De familie Het gezin De Broer, broers De Zus, zussen De moeder De vader De oma/ de groot-moeder De opa/ de groot-vader De tante De oom De neef De nicht (de nichtje) De klein-zoon De klein-dochter Enz.- enzovoort Wat zeg je? Het buitenland De begane grond 1.Verdieping Ik loop wel even met u naar de kantine Nog een keer graag De trap op Dat is boven Langzaam Bijna- ik spreek bijna geen Nederlands Omdat Feest- feestje Zoveel mogelijk Woon je nog maar net in Utrecht? Ja, ik woon hier pas twee weken. En jij? Woon jij hier al lang? Al drie jaar. Ik studeer rechten. Daarom woon ik hier. Nu zoek ik een kamer. Weet jij misschien een kamer? Dat is heel moeilijk in Utrecht. Kom eens langs.