1 De tekst onder het mes: poëzieanalyse Inleiding Over geen enkel gedicht is het laatste woord gezegd. Iedereen benadert poëzie vanuit zijn of haar eigen referentiekader (of 'manier van denken'). Tot dit referentiekader behoren bijvoorbeeld persoonlijke ervaringen, kennis over een bepaalde literatuur, maar ook allerlei veronderstellingen over hoe een goed gedicht er moet uitzien (of: hoe het moet klinken) en over hoe poëzie moet worden gelezen en geanalyseerd. Die veronderstellingen worden literatuuropvattingen genoemd. Dit college, het eerste van de reeks, wijkt enigszins af van de colleges die volgen. Zoals gezegd in het "voorwoord" willen we niet alleen een overzicht geven van de poëzie maar willen we ook dat je iets met die poëzie doet. In dit college bekijken we op welke manier poëzie in de tweede helft van de twintigste eeuw werd geanalyseerd. Zo kan je kennis maken met verschillende manieren waarop over poëzie geschreven werd en wordt. We behandelen meer bepaald de belangrijkste literatuuropvattingen die vanaf 1945 in Nederland en Vlaanderen gangbaar waren en dat nog steeds zijn: de modernistische en de postmodernistische of deconstructivistische literatuuropvatting. 1.1 'visser van ma yuan' visser van ma yuan onder wolken vogels varen onder golven vliegen vissen maar daartussen rust de visser golven worden hoge wolken wolken worden hoge golven maar intussen rust de visser Lucebert, van de afgrond en de luchtmens (1953) Bovenstaand gedicht van de experimentele dichter Lucebert (1924-1994) is een van de bekendste naoorlogse gedichten in het Nederlands. Bijna even beroemd is de discussie die rond dit gedicht, 'visser van ma yuan', werd gevoerd. Verschillende literatuurbeschouwers stelden zich de vraag: 'waar gaat dit gedicht over?' Allemaal hadden ze op die vraag een ander antwoord, dat ze met evenveel enthousiasme verdedigden. Vooral twee essayisten vochten in het tijdschrift Merlyn om hun gelijk: C.W. van de Watering die in het artikel 'Sectie op een visser' het gedicht van Lucebert analyseerde, en Aldert Walrecht die hetzelfde deed onder de titel 'Vivisectie op een visser'. De namen van de auteurs doen er hier verder niet zozeer toe, van belang is dat zij allebei publiceerden in het tijdschrift Merlyn (1962-1966), één van de belangrijkste naoorlogse tijdschriften voor de Nederlandse literatuurbeschouwing. In dit tijdschrift werd immers de basis gelegd voor de modernistische literatuuropvatting en de techniek van de close reading in de Nederlandse letteren. In de volgende twee paragrafen gaan we hierop in. 1.2 Het tijdschrift Merlyn: autopsie van de tekst Uit deze collegereeks zal blijken dat tijdschriften vaak een belangrijke rol spelen in het promoten van nieuwe poëzie. Dichters verenigen zich rond literaire tijdschriften om hun naam op het literaire veld te vestigen en reclame te maken voor hun poëzie. Maar ook literaire critici en literatuurbeschouwers maken gebruik van tijdschriften als middel om hun opvattingen over poëzie te verdedigen. Zij maken met andere woorden kenbaar op welke manier poëzie (volgens hen) moet worden gelezen en geanalyseerd. Merlyn was in de eerste plaats een tijdschrift van deze laatste groep - van literatuurcritici en beschouwers dus. Zij pleitten voor een grondige en degelijke poëzieanalyse. Niet toevallig staan in de titels van de essays over 'visser van ma yuan' de woorden 'sectie' en 'vivisectie'. Bij een 'sectie' of een autopsie, wordt een lijk opengesneden en onderzocht; bij een 'vivisectie' gaan levende dieren onder het mes. Volgens de Merlinisten moest poëzie op een gelijkaardige manier onderzocht worden: de taak van de literatuurcriticus of -beschouwer bestond er in het gedicht tot op het bot te analyseren. Hij of zij moest een gedicht als het ware opensnijden en elk onderdeeltje onderwerpen aan een nauwkeurig onderzoek. Alleen zo, meenden zij, kan de betekenis van een gedicht worden vastgesteld. De werkwijze die in het tijdschrift Merlyn werd gehanteerd wordt ook wel close reading genoemd: de tekst wordt aan een nauwkeurige en bijzonder gedetailleerde analyse onderworpen. 1.3 Van vent naar vorm: de opkomst van autonomiebewegingen Het tijdschrift Merlyn moet worden geplaatst in de traditie van de zogenaamde autonomiebewegingen die al in de eerste helft van de twintigste eeuw opgang maakten in Europa. In dit geheel van stromingen wordt de nadruk gelegd op de tekst als zelfstandig, autonoom object. In het Russisch formalisme werd hiervoor de basis gelegd, de Praagse structuralisten (onder meer Bohuslav Havránek en Jan Mukařovský) werkten deze opvatting verder uit. In de Angelsaksische traditie wordt gesproken over het New Criticism. De Duitse autonomiebeweging werd aangeduid met de term Werkinterpretation. Dit zijn stuk voor stuk heel bekende stromingen in de literatuurwetenschap. Er zijn natuurlijk verschillen tussen het Russisch formalisme en het Praagse of Tsjechische structuralisme, Werkinterpretation en New Criticism. Maar algemeen kan gezegd worden dat zij allemaal de klemtoon leggen op de zelfstandigheid van de tekst. Om goed te kunnen begrijpen wat bedoeld wordt met de 'autonomie van de tekst', moeten we even een stapje terug in de tijd. De prioriteit van de tekst is in de hedendaagse poëzieanalyse vrij vanzelfsprekend. Maar dat is niet altijd zo geweest. Vroeger stond vooral de auteur in het centrum van de belangstelling. Poëzie werd gezien als de 'de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie'. Deze beroemde uitspraak is van de Nederlandse dichter Willem Kloos (1859-1938), die zijn belangrijkste werken schreef in de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw. In die tijd probeerden literatuurcritici en -beschouwers inzicht te krijgen in de persoon(lijkheid) van de dichter. Bij de analyse van poëzie werden bijvoorbeeld biografische gegevens van de auteur betrokken. Bij de latere autonomiebewegingen was dat taboe. Af en toe werd wel verwezen naar de cultuurhistorische achtergrond en het leven van de auteur. De klemtoon werd vooral gelegd op symbolische, stilistische, vormelijke en structurele kenmerken van teksten. Niet voor niets spreekt men van het Russisch formalisme en het Praagse structuralisme. Kort samengevat zou je dus kunnen spreken van een verschuiving in de aandacht van de auteur naar de tekst, of, van vent (= "man”) naar vorm. In de jaren dertig van de twintigste eeuw werd in Nederland druk gedebatteerd over wat in de literatuurkritiek en -beschouwing de prioriteit had: de auteur (de 'vent') of de tekst (de 'vorm'). Deze discussie werd de vorm-ofvent-discussie genoemd. Er werd gediscussieerd over de vraag of een gedicht moest worden beschouwd en geëvalueerd als uitdrukking van de persoonlijkheid van de dichter of als een autonome structuur. De eerste groep verdedigde met andere woorden een personalistische literatuuropvatting, de tweede groep een autonomistische literatuuropvatting. De discussie was ook na de Tweede Wereldoorlog nog actueel. In de jaren zestig, onder meer dankzij het tijdschrift Merlyn, haalde de autonomistische literatuuropvatting meer en meer de bovenhand. Uiteindelijk won de 'vorm' dus van de 'vent'. 1.4 De (vivi)sectie van een visser Om een beter idee te krijgen van de manier waarop teksten door de Merlinisten werden geanalyseerd, keren we terug naar de discussie rond het gedicht 'visser van ma yuan'. Aan de hand van enkele fragmenten uit de artikels 'Sectie op een visser' en 'Vivisectie op een visser', bekijken we wat kenmerkend is voor de autonomistische literatuuropvatting van de Merlinisten. Herlees eerst nog eens het gedicht 'visser van ma yuan' van Lucebert in de eerste paragraaf en bekijk dan deze passage: "Bij eerste lezing doet bovenstaand gedicht van Lucebert zich voor als een eenvoudig, bijna te eenvoudig vers, dat in zijn eenvoud op zijn hoogst charmant-grappig is, maar waarover verder weinig te vertellen valt. In het hiernavolgende wil ik aantonen, dat men met die korte karakteristiek niet kan volstaan, dat integendeel dit gedicht een (zij het miniatuur-)kunstwerk is van ongewoon gehalte." (Watering 1963:54) Aan het woord is C.W. van de Watering. Net zoals zijn 'opponent' Aldert Walrecht wil hij bewijzen dat 'visser van ma yuan' een bijzonder gedicht is. Walrecht, die ook een Merlinist was, maar een andere interpretatie van het gedicht verdedigde, schreef in zijn conclusie: "En daarom breng ik - mèt Van de Watering - hulde aan de dichter, die dit kunstwerk van ongewoon gehalte heeft geschapen!" (Walrecht 1963:80) Beide Merlinisten willen met andere woorden laten zien dat 'visser van ma yuan' veel minder eenvoudig is dan op het eerste gezicht lijkt. Het is een complex gedicht, dat uitvoerig kan worden geanalyseerd. Precies dáárom is het volgens hen een gedicht van een 'ongewoon gehalte'. De complexiteit wordt als maatstaf gehanteerd: het is een goed gedicht, omdat het ingewikkeld in elkaar zit. Dat is een eerste kenmerk van de autonomistische poëzieanalyse zoals die onder meer in Merlyn werd beoefend. De taak van de poëziecriticus is nu, volgens deze Merlinisten, om de complexiteit van het gedicht bloot te leggen. Typisch voor deze vorm van poëziekritiek is dat men ervan uitgaat dat in het gedicht een 'geheime' betekenis ligt verscholen. Dit geheim moet de onderzoeker proberen te ontrafelen. C.W. van de Watering en Aldert Walrecht meenden allebei dat zij het mysterie van het gedicht hadden ontsluierd. Volgens Van de Watering wordt in 'visser van ma yuan' verwezen naar Japanse vissers die om het leven kwamen door de radioactieve straling die vrijkwam na Amerikaanse atoomproeven. Bekijk 'visser van ma yuan' nog een keer: welke argumenten kan je vinden voor deze theorie? Vergelijk je antwoord met het voorbeeldantwoord (zie paragraaf "Mogelijk antwoord"). Met deze interpretatie was Aldert Walrecht (1963:71-80) het helemaal oneens. Het atoomexperiment op Bikini, waar volgens de andere essayist naar werd verwezen, vond plaats in 1954, terwijl het gedicht al in 1953 was gepubliceerd. Maar ook de tekst vertelt volgens hem een ander verhaal. Hij wijst bijvoorbeeld op de titel: Ma Yuan is een dertiende-eeuwse Chinese schilder. De andere interpreet, Van de Watering, wees ook al op dit schilderij en op het Chinese karakter van het gedicht van Lucebert. Volgens Walrecht is dit de enige en echte sleutel tot het gedicht. De visser is helemaal niet dood! Daarom geeft Walrecht aan zijn bijdrage de titel 'vivisectie van een visser', waarmee hij zich afzet tegen de andere interpreet die een 'sectie' uitvoert op een dode visser. Van belang is dat beide essayisten menen het geheim van het gedicht, althans gedeeltelijk, ontsluierd te hebben. Allebei probeerden zij de juiste interpretatie te achterhalen en de betekenis van het gedicht te reconstrueren. Kenmerkend voor de Merlinisten is dat zij ernaar streven om een éénduidige, coherente lezing van het gedicht nauwekeurig te construeren of op te bouwen. Deze werkwijze wordt, zoals reeds gezegd, aangeduid met de term close reading maar wordt ook autonomistisch of modernistisch (soms ook "constructivistisch”) genoemd. Van de Watering refereert wel aan een buitentekstuele gebeurtenis (de atoomproeven op Bikini), maar wil zich in eerste instantie baseren op de tekst. Hij schrijft: "Het antwoord is ìn of op zijn minst via het gedicht te vinden." (Watering 1963:58) Beide auteurs hechten veel belang aan de formele kenmerken van het gedicht van Lucebert. Zoals we besproken hebben in de vorige paragraaf, is dit heel typerend voor de autonomistische poëzieanalyse. Probeer eerst zelf in het gedicht een aantal bijzondere vormelijke kenmerken aan te duiden. Je kan bijvoorbeeld zoeken naar opvallende alliteraties en assonanties. (vergelijk je antwoord vervolgens met het voorbeeldantwoord in de volgende subparagraaf) De formele analyses van de Merlinisten waren vaak erg ingewikkeld. Lees bijvoorbeeld deze passage: "Het onderwerp uit de 3e en 6e regel valt ten eerste onder het 'accent phraséologique' en ten tweede bezit het nog de opvallende eigenaardigheid dat het enkelvoudig is, waardoor het duidelijk afsteekt bij de onderwerpen uit de coupletregels: vogels, vissen, wolken en golven. Vóór en na de 'rustige' visser ligt evenzeer een relatief lange pauze als vóór en na het woord rust. (De rust ná de visser is zelfs nog langer!)" (Walrecht 1963:74) Volgens de medewerkers aan het tijdschrift Merlyn en andere constructivisten moet elk gedicht een coherent geheel zijn. Elk onderdeeltje staat in functie van een overkoepelende betekenis. Schematisch weergegeven is een gedicht dan als volgt opgebouwd: klanken < woorden < regels < strofen < het gedicht. Volgens de Merlinisten en andere modernisten moet eerst een (vivi)sectie uitgevoerd worden op de onderdelen van het gedicht. Pas dan kan de ware betekenis achterhaald worden. Om deze paragraaf te eindigen, zetten we de belangrijkste kenmerken van de modernistische literatuuropvatting nog eens op een rijtje:  De tekst (van een gedicht, bijvoorbeeld) staat centraal en is een autonoom object.  De tekst is een coherent geheel: de betekenis van elk onderdeeltje van het gedicht staat in het teken van de overkoepelende betekenis van het hele gedicht.  Uiteindelijk moet de overkoepelende betekenis van de tekst gevonden worden.  Dat kan door de formele kenmerken van het gedicht zorgvuldig te analyseren.  Hoe complexer, hoe beter! Mogelijke antwoorden (1) atoomproeven Volgens Van de Watering wordt in 'visser van ma yuan' verwezen naar Japanse vissers die om het leven kwamen door de radioactieve straling die vrijkwam na Amerikaanse atoomproeven: het woord rust in de laatste regel kan gezien worden als 'de eeuwige rust'. De visser is in die interpretatie dus dood. De golven als hoge wolken en de wolken als hoge golven zouden kunnen geïnterpreteerd worden als de paddestoelvormige explosie die bij atoomontploffingen vrijkomt. C.W. van de Watering schreef: 'Eenmaal gewekt is de gedachte aan atoomproeven bijna onontkoombaar: bij 'golven worden hoge wolken' ziet men de paddestoel uit zee oprijzen.' (2) vormelijke kenmerken In 'visser van ma yuan' vind je bijvoorbeeld alliteratie in de volgende woorden: 'vogels', 'varen','vliegen', 'vissen', 'visser'. Assonantie (ook wel klinkerrijm genoemd) vind je bijvoorbeeld in: 'onder', 'wolken', 'golven', 'worden'. 1.5 Postmodernisme of deconstructivisme: de lezer centraal Misschien heb je je ondertussen al afgevraagd wie het nu eigenlijk bij het rechte eind had: C.W. van de Watering met zijn interpretatie over de atoombom of Aldert Walrecht. Omdat ze er niet uitkwamen zijn ze het uiteindelijk aan de auteur gaan vragen. Die antwoordde in een brief: 'de visser halfslaapt, doet een dutje en droomt en het is de droom die hem veroorlooft de wereld om en om te keren (...) Het geeft alleen weer dat wat wij zouden kunnen voelen als we letterlijk waren verplaatst in de situatie die de schildering weergeeft: we zitten te vissen in een bootje met een hengel en omdat deze manier van vissen nu niet bepaald een vreselijk aktieve [actieve] bezigheid is, kan het gebeuren dat we wat gaan suffen en wat gaan dromen. En meer niet, is er niet.' (Brems 2005:124) Maar is daarmee de zaak afgedaan? Heeft een auteur het laatste woord over de interpretatie van zijn werk? Volgens een aantal literatuurwetenschappers niet. Zij vinden dat vragen als 'wat betekent het gedicht nu eigenlijk?' of 'wat is de juiste interpretatie van het gedicht?' foute vragen zijn. Waarom? Omdat je er eenvoudigweg geen juist antwoord op kan geven. Vanaf de jaren zestig, in Nederland en Vlaanderen iets later, kwam er in Europa en Amerika kritiek op de constructivistische poëzieanalyse. Verschillende literatuurwetenschappers stelden de vraag of er überhaupt wel een betekeniskern, een geheime boodschap, in gedichten te vinden is. De hele discussie over 'visser van ma yuan' laat zien dat verschillende literatuurbeschouwers uiteenlopende interpretaties van eenzelfde gedicht kunnen geven. Zowel Van de Watering als Walrecht maakten met argumenten hun lezing van het gedicht van Lucebert aannemelijk. Waarom zouden zij niet allebei gelijk kunnen hebben? We hebben gezien dat in de literatuurwetenschap het accent verschoof van de 'auteur' naar de 'tekst'. Vanaf de jaren zestig stelden verschillende onderzoekers niet langer de 'auteur' of de 'tekst' centraal, zij legden de klemtoon juist op de 'lezer'. Postmodernisten en deconstructivisten verwerpen de modernistische opvatting dat in een gedicht een betekeniskern schuilt die de onderzoeker moet achterhalen. Betekenis, zo vinden zij, berust niet in een tekst maar wordt door verschillende lezers aan een gedicht toegekend. Daarom moet niet worden gestreefd naar de constructie van één betekeniskern, maar naar een deconstructie van het gedicht: er kunnen verschillende, eventueel tegenstrijdige interpretaties gegeven worden. Een gedicht is met andere woorden geen gesloten bolwerk, maar is open en bevat een scala van mogelijkheden. Conclusie We hebben in dit college twee literatuuropvattingen tegenover elkaar gesteld: de modernistische en de postmodernistische (of deconstructivistische). De modernisten zien het gedicht als een coherent geheel. Door de onderdelen te bestuderen kan volgens hen de overkoepelende betekenis van een tekst gevonden worden. Deconstructivisten en postmodernisten, daarentegen, geloven niet dat zo'n betekeniskern bestaat. Zij zouden dus zeggen dat zowel de interpretatie van Luceberts 'visser van ma yuan' van C.W. van de Watering als die van Aldert Walrecht evenveel bestaansrecht hebben. Beide lezingen klinken immers plausibel. In de colleges over postmoderne poëzie in Nederland en Vlaanderen gaan we uitgebreider in op de theorie van het postmodernisme. In deze collegereeks nemen wij hetzelfde standpunt in als de deconstructivisten en postmodernisten. We gaan ervan uit dat er geen 'ultieme' interpretatie is: poëzie is polyinterpretabel. Met een gedicht kan je verschillende kanten uit. Probeer nu zelf een interpretatie te bedenken voor 'visser van ma yuan'. Wat is voor jou de betekenis van het gedicht van Lucebert? (open vraag) Opdrachten bij college 1 1. Deel je ons standpunt dat poëzie op verschillende manieren benaderd kan worden? Of vind je dat je als lezer toch op zoek moet gaan naar één enkele betekenis van een gedicht? (open) 2. Hoe heb je op school geleerd om poëzie te analyseren? Wordt poëzie in de literatuurkritiek en -beschouwing in jouw land vooral op een constructivistische of op een deconstructivistische manier benaderd? (open) 3. Wat vind je van het gedicht 'visser van ma yuan'? Kan je in je eigen taal een gedicht vinden dat enigszins lijkt op dit gedicht van Lucebert? (open) 4. Waarom zijn de titels 'Sectie op een visser' en 'Vivisectie op een visser' van de essays van C.W. van de Watering en Aldert Walrecht zo typerend voor de modernistische literatuuropvatting van de Merlinisten? (1p.) 5. Schrijf een mini-essaytje (een vijftal regels) over het gedicht 'visser van ma yuan' van Lucebert, waarin je je eigen interpretatie van het gedicht geeft. (1p.) 6. De volgende fragmenten zijn afkomstig uit essays over poëzie. Lees ze, en probeer telkens te bepalen of de auteur van het fragment werkt in een modernistische of postmodernistische/deconstructivistische traditie. Zeg telkens ook waarom. (2p.) (A) 'Wie een logica zoekt die de inhoudelijke tekstelementen van dit gedicht samenhang kan geven, vervalt in speculatie. Anders gezegd, er is in dit gedicht niet een soort chiffre of matrix, geen 'sleutel' die toegang biedt tot 'het geheim', of het zou de 'zekerheid' moeten zijn van de heldere nevenschikking, waarin de onwetendheid van de mens in zowel hemelse als aardse kwesties wordt gestipuleerd.' (B) 'Ik stel er prijs op hierbij nadrukkelijk te verklaren [...] dat Visser van Ma Yuan een kunstwerk van ongewoon gehalte is; laten we hopen dat het door mijn kritiek op zijn bewijsvoering nog toegankelijker zal worden voor hen, die de schoonheid er van niet intuïtief weten te verstaan.' (C) '[...] [H]et lijkt me toch het eenvoudigst eerst te proberen het onbegrijpelijke te ontsluieren en pas daarna verder te gaan, vooral wanneer dit onbekende zich reeds in de titel van een gedicht van Lucebert bevindt.' (D) 'De 'gebeurtenissen' laten zich niet resumeren; het heeft geen zin om ze [gedichten], al citerend, als containers van ideeën te beschouwen.' Literatuur Bronnen BREMS 1991 - H. Brems, 'De Chinese zee'. In: De dichter is een koe. Over poëzie. De Arbeiderspers, Amsterdam 1991, p. 114-127. Zie ook: http://www.dbnl.org/tekst/brem012dich01_01/brem012dich01_01_0015.htm CLAES 1988 - P. Claes, 'Hans Faverey. Een (de)constructie.' In: Paul Claes, Echo's echo's. De kunst van de allusie. De Bezige Bij, Amsterdam 1988, p. 82-102, 198-199. Zie ook: http://www.dbnl.nl/tekst/clae010hans01_01/colofon.htm JOOSTEN 2002 - J. Joosten en T. Vaessens, 'Postmodernisme in de Nederlandse en Vlaamse poëzie. Een verkenning'. In: Nederlandse letterkunde 7-1, 2002, p.1-28. Zie ook: http://www.dbnl.nl/tekst/joos006post01_01/ JOOSTEN 2003 - J. Joosten en T. Vaessens, Postmoderne poëzie in Nederland en Vlaanderen, [Nijmegen], 2003. VAESSENS 2001 - T., De verstoorde lezer. Over de onbegrijpelijke poëzie van Lucebert. Nijmegen, Vantilt, 2001. Zie ook: http://issuu.com/mnl_uva/docs/verstoordelezer?e=7111073/3797265 WALRECHT 1963 - A. Walrecht, 'Vivisectie op een visser'. In: Merlyn, jg. 1, nr. 4 (1963), p. 71-80. Zie DBNL: http://www.dbnl.org/tekst/_mer005196201_01/_mer005196201_01_0032.htm WATERING 1963 - C.W. van de Watering, 'Sectie op een visser'. In: Merlyn, jg. 1, nr 3 (1963), p. 54-64. Zie DBNL: http://www.dbnl.org/tekst/_mer005196201_01/_mer005196201_01_0021.htm Leessuggesties Meer over de discussie rond 'visser van ma yuan' lees je hier: H. Brems, 'De Chinese zee'. In: De dichter is een koe. Over poëzie. De Arbeiderspers, Amsterdam 1991, p. 114-127. Te vinden op DBNL: http://www.dbnl.org/tekst/brem012dich01_01/brem012dich01_01_0015.htm De essays over 'visser van ma yuan' van C.W. van de Watering en Aldert Walrecht vind je op deze links: C.W. van de Watering, 'Sectie op een visser'. In: Merlyn, jg. 1, nr 3 (1963), p. 54-64. Te vinden op DBNL: http://www.dbnl.org/tekst/_mer005196201_01/_mer005196201_01_0021.htm. A. Walrecht, 'Vivisectie op een visser'. In: Merlyn, jg. 1, nr. 4 (1963), p. 71-80. Te vinden op DBNL: http://www.dbnl.org/tekst/_mer005196201_01/_mer005196201_01_0032.htm. Het tijdschrift Merlyn kan je online raadplegen: Jaargang 1: http://www.dbnl.org/tekst/_mer005196201_01/index.htm Jaargang 2: http://www.dbnl.org/tekst/_mer005196301_01/index.htm Jaargang 3: http://www.dbnl.org/tekst/_mer005196501_01/index.htm Jaargang 4: http://www.dbnl.org/tekst/_mer005196601_01/ Het volgende artikel gaat in op de verschillen tussen een modernistische en postmodernistische benadering: P. Claes, 'Hans Faverey. Een (de)constructie.' In: Paul Claes, Echo's echo's. De kunst van de allusie. De Bezige Bij, Amsterdam 1988, p. 82-102, 198-199. Te vinden op DBNL: http://www.dbnl.nl/tekst/clae010hans01_01/colofon.htm. Claes analyseert een gedicht van Faverey op een modernistische ('constructivistische') en postmodernistische ('deconstructivistische') manier. Over de postmodernistische literatuurkritiek en -beschouwing en de postmoderne poëzie kan je onder andere bij deze publicaties terecht: T. Vaessens, De verstoorde lezer. Over de onbegrijpelijke poëzie van Lucebert. Nijmegen, Vantilt, 2001. Zie: http://issuu.com/mnl_uva/docs/verstoordelezer?e=7111073/3797265. In dit boek houdt Vaessens een pleidooi voor een postmodernistische lezing van de poëzie van Lucebert. J. Joosten en T.Vaessens, Postmoderne poëzie in Nederland en Vlaanderen, [Nijmegen], 2003. In het volgende artikel zetten Joosten en Vaessens hun literatuuropvattingen die in het bovenstaande boek uitgebreid aan bod komen, bondig uiteen: Jos Joosten en Thomas Vaessens, 'Postmodernisme in de Nederlandse en Vlaamse poëzie. Een verkenning'. In: Nederlandse letterkunde 7-1, 2002, p. 1-28. Te vinden op DBNL: http://www.dbnl.nl/tekst/joos006post01_01/. In colleges 9 en 10 gaan we in op resp. de Vlaamse en Nederlandse postmoderne poëzie en wordt de term "postmodernisme" verder uitgediept.