Acta Universitatis Palackianae Olomucensis Neerlandica V - 2010 Juridische communicatie aCs taaChandeRng Pavlfna Knap-Dlouhä (Palacky-Universiteit Olomouc) Legal communication as language act Synopsis: The paper presents research on written legal language in legislative texts and agreements in the field of Dutch commercial law. The research focuses on the description of intrapersonal and functional aspects of legal language. Legal language differs in its regulative functions showing illocutionary patterns: directive and commissive ones. Keywords: legal language, juridic communication, pragmatics, language acts, commercial law. 1. Inleiding Het recht omvat vele verschillende bezigheden van wetsontwerpen tot het aangaan van overeenkomsten tussen partijen. Het resultaat van zulke bezigheden dient in geschreven vorm te worden opgeslagen. Juristen hebben de taak om wetten en overeenkomsten van particulieren in geschreven documenten over te dragen. Deze documenten vormen een onderdeel van ons dagelijkse leven, hetzij als officiele normen die we in acht moeten nemen, of als prive-verbintenissen die we aangaan. Juristen hebben hiervoor een speciale stijl ontwikkeld met een eigen register. De taal speelt in de tussenpersoonlijke juridische communicatie niet alleen een cruciale, maar ook een ordenende rol. Zonder taal zou geen enkele wetstekst geschreven kunnen worden. Dit zou tot gevolg hebben dat we in een ongeordende maatschappij zouden leven. Bovendien zouden er bij inbreuk op bepaalde geldende regels geen officiele maatregelen kunnen worden getroffen. Op grond hiervan mögen we stellen dat taal een construerende en regulierende functie heeft. 2. Taalhandelingen In de klassieke theorie van taalhandelingen, voor de eerste keer door John Austin gei'ntroduceerd (How to do things ■with words, 1962), vormen de meeste uitspraken en mededelingen taalhandelingen, dat wil zeggen handelingen waarmee we iets uitvoeren door middel van taal. In zijn theorie onderscheidt Austin drie fases die zieh als een taalhandeling manifesteren. Het is de inhoud van een mededeling, dat wat we daadwerkelijk zeggen, de 274 Knap, juridische communicatie als taalhandeling zogeheten locutie, de pragmatische functie van de mededeling, de illocutie, en het verwachte effect van de mededeling, de perlocutie. In de pragmatiek worden verschillende directe (o.a. een begroeting, verzoek, bevel, vraag, belofte, waarschuwing, verontschuldiging) en indirecte handelingen onderscheiden, waarbij bijvoorbeeld een bevel in de vorm van een vraag wordt geformuleerd. Als uitgangspunt voor zijn theorie van taalhandelingen heeft Austin de performatieve zinnen genomen. Daaronder vallen uitspraken die een speciale functie vervullen doordat ze worden uitgesproken op het juiste moment en door de juiste persoon in een bepaalde functie. Zo kan een rechter door de uitspraak: "Ä veroordeel u tot een vrijheidsstraf van tien jaar" een vonnis vellen en deze uitspraak is niet alleen een begeleiding van een andere handeling. Performatieve zinnen vormden voor Austin een bijzondere categorie van zinnen die niet alleen gebruikt worden om informatie te geven zoals bij mededelingen (constatieve zinnen), maar om iets tot stand te brengen door een bepaalde zin uit te spreken. Bij dit soort zinnen kan ook niet nagegaan worden of de taalhandeling wel of niet waar is, zoals dit wel het geval is bij constatieve handelingen. Juridische performatieve zinnen worden beschouwd als de meest directe en probleemloze voorbeelden van performatieve uitspraken. De opvolger van Austin, die zijn theorie van taalhandelingen verder heeft ontwikkeld, was John Searle. Searle verdeelde de taalhandelingen in de volgende groepen: representatieve handelingen (mededeling), directieve handelingen (bevel), commissieve handelingen (belofte), declaratieve handelingen (oordeel vellen), expressieve handelingen (uitdrukken van gevoel). In de context van de juridische communicatie zal ik me in deze bijdrage vooral met de directieve en commissieve taalhandelingen bezighouden, zoals gebruikt in Nederlandse contracten en legislatieve teksten. 2.1. Directieve taalhandelingen Een directieve taalhandeling is een illocutionaire handeling waarbij de spreker het gedrag van de luisteraar probeert te bei'nvloeden. Zo kunnen we stellen dat in wetsteksten en contracten regels zijn geformuleerd met als doel het ordenen van tussenpersoonlijke relaties. Wetgevende Organen oefenen hun bevoegdheid op burgers uit en een partij in een contract (verkoper, werkgever, leverancier) beoogt een bepaald gedrag van de andere partij (koper, werknemer, opdrachtgever) en andersom. De graad waarmee de spreker de luisteraar tot handelen wil aanzetten, kan nogal varieren. Een directieve taalhandeling kan worden uitgevoerd met of zonder expliciete directieve kracht ^directive force", Trosborg 1995:34). Om de impact van een uitgesproken directieve opdracht af te zwakken kan de spreker op fatsoensstrategieen leunen. Aan de hand van de volgende tabel die op een schema van Trosborg voor het Engels (Trosborg 1995:35) steunt, zien we verschillende mogelijke graden van directieve taalhandelingen. Knap, Juridische communicatie als taalhandeling 275 /. Verzoeken zander expliciete illocutionaire werking 1. Hints (zacht) (sterk) Ik moet op het station %jjn met een half uur. Mijn fiets is kapot. Heb je je fiets vandaag nodig? //. Conventionele indirecte verzoeken: spreker gebaseerd 2. Bevoegdheid Wil om iets te doen Toestemming Suggestieve formule Zoii je me je fiets kunnen uitlenen? Wilje mejsfiets uitlenen? Mag ik je fiets leněn? Wat als ik je fiets %ou leněn? ///. Conventionele indirecte verzoeken: luisteraar gebaseerd 4. Uitdrukking van wens 5. Uitdrukking van verlangen en behoefte Ik ^ougraagjefiets willen leněn. Ik will moetje fiets leněn. IV. Verzoeken met expliciete illocutionaire werking 6. Uitdrukking van verplichting 7. Performatieven (verzacht) (niet-verzacht) 8. Imperatieven 9. Elliptische uitdrukkingen Je moet me je fiets uitlenen. Ik %ouje willen wagen/ verlocken meje fiets uit te leněn. Ik vraagl verlock je me je fiets uit te leněn. Ixen me jefiets uit! Je fiets (alsjeblieft). De hierboven gegeven voorbeelden zijn op gesproken en geschreven standaard Nederlands taalgebruik gebaseerd. In de hierarchie worden vier graden van directieve taalhandelingen onderscheiden. De afzonderlijke strategieěn vertonen een stijgende tendens van directheid in de richting van de luisteraar. De sprekers bedoeling is om een fiets te leněn. 2.2. Commissieve taalhandelingen Een commissieve taalhandeling is volgens Austin (1962) een uitspraak waarmee de spreker zieh tot een bepaalde actie verbindt. Zulke taalhandelingen bevatten meestal een van de volgende werkwoorden: beloven, garanderen, zweren, toezeggen, waarborgen, zieh verbinden of vergelijkbare werkwoorden. Ook bij deze categorie zijn er diverse graden te onderscheiden van het 'zieh tot een bepaalde actie verbinden'. De inhoud van de commissieve taalhandeling is altijd op een actie door de spreker in de toekomst gericht. Een dergelijke verbintenis van de spreker kan door middel van een performatief werkwoord (expliciet) aangegaan worden of (implicieť) door het modale werkwoord 'zullen' te gebruiken. 276 Knap, juridische communicatie als taalhandeling De leverancier garandeert/ verbindt sjch.... De koper %al......betalen.... Als regulatieve handelingen verschillen commissieve en directieve taalhandelingen volgens Trosborg met betrekking tot de vereiste actie. Per definition [...] promises are in the interest of the hearer (and at the cost of the hearer) and belong to the category of "convivial acts". [...] In contrast, directives are issuedfor the benefit of the speaker and at the cost of the hearer; they are "competitive acts" to be adjusted in communication relative to interlocutor and communicative intention. (Trosborg 1995:36). 3. Corpus De data die voor dit onderzoek gebruikt werden zijn tot stand gekomen op basis van een selectie van aan de ene kant Nederlandse legislatieve teksten, waarbij de gekozen voorbeelden van de on-line versie van het Wetboek van Koophandet komen, en aan de andere kant Nederlandse handelscontracten2, die eveneens on-line beschikbaar zijn. Deze twee soorten data verschillen nogal qua datum van uitgifte (WvK 1898, gebruikte contracten 2008), naar de bepalingen die de inhoud vormen of de communicatieve situatie en functie op zieh. Desondanks kunnen er duidelijke overeenkomsten worden vastgesteld waarop in ons onderzoek nader wordt ingegaan. Het onderzoek toont de aangetroffen regulatieve taalhandelingen en analyseert de pragmalingui'stische realiseringspatronen van deze directieven. Daarbij zal er gekeken worden naar de manier waarop de pragmatische functie van wetsbepalingen en verplichtingen voortvloeiende uit contracten tot stand worden gebracht. De cruciale rol waardoor partijen aan een contract en burgers aan wetsteksten onderhevig zijn, wordt gespeeld door de commissieve en directieve taalhandelingen, zoals eerder aangegeven. De tabel met diverse directheidgraden van taalhandelingen, die hierboven onder punt 2.1 werd besproken, zal in dit gedeelte op de hierboven geschetste data worden toegepast. De tabel is uitgebreid met een extra categorie van toezeggingen. De classificatie (die afgeleid is van de eerste tabel gebaseerd op standaard taalgebruik) is aangepast/aangevuld in overeenstemming met categorieen die binnen de juridische context representatief zijn. In tegenstelling tot de eerste tabel wordt er in deze tabel niet steeds hetzelfde verzoek uitgedrukt zoals dit voorheen wel het geval was. Dit wordt veroorzaakt doordat de voorbeelden uit authentieke juridische teksten afkomstig zijn, waardoor de kans op exact dezelfde inhoud nihil was. 1 Voor de volledige versie van het Nederlandse Wetboek van Koophandel zie: http://vvww.wetboek-online.nI/wet/Wetboek%20van%20Koophandel.html#858 (geraadpleegd op 13-3-2010) 2 http://mw.eiqenhuis.nI/NR/rdonivres/DE75250A-8C2B-49C4-958D-6D2B30EA9774/0/Koopaktebestaandeeen zinswoningmodeliuli200S.doc (geraadpleegd op 13-3-2010) Knap, Juridische communicatie als taalhandeling 277 1. Verzoeken zonder expliciete illocutionaire werking 1. Hints (zacht) (sterk) II. Toestemming Rechten stemt toe — kan — %ou kunnen — mag — garandeert-... %ou/%al (voordeel), heefl het recht spul %al/ niet (beperking verplichting) III. Verplichting Verbod Performatieven moet — dient — %al/ t(pu — verbindt ^jch — is verplicht kan niet — mag niet — %al niet-... eist — vraagt - vergeht — beste/t IV. Toezeggingen / beloftes aanvaardt, neemt aan - erkent- accepteert - stemt in - bevestigt - verklaart - garandeert - zegt toe - Staat in voor-... 4. Analyse data juridische teksten De in 'categorie I Verzoeken zonder expliciete illocutionaire werking' bedoelde hints (zachte of Sterke) die in het Standaardnederlands taalgebruik (gesproken of geschreven) vaak worden gebruikt, waren in beide soorten corpora niet te traceren. Dit feit correspondeert met de verwachting dat er in het algemeen in de juridische communicatie weinig sprake is van verzachtend taalgebruik op het semantisch-lexicale niveau. Het spreekt voor zieh dat duidelijkheid en direetheid vereisten zijn voor een eenduidige en goede wetgeving en ook voor een goed contract. Deze categorie is dus niet vertegenwoordigd. Onder de tweede categorie valt ook de subcategorie 'rechten' die semantisch verwant is met toezeggingen, hoewel toezeggingen altijd door de spreker gemaakt worden, wat niet altijd voor rechten hoeft te gelden. Toch drukken beide een soort voordeel uit voor de luisteraar (ontvanger) dat meestal door de partij die dit voordeel bezit toegepast kan worden. Voor de andere partij betekenen dit soort uitdrukkingen in de context van een contract meestal het omgekeerde, dat wil zeggen een verplichting tot iets. 18.2. De partij die de^e akte als eerste ondertekent, doet dit onder voorbehoud dat hij uiterlijk op de ... werkdag nadat hij de akte ondertekend heefi (een kopie van) de door beide partijen ondertekende akte heeft ontvangen. Indien de eerste ondertekenaar niet tijdig (een kopie van) de door beide partijen ondertekende akte heefl ontvangen, heefl hij het recht %ich op het voorbehoud te beroepen, waardoor hij niet (meer) vebonden is. Dit recht vervalt als daar niet uiterlijk op de tweede werkdag nadat alsnog (een kopie van) de door beide partijen ondertekende akte is ontvangen, gebruik van is gemaakt. (Koopakte, zie voetnoot 2). 278 Knap, Juridische communicatie als taalhandeling De derde categorie Verplichting/verbod is sterk vertegenwoordigd met name bij legislatieve teksten. Het recht stelt relaties en regels vast, bepaalt wat wel en wat niet mag. Burgers zijn verplicht om zieh aan die regels te houden. Daarom vormen juridische verplichtingen een cruciale factor in ons leven. Aan degene die zieh niet aan een bepaald geldend juridisch verbod houdt, wordt straf opgelegd. Verplichting Verbod De vennoten onder eene firma s@n verbliit de vennootschap te doen inschrijven in het handelsr-egister, overeenkomstig de daarvoor geldende wette-lijke bepalingen. (Boek 1, Titel 3, art. 23 WvK). [1.] Behoudens de uit^ondering, in het tweede lid van art. 30 voorkomende, mag de naam van den vennoot bij wij^e van geldschieting in de firma niet worden gebet^gd. [2.] Deze vennoot mag geene daad van beheer verrigten of in de zaken van de vennootschap werkzaam zijn, zelfs niet uit kracht eener volmagt. (Boek 1, Titel 3, art. 20 WvK). Modale werkwoorden kunnen in zulke contexten in verschillende funeties worden gebruikt. Vanzelfsprekend is de intentie van het werkwoord 'zulleri' niet altijd directief. Het kan bijvoorbeeld ook de toekomst uitdrukken. Daarom moet men uiterst precies zijn bij het analyseren en classificeren van zulke voorbeelden. Dit is ook op andere modale werkwoorden van toepassing (kunnen, mögen, moeteri). In legislatieve teksten drukt het modale werkwoord 'zullen' meestal de verplichting (d.m.v. illocutionaire werking) tot iets uit. De wetgevende macht legt de geadresseerde iets op en deze dient op zijn beurt de wet te gehoorzamen. "De gelden die gedurende de vereffening uit de kas der vennootschap kunnen gemist worden, mllen voorloopig worden verdeeld." (Boek 1, Titel 3, art. 34 WvK). De laatste categorie van Toezeggingen/beloftes wordt in de meeste contracten vertegenwoordigd door performatieve werkwoorden met commissieve intentie zoals: aannemen, erkennen, aeeepteren, instemmen, bevestigen, verklaren, garanderen, toezeggen, instaan voor en dergelijke. Bij de impliciet performatieve werkwoorden met een directieve funetie kunnen we ook zullen classificeren. De geadresseerde is hierdoor verplicht tot een actie die in de propositie wordt uitgedrukt. Zonder de commissieve werkwoorden zou een contract geen contract zijn. Hierdoor wordt zekerheid aan partijen verschaff en door het aangaan van een contract wordt vertrouwen gecreeerd. Commissieve intentie Directieve intentie "3.2. Verkoper Staat in voor viin bevoeidheid tot verkoop en tot eigendomsoverdracht ten tijde van het passeren van de akte van levering." (Model koopovereenkomst voor een bestaande een-gezinswoning, Juli 2008). Vastgesteld door 3.1. De akte van levering gal gepasseerd warden op.................................... of ^oveel eerder of later als partijen te^amen nader overeenkomen, ten overstaan van notaris...................... of diens plaatsvervanger, verbonden aan Knap, Juridische communicatie als taalhandeling 279 de Nederlandse Vereniging van Makelaars in kantoor............................................ ................., hierna verier onroerende goederen en vastgoeddes- te noemen notaris. kundigen NVM, de Consumentenbond en de Vereniging Eigen Huis, p.3) 5. Slotbevindingen In beide geanalyseerde types teksten, wetsbepalingen en handelscontracten, overheerst de categorie van directieve taalhandelingen. Bijzonder vaak werd het directieve taalgebruik van het werkwoord 'zullen' geconstateerd. Commissieve taalhandelingen werden slechts in de geanalyseerde handelscontracten aangetroffen, niet in de wetgevende teksten. De reden hiervoor is het meer individuele karakter van contracten ten opzichte van wetgeving die voor iedereen is bestemd. Een commissieve handeling is niet nodig. Men is in elk geval gehouden om de wetgeving in acht te nemen. Dit geldt niet voor contracten die vrijwillig door individuele partijen worden aangegaan. Bij de vergelijking van het Standaardnederlands taalgebruik en het taalgebruik binnen de juridische communicatie (tabel 1 en 2) is gebleken dat de taal in standaard communicatie veel minder directief taalgebruik (verplichting, verbod) vertoont dan in juridische communicatie. Vragen of men iets wel of niet wil doen komen in de juridische communicatie eigenlijk niet voor. Zowel de wetgeving als de contracten stellen en gebieden wat er gedaan moet worden. Dit heeft met de autoriteit van de wetgevende macht te maken, hetgeen zieh in het gebruik van een hoog directief niveau weerspiegelt. Ook ruimte voor de toepassing van fatsoensnormen is er, in tegenstelling tot in standaard taalgebruik, niet. Er is sprake van een asymmetrische verhouding tussen de burger en de overheid. Dit is wel anders bij contracten die in het algemeen rechten en verplichtingen voor beide partijen opstellen en daarmee een meer symmetrische verhouding scheppen. De verschillen tussen Standaardnederlands taalgebruik en juridisch taalgebruik worden niet door het verschil van de vorm (gesproken/geschreven) veroorzaakt. Ze ontstaan door sociale factoren binnen de contextuele situatie waarin ze een bepaalde communicatieve en pragmatische functie vervullen. Literatuur Austin, John L.: How to do things with words. New York: Oxford University Press 1962. (ed.) Bussmann, Hadumod: Lexikon der Sprachwissenschaft. Stuttgart: Alfred Kröner Verlag 2002 Kurzon, Dennis: It is hereby performed... Explorations in legal speech acts (= Pragmatics and beyond, Vol. 7 (6)). Amsterdam & Philadelphia: Benjamins 1986. 280 Knup, Juridische communicatie als taalhandding Linke, Angelika, Markus Nussbaumer & Paul R. Portmann: Studienbuch Linguistik. Tübingen: Max Niemeyer Verlag 2001. Searle John R.: Speech acts. Cambridge: Cambridge University Press 1969. Searle John R.: 'The classification of illocutionary acts. Language in Society 5 (1976), 1-24. Trosborg, A.: 'Statutes and contracts: An analysis of legal speech acts in the English language of the law.' Journal of Pragmatics 23 (1995), 31-53.