Bachelorexamen Nederlands 1. Richtlijnen bachelorexamen Nederlands 1.1. Onderdelen bachelorexamen 1.2. Scriptie 1.3. Vertaling 1.4. Lectuurlijst 1.5. Literair essay 1.6. Map taalkunde 1.7. Map land en volk 2. Inleveren scripties, mappen en essays 2.1. Verloop consultaties 2.2. Afspraken 2.3. Deadlines 3. Lectuurlijst bachelorexamen 3.1. Richtlijnen 3.2. Lectuurlijst Richtlijnen en deadlines vanaf zomersemester 2015 1. Richtlijnen bachelorexamen Nederlands 1.1 Onderdelen bachelorexamen Het bachelorexamen bestaat uit de volgende vijf onderdelen: 1. De verdediging van de scriptie 2. De vertaling 3. Vragen over de lectuurlijst 4. Vragen over de map taalkunde of de map land en volk of het essay 5. Vragen over de map taalkunde of de map land en volk of het essay Je kiest één van de volgende vakken als zwaartepunt: § Nederlandse literatuur § Nederlandse taalkunde § Kennis van land en volk (Nederland en/of België) Je schrijft een scriptie in het kader van één van deze vakken. De onderdelen vertaling en lectuurlijst worden door iedereen afgelegd, ongeacht het zwaartepunt van de scriptie. De invulling van de laatste twee onderdelen hangt af van het thema van je scriptie. Als je een literaire scriptie schrijft, stel je twee mappen samen (land en volk én taalkunde). Schrijf je een scriptie op het gebied van taalkunde, dan maak je een map land en volk én schrijf je een essay. Wie in het kader van land en volk een scriptie schrijft, stelt een map taalkunde samen én schrijft een essay. In onderstaande tabel wordt dit alles samengevat: Zwaartepunt land en volk Zwaartepunt taalkunde Zwaartepunt literatuur 1. Scriptie land en volk 2. Vertaling 3. Vragen lectuurlijst 4. Map taalkunde 5. Essay literatuur 1. Scriptie taalkunde 2. Vertaling 3. Vragen lectuurlijst 4. Map land en volk 5. Essay literatuur 1. Scriptie literatuur 2. Vertaling 3. Vragen lectuurlijst 4. Map land en volk 5. Map taalkunde Het eerste onderdeel – de scriptie en de verdediging – telt mee voor de helft van het totale cijfer. De andere helft van het eindcijfer wordt berekend op basis van het gemiddelde van de andere vier onderdelen. 1.2 Scriptie Je schrijft de scriptie volgens de richtlijnen van de faculteit. Wie Nederlands als zwaartepunt kiest en voor dit vak een bakalářská diplomová práce schrijft, levert een scriptie in van ca. 70.000 tekens. Dat komt neer op ongeveer 40 bladzijden. Ook voor de opmaak en de structuur van de scriptie verwijzen we naar de richtlijnen van de faculteit. De scriptie wordt in het Nederlands geschreven. Het thema en de vraagstelling worden in samenspraak met je scriptiebegeleider bepaald. In de beoordeling wegen drie punten mee: § Inhoud: wordt de vraagstelling op een wetenschappelijke manier beantwoord? § Taal: is de scriptie in vlot Nederlands geschreven zonder taal- en spelfouten? § Vorm: beantwoordt de scriptie aan de formele eisen? Op het examen wordt de scriptie verdedigd. Je beantwoordt de vragen van je scriptiebegeleider en van je opponent. Je krijgt op voorhand een evaluatieverslag van beiden. Op basis daarvan kan je je op de verdediging voorbereiden. De deadlines voor het indienen van de scriptie vind je in paragraaf 2. 1.3 Vertaling Vóór het bachelorexamen maken de studenten een vertaling van een korte Tsjechische tekst naar het Nederlands. Het is toegestaan om papieren woordenboeken te gebruiken. Dit onderdeel vindt in de regel één of enkele dagen vóór het bachelorexamen plaats. De vertaling wordt beoordeeld op inhoud, grammatica, lexicaal niveau en stijl. 1.4 Lectuurlijst Je leest in totaal 20 titels: 18 boeken zijn opgegeven, 2 titels kies je zelf. In paragraaf 3 vind je de lectuurlijst en enkele richtlijnen. De bedoeling is dat je de 20 werken niet alleen leest, maar dat je ze ook kan situeren in de Nederlandse literatuurgeschiedenis en in de cultuurhistorische context. Als voorbereiding voor het examen lees je dus niet alleen de boeken, je leest ook secundaire literatuur en/of je maakt gebruik van wat je in de literatuurcolleges hebt gezien. Op het examen trek je een fiche met vragen over één van de werken die je hebt gelezen. De vragen kunnen gaan over de inhoud en de vorm het boek, de auteur en over de literatuurhistorische en cultuurhistorische situering van het werk. Je krijgt een fragment ter analyse dat je moet kunnen situeren in het geheel van het boek. Uiteraard kunnen ook vragen gesteld worden over andere werken op de boekenlijst. 1.5 Literair essay Als je een scriptie schrijft over een taalkundig onderwerp of binnen het vak land en volk schrijf je een kort literair essay. De deadlines voor het indienen van het essay vind je in paragraaf 2. Je kiest één boek uit de 18 verplichte werken op de lectuurlijst van een auteur die je interessant vindt en je leest een ander werk van dezelfde auteur. Je schrijft een kort essay (ca. 1000 woorden) over deze twee boeken. Schrijf het essay rond een bepaalde vraagstelling; focus dus op één bepaald element. Je kan het bijvoorbeeld hebben over de rol van de vrouw in beide werken of over de functie van het vertelperspectief. De vraagstelling dien je op voorhand aan je docent voor te leggen! Maak bij het beantwoorden van je vraagstelling gebruik van secundaire literatuur. Lees minstens twee artikelen rond (één van) de twee boeken. Net zoals in een scriptie zet je de werken waar je in de loop van je essay naar verwijst achteraan in een bibliografie. Zorg ervoor dat je tekst goed gestructureerd is in alinea’s en een logische opbouw vertoont (inleiding, midden, slot). 1.6 Map taalkunde Als je een scriptie schrijft over een letterkundig onderwerp of binnen het vak land en volk stel je een map samen rond een specifiek taalkundig onderwerp. De opzet mag ook contrastief van aard zijn. Het thema van de map dien je op voorhand met je docent te bespreken! Hieronder volgen de richtlijnen voor de map: § de map bevat ca. 20 artikelen § dit zijn hoofdzakelijk artikelen uit vakkundige tijdschriften en hoofdstukken of passages uit taalkundige werken; daarnaast kunnen ook artikelen uit dagbladen, opiniebladen en andere journalistieke teksten worden opgenomen § de map moet ook artikelen uit geprinte media bevatten, dus niet alleen op internet beschikbaar materiaal § de meerderheid van de artikelen moet in het Nederlands zijn, maar er mogen ook enkele artikelen in het Tsjechisch, Duits of Engels zijn (als je bijv. contrastief werkt) § er moet een bepaalde structuur of een lijn in de map aanwezig zijn; je groepeert dus artikelen die volgens jou bij elkaar horen § deze structuur wordt in een inhoudsopgave gereflecteerd § daarnaast wordt de map voorzien van een literatuuropgave (een alfabetische lijst met de bibliografische gegevens van alle artikelen) Op het examen motiveer je de structuur van je map. Er worden vragen gesteld over de inhoud van de artikelen. Er kunnen ook bredere vragen gesteld worden die met het thema samenhangen. 1.7 Map land en volk Als je een scriptie schrijft over een taalkundig of een letterkundig onderwerp, stel je een map samen rond een specifiek thema binnen het vak “kennis van land en volk Nederland en België”. Het wordt op prijs gesteld als de map contrastief opgevat wordt. Het thema van de map dien je op voorhand met je docent te bespreken! Hieronder volgen de richtlijnen voor de map: § de map bevat ca. 40 artikelen § dit zijn artikelen uit vakkundige tijdschriften, artikelen uit dagbladen, opiniebladen en andere journalistieke teksten, hoofdstukken en passages uit boeken, etc. § de map moet ook artikelen uit geprinte media bevatten, dus niet alleen op internet beschikbaar materiaal § de meerderheid van artikelen moet in het Nederlands zijn, maar er mogen ook enkele artikelen in het Tsjechisch, Duits of Engels zijn (als je bijv. contrastief werkt) § er moet een bepaalde structuur of een lijn in de map aanwezig zijn; je groepeert dus artikelen die volgens jou bij elkaar horen § deze structuur wordt in een inhoudsopgave gereflecteerd § daarnaast wordt de map voorzien van een literatuuropgave (een alfabetische lijst met de bibliografische gegevens van alle artikelen) Op het examen motiveer je de structuur van je map. Er worden vragen gesteld over de inhoud van de artikelen. Er kunnen ook bredere vragen gesteld worden die met het thema samenhangen. 2. Inleveren scripties, mappen en essays 2.1 Verloop consultaties Je bespreekt op voorhand het onderwerp en de vraagstelling van je scriptie met één van je docenten die je bij het schrijven van je scriptie zal begeleiden. Het is de bedoeling dat je regelmatig bij je scriptiebegeleider op consultatie gaat. Eerst moet je met je begeleider het thema en de vraagstelling van je scriptie bespreken. Daarna leg je een eerste ontwerp van je scriptie voor. Daarin omschrijf je de centrale vraagstelling. Je geeft een overzicht van bronnen die je nodig hebt om jouw vraagstelling te beantwoorden. Ook zet je op papier hoe je daarbij te werk wil gaan (methodologie) en welk theoretisch kader je zal hanteren. Op basis hiervan kan jouw scriptiebegeleider tips geven en kan je een meer gedetailleerde hoofdstukindeling uitwerken. Deze geef je vóór het schrijfproces af. Het is namelijk van belang om op voorhand een idee te hebben wat je in welk onderdeel gaat behandelen. Ten slotte kan je dan (hoofd)stukken indienen ter correctie en bespreking. Het verdient de voorkeur om telkens één hoofdstuk of een deel van een hoofdstuk te laten inzien, zodat je rekening kan houden met de suggesties van je scriptiebegeleider wanneer je de andere stukken schrijft. Het uitwerken van een vraagstelling en het schrijven van een scriptie kost tijd. Het is daarom raadzaam om minstens drie maanden vóór de deadline het eerste ontwerp voor te leggen. 2.2 Afspraken In samenspraak met je scriptiebegeleider bepaal je wanneer je het eerste ontwerp, de hoofdstukindeling en de eerste versies van je hoofdstukken indient. Het is belangrijk dat je je aan de afspraken houdt. Het is niet toegestaan om de scriptie in te dienen zonder de bovenvermelde tussenstappen. Jouw scriptiebegeleider moet minstens drie weken vóór de deadline de eerste versie van alle hoofdstukken hebben ingezien én goedgekeurd! Je begeleider moet je scriptie aankondigen in het Informatiesysteem. Als je van plan bent om een scriptie in te dienen, moet je daarom tijdig (minstens twee maanden vóór de deadline) de volgende gegevens aan je scriptiebegeleider bezorgen: § Titel in het Nederlands, Engels en Tsjechisch § Een korte omschrijving van de doelstelling (in het Tsjechisch) § Een selectie van de belangrijkste bronnen Daarnaast moet je via de studieafdeling allerlei gegevens in verband met je scriptie in het archief plaatsen. Respecteer de facultaire deadlines! Er worden geen uitzonderingen gemaakt. De definitieve versie van je scriptie geef je af in 2 gebonden exemplaren. Ook moet je deze versie uploaden in het archief. De mappen en het essay worden uitgeprint afgegeven aan de verantwoordelijke docenten. In de paragraaf hieronder vind je de precieze deadlines. De thema’s van de mappen en het essay moeten op voorhand besproken worden met de docent. Dit moet minstens twee weken vóór de deadline gebeuren. Tot die tijd kan je je map/essay laten inzien/nakijken. 2.3 Deadlines Deze deadlines gelden voor kleine scripties (bakalářská oborová práce) en grote scripties (bakalářská diplomová práce). Er kan in geen geval van de deadlines worden afgeweken. De definitieve versie van de scriptie moet je in het Informatiesysteem uploaden. Daarnaast geef je twee ingebonden exemplaren af. De mappen en het essay bezorg je uitgeprint aan de verantwoordelijke docent. Geef ook een papiertje met de twee titels van je boeken naar keuze af (cf. lectuurlijst). Deadlines voor het Bachelorexamen in januari § 10 november: eerste versie(s) scriptie § 30 november: definitieve versie scriptie § 5 januari: mappen/essay/titels Deadlines voor het Bachelorexamen in juni § 10 april: eerste versie(s) scriptie § 30 april: definitieve versie scriptie § 31 mei: mappen/essay/titels Deadlines voor het Bachelorexamen in september § 10 juni: eerste versie(s) scriptie § 30 juni: definitieve versie scriptie § 5 augustus: mappen/essay/titels Maak tijdig alles in orde met de studieafdeling. Zorg ervoor dat je een archief aanmaakt in het Informatiesysteem volgens de richtlijnen. In dit archief komen allerlei gegevens te staan in verband met je scriptie (titel, annotatie en sleutelwoorden in het Tsjechisch en het Engels). Ook moet je hierin je scriptie uploaden. Doe dit alleen indien de scriptie is goedgekeurd door je begeleider! Alle cijfers moeten minstens 7 dagen vóór het Bachelorexamen ingeschreven zijn in het systeem. Vervolgens moet je een briefje ondertekenen dat je alle boeken en tijdschriften die je bij ons hebt uitgeleend, hebt terugbezorgd. Dit briefje kan je bij ons verkrijgen. Na afgifte van dit briefje bij de studieafdeling, krijg je een verklaring dat je alle vakken met succes hebt afgerond (Potvrzení o splnění požadavků k přístupu ke státní zkoušce). Dit dien je in bij de secretaresse van de vakgroep. 3. Lectuurlijst bachelorexamen 3.1 Richtlijnen § Alle boeken moeten in het Nederlands worden gelezen, met als enige uitzondering Max Havelaar. § De boeken van de serie "Tekst in context" moet je volledig lezen: zowel (de fragmenten van) de literaire tekst als de situerende onderdelen – tekst én context dus. § Als er problemen zijn met de beschikbaarheid van bepaalde boeken, meld dit dan tijdig! § De bedoeling is dat je de boeken grondig leest. Je moet ook in staat zijn om de tekst te situeren in een literaire stroming en in het oeuvre van de auteur. Je zal dus ook secundaire bronnen moeten raadplegen. Je kan daarvoor gebruik maken van het materiaal dat je in de colleges kreeg of van literatuurgeschiedenissen, o.a.: ü Hugo Brems, Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005, Amsterdam, 2006. En de andere reeds beschikbare literatuurgeschiedenissen binnen de reeks “Geschiedenis van de Nederlandse literatuur”. ü Erica van Boven en Mary Kemperink (bewerking), Literatuur van de moderne tijd. Nederlandse en Vlaamse letterkunde in de 19^e ene 20^e eeuw, Bussum, 2006. ü Annette Portegies en Ron Rijghard, Nederlandse literatuur in een notendop, Amsterdam, 1999. ü M.A. Schenkeveld-van der Dussen (hoofdred.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis, Groningen, 1993. § Op internet kan je ook heel wat vinden. Interessante sites zijn bijvoorbeeld: ü http://www.dbnl.org/ [hier kan je veel naslagwerken, artikelsen en andere publicaties vinden] ü http://www.dbnl.org/tekst/bork001lett01/ [een "letterkundig lexicon" waarin allerlei literaire termen worden verklaard] ü http://www.kb.nl/ [de site van de Koninklijke Bibliotheek – de nationale bibliotheek van Nederland. Vooral het onderdeel "dichters op het scherm" kan interessant zijn] ü http://www.literatuurgeschiedenis.nl/ [hier vind je informatie over de literatuur van de middeleeuwen tot de eenentwintigste eeuw] 3.2 De lectuurlijst Literatuur vóór 1900 1. Karel en Elegast (Tekst in context) (ca. 1250) 2. Reynaert de vos (Tekst in context) (ca. 1260) 3. P.C. Hooft, Warenar (Tekst in context) (1617) 4. Wilhelmus en de anderen. Nederlandse liedjes 1500-1700 (Tekst in context) 5. Multatuli, Max Havelaar (in het Nederlands of in het Tsjechisch) (1860) Literatuur van de 20ste en 21ste eeuw PROZA 6. Nescio, De uitvreter, Titaantjes en Dichtertje (1918) 7. Willem Elsschot, Kaas (1933) 8. Louis Paul Boon, Mijn kleine oorlog (1946) 9. Gerard Reve, De avonden (1947) 10. Hella Haasse, Oeroeg (1948) 11. Marga Minco, Het bittere kruid (1957) 12. W.F. Hermans, De donkere kamer van Damokles (1958) 13. Harry Mulisch, De aanslag (1982) 14. Cees Nooteboom, Het volgende verhaal (1991) 15. Arnon Grunberg, Blauwe maandagen (1994) 16. Peter Verhelst, Tongkat (1999) POËZIE 17. Herman de Coninck, De lenige liefde (1969) 18. Moustafa Stitou, Varkensroze ansichten (2003) Twee boeken naar keuze Je kiest twee boeken die je in het Nederlands leest. Je mag twee romans kiezen, een dichtbundel en een roman, of twee dichtbundels. De bedoeling is dat je twee boeken kiest die je nog niet hebt moeten lezen in het kader van een vak. Geef tegelijk met je map(pen) en/of essay de titels van deze boeken op een apart papier af.