeel en doelgericht gedrag is, hetgeen hij onder meer afleidt uit het feit dat gesprekken doorgaans niet be-staan uit een serie losse opmerkingen. Het doel of de richting van het gesprek kan van tevoren vaststaan, zoals dat meestal het geval is bij een bezoek aan de dok-ter of bij een sollicitatiegesprek. Binnen het overkoepelende doel van zo'n gesprek zijn er natuurlijk allerlei subdoelen en nevendoelen. Het doel kan 00k tijdens het gesprek naar voren komen. Bovendien kan het meer of minder bepaald zijn. Maar hoe onbepaald het doel of de richting van het gesprek soms 00k is, er zijn in elk stadium bepaalde mogelijke zetten in het gesprek uitgesloten omdat ze in dat 42 taal in actie betreffende gesprek niet op hun plaats zijn. Een simpel voorbeeld: als twee vrien-den de voetbalwedstrijd van gisteren bespreken, en A zegt 'Anderlecht heeft fantastisch gespeeld', dan kan B daarop niet reageren met 'Ja, ik heb gisteren mos-seien gegeten', tenzij B een Anderlechtsupporter is die elke overwinning van zijn club viert met een overvloedige mosselmaaltijd. Spreker A zal dan ook proberen na te gaan wat Anderlecht en mosselen eten met elkaar te maken hebben. Met dit voorbeeld worden tevens twee andere eigenschappen van gesprekken ge'i'llustreerd. Behalve dat gespreksdeelnemers een gemeenschappelijk doel hebben - hoe tijdelijk misschien ook - moeten hun opeenvolgende bijdragen in elkaar grijpen en wederzijds van elkaar afhankelijk zijn. Bovendien is er een impliciete afspraak dat een handeling döör moet gaan, tenzij de deelnemers het erover eens zijn dat de handeling beeindigd moet worden. Zolang het onderwerp voetballen niet is afgerond, kan B niet zomaar over mosselen eten beginnen. Tenzij er voor B, of voor A en B samen een duidelijk verband is tussen deze twee zaken. 3.2 Het coöperatie-principe Aan gespreksvoering ligt een zogenaamd coöperatie-principe ten grondslag, zo stelt Grice. Dit principe zegt 'Maak je bijdrage aan het gesprek dusdanig dat het is afgestemd op hetgeen in het huidige Stadium van het gesprek nodig is voor het beoogde doel of voor de richting van het gesprek.' Hoewel dit coöperatie-principe is geformuleerd als een imperatief, is het niet bedoeld als opdracht aan de spreker. Het gaat erom dat deelnemers dit principe in acht nemen en dat ze ervan uitgaan dat hun gesprekspartners dat eveneens doen. Dit coöperatie-principe werkt dus als een basis voor de interpretatie van uitingen. We gaan er bij de interpretatie van uitingen vanuit dat de ander zieh coö-peratief gedraagt, totdat het tegendeel blijkt. Als we goed luisteren naar wat mensen zeggen, dan lijkt het vaak alsof ze hele-maal niet zo coöperatief zijn als Grice meent. Wat opvalt is dat ze juist vaak zo onduidelijk zijn in het aangeven wat ze bedoelen. Toch blijkt dit in de praktijk maar weinig problemen op te leveren. En dat komt omdat we als luisteraars proberen het gedrag van de ander als rationeel te interpreteren. Zegt een spreker iets wat strikt genomen niet aansluit bij het voorgaande, dan zal de hoorder die rela-tie zelf leggen. Hieronder zien we hoe een verdachte (V), die terechtstaat wegens rijden onder invloed, de rechter (R) wijst op zijn recente echtscheiding. Alleen door aan te nemen dat de verdachte coöperatief handelt, kunnen wij deze opmer-king zo interpreteren dat hij die echtscheiding aanvoert als een verklaring voor zijn overmatig drankgebruik. En dat is ook wat de rechter doet. conversationele implicatuur 43 (2) Politierechter Transcript Houtkoop-Steenstra R: U rijdt- rijdt inderdaad maar eh: ja dan zien ze toch ook dat u van: uiterst rechts naar dan-dan weer uiterst links over de: X (slingert) (2.8) Nou (.) en dat was dan zonder e:h en- en nou ja dan praat je met dubbele tong maar dat kan ik me best voorstellen met twee komma zeventig. V: Ja da's- m'n echtscheiding was net uitgesproken. R: Echtscheiding net uitgesproken V: Ja. R: Dat was dan de oorzaak. 3.3 De conversationele maximes van Crice Binnen het algemene coöperatie-principe onderscheidt Grice vier categorieen die bepaalde specifleke stelregels ofwel maximes omvatten. Maximes zijn algemeen geformuleerde principes, zoals 'wees beleefd' of wees duidelijk'. Maximes zijn in alle situaties van kracht. Dit in tegenstelling tot regels. Regels worden geformu-leerd voor specifleke situaties en gevallen, bijvoorbeeld 'als situatie X, doe dan Y' (als het verkeerslicht op rood staat, stop dan'), of X geldt als Y' (een rood licht geldt als stopteken). De vier maximes van Grice, met de daaronder vallende sub-maximes zijn dan: • Maxime van kwantiteit: 1. Maak je bijdrage zo informatief mogelijk, gezien het doel of de rich-ting van het gesprek. 2. Zeg niet meer dan nodig is, gezien het doel of de richting van het gesprek. • Maxime van kwaliteit: 1. Zeg niet iets waarvan je denkt dat het niet waar is. 2. Zeg niet iets waarvoor je geen evidentie hebt. • Maxime van wijze: 1. Vermijd onduidelijkheden. 2. Vermijd ambiguTteit. 3. Wees kort. 4. Wees ordelijk. 44 taal in actie • Maxime van relatie: l. Zorg dat je bijdrage relevant is. Sinds Grice is er veel discussie over de vraag wat we moeten verstaan onder 'rele-vantie'. Grice zelf heeft dit niet uitgewerkt. Hij geeft alleen aan dat het nog ondui-delijk voor hem is welke soorten relevantie er zijn, en dat er verschillende punten zijn ten opzichte waarvan een uiting relevant is. Smith &, Wilson (1979) zien de relevantie van een uiting in relatie tot de vorige uiting. Zij stellen dat een uiting relevant is ten opzichte van de vorige uiting als de twee uitingen samen informatie geven die niet uit de twee afzonderlijke uitin-gen afgeleid had kunnen worden. Leech (1983: 99) beschouwt een uiting als relevant als die uiting zo opgevat kan worden dat het een bijdrage vormt aan de doelen van de spreker of de hoor-der. Daarbij ziet hij relevantie als een glijdende schaal, waarbij een uiting meerof minder relevant kan zijn. Hij koppelt relevantie dus aan de doelen die de ge-sprekspartners in een bepaalde situatie hebben. Wat we 00k willen verstaan onder relevantie, het gaat in hier elk geval om de relevantie van een bepaalde uiting en niet om de vraag of grotere delen van een gesprek, of zelfs een heel gesprek, relevant is. Zelfs al vinden we een praatje over het weer volkomen irrelevant, daarbinnen kan elke afzonderlijke uiting in principe relevant zijn. Mensen zeggen regelmatig dingen die niet corresponderen met de maximes van Grice. In de laatste regel van onderstaand telefoongesprek tussen twee vrienden, lijkt Aleid (A) de maxime van relatie te sehenden. Haar bijdrage "Ja nee we worden een dagje ouder" lijkt geen antwoord te zijn op de vraag van Teun (T) of ze het tv-journaal kan missen. (3) Transcript Houtkoop-Steenstra T: Zaten jullie op het balkon? A: A: A: T: T: —> (0.4) .hh Nee:, we zitten e:h televisie te kijken. Och god. Wat is 't er? (0.3) .hh N(h)iks. Journaa:l. Oh 't journaal. Oh. Kun je 't missen?= =.hh Ja nee we worden een dagje ouder. conversationele implicatuur 45 Als we ervan uitgaan dat Aleid zieh wel aan het algemene coöperatie-principe houdt, ook al schendt ze de maxime van relatie, dan kunnen we haar "we worden een dagje ouder" wel interpreteren. Door aan te nemen dat Teun zijn vraag of zij het journaal wel kan missen, ironisch of grappend bedoelt, kunnen we Aleid haar reactie interpreteren als: 'Ja je hebt gelijk, we gedragen ons als een stel oude men-sen.' Grice stelt het volgende. Als een spreker iets zegt wat in strijd lijkt te zijn met een van de maximes, dan gaat de hoorder er desalniettemin (en zolang niets daar-tegen spreekt) vanuit dat de spreker volgens het coöperatie-principe handelt. Zo'n uiting heeft dan een zogenaamde conversationele implicatuur. Hij voert de technische term 'implicatuur' en het bijbehorende werkwoord 'implicateren' in als overkoepelend begrip voor verschillende typen betekenissen, zoals bedoeling, suggestie, implicatie, en dergelijke. 3.4 Implicatuur Het begrip implicatuur geeft aan dat betekenis op indirecte wijze tot stand wordt gebracht. De hoorder geeft een uiting betekenis, niet alleen op basis van de talige informatie in de uiting, maar tevens op basis van de aanname dat de spreker volgens het coöperatie-principe handelt. Grice maakt daarbij een onderscheid tussen conventionele en conversationele implicaturen. Een conventionele implicatuur is een ge'i'mpliceerde betekenis die tot stand wordt gebracht met conventionele linguistische middelen. Het woord 'maar' in 'Hij is klein maar dapper' leidt tot de conventionele implicatuur dat kleine mensen doorgaans niet dapper zijn. Grice noemt zulke implicaturen 'conventioneel' omdat altijd dezelfde implicatuur aanwezig is, ongeacht de context. Of we nu zeggen 'Hij is een Fries, maar dapper', 'Hij is klein, maar dapper' of'Hij is student, maar dapper', elke keer is dezelfde implicatuur aanwezig: Friezen/kleine mensen/studenten zijn doorgaans niet dapper. Bij Grice gaat het niet om deze conventionele implicatuur, maar om de conversationele implicatuur, die contextafhankelijk is en tot stand wordt gebracht door-dat de spreker zieh op een of andere wijze niet houdt aan de maximes. De verschillende manieren waarop een conversationele implicatuur tot stand kan worden gebracht, zijn door Grice in drie groepen ondergebracht. Groep A. Gevallen waarbij geen maxime lijkt te worden geschonden Grice geeft hier als voorbeeld een denkbeeidige conversatie, die plaatsvindt tussen spreker A en B. Spreker A Staat längs de weg naast een stilstaande auto, en B komt erbij staan. 46 taal in actie (4) A: Ik sta zonder benzine B: —> Er is een garage om de hoek Er is geen reden om aan te nemeň dat B zieh niet houdt aan het coöperatie-prin-cipe. Maar B zou de maxime van relatie overtreden, tenzij h i j ervan uitgaat dat A bij deze garage benzine kan krijgen. Daarmee implicateert B dat hij aanneemt dat dit het geval is. Groep B. Gefallen waarbij sprake is van een confict tussen maximes De spreker schendt een maxime omdat er een conflict lijkt te zijn met een andere maxime. Grice geeft als voorbeeld een situatie waarin A en B de reisroute voor een vakantie in Frankrijk uitstippelen. Beiden weten dat B zijn vriend C daar wil opzoeken. Dan volgt de volgende dialoog: (5) A: Waar woont C? B: —> Ergens in het Zuiden van Frankrijk. De conversationele implicatuur van B's uiting is dat hij niet precies weet waar C woont. Deze implicatuur komt op de volgende wijze tot stand. Er is geen reden om aan te nemeň dat B zieh niet houdt aan het coóperatie-principe, maar zijn ant-woord geeft minder informatie dan A nodig heeft. Daarbij overtreedt hij de eerste maxime van kwantiteit (wees zo informatief mogelijk). Deze overtreding kan alleen verklaard worden door aan te nemeň dat B weet dat het geven van meer informatie een overtreding zou zijn van de maxime van kwaliteit (zeg niet iets waarvoor je geen evidentie hebt). Daarmee implicateert B dus dat hij niet weet in welke plaats C woont. Groep C. Gewalten waarbij een maxime is uitgebuit Een spreker kan een maxime sehenden om via een figuurlijke manier van zeggen een conversationele implicatuur te bewerkstelligen. Belangrijk hierbij is dat de spreker een maxime op openlijke, herkenbare wijze schendt. lemand negeert bij-voorbeeld de maxime van kwaliteit door iets te zeggen wat duidelijk onwaar is, bij-voorbeeld: 'Ik heb je wel honderd keer gebeld, maar je was er nooiť De maxime van wijze (ook wel de maxime van stijl genoemd) wordt herkenbaar genegeerd als een vraag die duidelijk bedoeld is als een verzoek om iets te verteilen, bijvoor-beeld 'Hoe was je vakantie?', beantwoord wordt met niet meer dan 'Goed.' Door herkenbaar minder te zeggen dan nodig is gezien de aard van de vraag, geeft de spreker aan dat zij er niet verder over wil spreken. En zo kan de maxime van relatie (ook wel de maxime van relevantie genoemd) worden genegeerd door over-duidelijk geen antwoord op een vraag te geven, of door plotseling en duidelijk van onderwerp te veranderen. Als een spreker dat doet, kan de hoorder denken dat de conversationele implicatuur 47 spreker implicateert dat hij het niet over dit onderwerp wil hebben. In onder-staand stukje telefoongesprek tussen Aleid (A) en Teun (T), zien we dat Aleid dui-delijk geen antwoord geeft op de vraag hoe oud ze is. (6) Transcript Houtkoop-Steenstra T: Hoe oud ben je? A: —> Nou e:h 'k ben >nog geen dertig<. (•) Hoor (0.9) Dus . (1.0) T: Gh(h). Hoe- hoe oud wel? A: -> (Hahahaha. I(h)k be(h)n no(h)g gee(h)n d(h)ertig. Aleid had het exacte antwoord op de vraag kunnen omzeilen door te zeggen dat ze 'in de twintig' was. Maar ze zegt hoe oud ze niet is: "Nou e:h 'k ben >nog geen dertig<."Teun vraagt daarop hoe oud ze dan wel is, waarmee hij zijn eerdere vraag herhaalt en aangeeft dat die vraag nog niet beantwoord is. Wederom vertelt Aleid hoe oud ze niet is. Door op lachende wijze precies dezelfde formulering te gebrui-ken, implicateert ze dat ze de vraag niet wil beantwoorden. Om de aanwezigheid van een specifieke conversationele implicatuur te achterha-len, maakt de hoorder gebruik van de volgende informatie. 1. De conventionele betekenis van de gebruikte taal en de identiteit van de even-tuele verwijzingen. 2. Het coöperatie-principe en de daarbij behorende maximes. 3. De verbale en de niet-verbale context van de betreffende uiting. 4. Relevante achtergrondkennis. Zo werkte de Nederlandse politicus uit frag-ment (i), die geen president van Amerika meer kon worden, met de informatie dat president Clinton ooit in het openbaar had toegegeven dat hij wel eens hasj gerookt had, maar niet had geTnhaleerd. 5. De wederzijdse aanname dat de deelnemers van de punten i tot en met 4 op de hoogte zijn. Als de interviewer in fragment (i) reageert met "Haha. Dus 00k nog geTnhaleerd", dan laat hij niet alleen blijken dat hij de betreffende uitspraak van president Clinton inderdaad kent, maar 00k dat hij de conversationele implicatuur heeft begrepen.