BETEKENISVERANDERING (Brno, Praag oktober 2018) betekenis •Wat is betekenis? •Woord: eenheid van klankvorm en betekenis •vgl. boom [bo.m] ‘houtachtig gewas met een zeer groot wortelgestel en een enkele, stevige, houtige en zich secundair verdikkende, overblijvende stam, die zich eerst op zekere hoogte boven de grond vertakt’ (van Dale 12e druk) •betekenis: wat we in/bij het woord denken (cognitief) •aanduiding daarvan in het woordenboek •met woorden verwijzen we naar dingen (referenten) in de (veronderstelde) werkelijkheid •dus: betekenis & verwijzing (du. Bedeutung & Bezeichnung) soorten woorden •woorden met een duidelijke betekenis – inhoudswoorden: •zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, vele werkwoorden, sommige bijwoorden (ze zingt goed) •woorden die meer een functie in de zin hebben of verwijzen - functiewoorden •voegwoorden, voor- en achterzetsels (affixen), voornaamwoorden, lidwoorden, sommige bijwoorden (daarna) •hierbij ook telwoorden •los van de zin: tussenwerpsels voorbeelden betekenisverandering •vgl. Middelnederlands – modern Nederlands •troost vooral ‘hulp, steun’ – nu vooral ‘steun, bemoeding’ (vgl. Heilige Geest = de Trooster, met nog oude betekenis) •raad (mnl. raet) ‘hulpmiddel, advies, raadsvergadering’ – eerste betekenis nu verdwenen (maar vgl. nog huisraad) •overdaad (mnl. overdaet) ‘alles wat de grenzen te buiten gaat, bijv. onbetamelijke opmerking’- nu ‘onmatigheid, bijv. in eten’ •wijf ‘vrouw, echtgenote’ – nu in ongunstige zin (verandering in “gevoelswaarde”, in connotaties) •ghi/u ‘meervoud, beleefdheidsvorm’ – nu in het Noorden: plechtig voornaamwoord (bijv. in religieuze taal) – gebruikswaarde moderne voorbeelden •aanrader – nog niet 19e eeuw (WNT) ‘iets wat aangeraden kan worden’ •circuit oorspronkelijk: gesloten kring (electrische stroom, voor sportwedstrijden) > mensen die nauw met elkaar in contact staan, bijv. het Haagse circuit •criticus (neutraal) – criticaster (negatief) •tegenwoordig vaak: criticus > criticaster (nog fout?) •vgl. verder: vrijen, vriend(in), (aandacht) graag! •betekenisverandering ook heden ten dage te constateren •= niet historisch, wél diachroon • wijzen van verandering •1. metonymie 2.metafoor 3.betekenisspecialisatie (betekenisverenging) 4.betekenisverruiming (> een meer abstracte betekenis) •resultaat: •een woord krijgt er een betekenis bij (betekenisuitbreiding) •een woord raakt een betekenis kwijt (betekenisinperking) polysemie •N.B. een woord heeft niet altijd één betekenis maar vaak een aantal (onderling samenhangende) betekenissen (betekenisonderscheidingen): polysemie •vgl. raad: advies, (gemeente)raad, persoon die raad geeft, (komt tijd, komt) raad ‘oplossing’ •betekenissen sluiten bij elkaar aan; zo niet homonymie: •vgl. zijde ‘bepaald soort textiel’ – ‘kant’ (bijv. linkerzijde) = •twee verschillende woorden (met dezelfde klankvorm) homonymie •Twee manieren waarop homonymie kan ontstaan: •1. door klankontwikkelingen (klankwetten) waardoor de klankvorm van woorden samenvalt: •vgl. kool ‘kool in de kachel’ – ‘kool die groeit op het land’ •resp. met oo gerekt uit ŏ en oo uit een au-klank (dialectisch nog wel verschil) •(zijde ‘kant’ met ei uit Ī, zijde ‘textiel’ leenwoord uit het Latijn) •2. door divergerende betekenisontwikkeling: •vgl. tieren ‘razen’ en ‘welig groeien’ metonymie, metafoor •Ter verduidelijking het tekensysteem van Peirce: 1.icoon ‘afbeelding’: •1a. image, bijv. portret (talig: klanknabootsing als bijv. kievit) •1b. diagram, afbeelding van bepaalde verhouding in de werkelijkheid, bijv. staafdiagram (talig: analogie, vgl. huis – huisje, boom – boompje, boek – boekje enz.) •1c. metafoor, op basis van gelijkenis (talig: je bent een varken) •2. index, op basis van relaties in de werkelijkheid: waar rook is, is vuur (talig: aanwijzend voornaamwoord) •3. symbool, is arbitrair: vgl. de kleuren van de vlag (talig: de meeste woorden) • • metonymie •indexicaal – berust op relaties in de werkelijkheid (maar niet op gelijkenis) •incidenteel voorbeeld (niet geconventionaliseerd): de “Pizzakerk” in Florence, zo o.a. door mij genoemd omdat ik in de buurt ervan een pizza heb zitten eten •ober in restaurant: dat biertje is voor die dikke buik daar •metonymie: uitdrukkingstactiek die we ons hebben aangeleerd •conventionalisering: de taalgemeenschap neemt het over > voorbeeld komt in het woordenboek terecht • voorbeelden metonymie •vet = duidelijk geconventionaliseerd •locatie > aangrenzende locatie: hij woont op de gracht •locatie > wat zich daar bevindt: het Witte Huis deelt mee •tijd > wat je daarin doet: we hebben een druk weekend •geheel > deel: Nederland won met 2-0 van Tsjechië •deel > geheel: ik zie hier ook een paar nieuwe gezichten (pars pro toto) •gevolg > oorzaak: hij is de trots van zijn vader •materiaal > product: we drinken uit een glas (inhoud: we drinken nog een glas) •eigennaam > soortnaam: ik laat de luxaflex naar beneden •handeling > handelende persoon: de leiding is het er niet mee eens •ENZOVOORT voorbeeld woordvorming •vormingen op -ing (nomina actionis) •vertaling: ‘het vertalen’, ook ‘resultaat van vertaling’ •regering: ook ‘degenen die regeren’ •berging: ook ‘plaats waar je dingen bergt’ •kleding: ‘materiaal waarmee je je kleedt’ •schenking: ook ‘object van het schenken’ •koppeling: ook ‘instrument waarmee je koppelt’ •houding: manier waarop je je houdt/gedraagt metafoor (metaforie) •gebaseerd op gelijkenissen – dankbaar object voor taalfilosofie en taalwetenschap •begrip al bekend in de indische filosofie •idee: er valt over het absolute Zijn (God, Brahman) niets te zeggen – •neti neti ‘het is niet dit, het is niet dit’ •Bhartŗhari (5e eeuw): maar ook dan doe je een uitspraak over God •Vedanta (filosofische richting): gebruik liever de metafoor (christelijk bijv. God = Vader) •je probeert met een beeld in de goede richting te wijzen – je ervaart tegelijk identiteit tussen God en vader en niet-identiteit: “eigenlijk” is God geen vader •ook vaak gebruikte term: beeldspraak gelijkenissen / prototype •we denken in gelijkenissen (Ludwig Witgenstein) •verband hiermee het begrip prototype •wat is een vogel? ideale voorstelling: kan vliegen, heeft dus vleugels, heeft een snavel, heeft twee poten enz. •een typische vogel is een spreeuw – minder typisch: een eend, een pinguïn (minder gelijkend op een prototypische vogel) •bij twijfel individueel of situationeel verschil mogelijk: tomaat vrucht of groente? •kindertaal: kind noemt afdakje bij huis een tunnel • overdracht •rijtuig: oorspr. voortgetrokken door paarden – later ook deel van een trein (“het eerste rijtuig gaat niet verder van Rotterdam”) •geen metafoor: er is wél gelijkenis maar geen overdracht •= van de ene sfeer (het ene domein) naar de andere (het andere) •met rijtuig blijven we in de sfeer van de verkeersmiddelen •vgl. ook pen oorspr. ‘vogelveer’, ook ‘’vogelveer om mee te schrijven’, later ook andere soorten van pennen (vgl. balpen) •we blijven in de sfeer van de schrijfmiddelen •bij overdracht figuurlijke betekenis: •het blad van een boom (biologie) > een blad papier (gebruiksobject) talige analyse •theorie van Reichling: •woord met betekenisonderscheidingen •normale situatie: alle onderscheidingen spelen mee (conjunct) •bij metaforie is één onderscheiding van toepassing, de andere niet (disjunct) – vgl. die aap (gezegd van een jongen): •primaat (-menselijk) •klimt in bomen •eet alleen vruchten •is weleens “ondeugend” >>> jongen •loopt op handen en poten •(alle kenmerken van een aap kunnen meespelen, ook kenmerken die niet in het woordenboek worden vermeld: de zgn. woordenboekbetekenis!) • metafoor (vervolg) •niet alle metaforen worden geconventionaliseerd •vgl. de dichterlijke metaforen: •Martinus Nijhoff (Awater) over de stoom die uit een locomotief komt: •haar zuil van zuchten wordt een wolkenkluwen (resp. uit de bouwkundige, lichamelijke en weerkundige sfeer – kluwen uit de sfeer van de textiel) •bij conventionalisering: •traditioneel: een zee van mensen ‘grote hoeveelheid’ •verbleekte metafoor: iets toelichten (niemand denkt meer aan licht) •“onverenigbare” beeldspraak: in een zwart daglicht stellen; zijn toelichting was nogal duister (?) voorbeelden •de poot van een tafel (vorm, uiterlijk) •vgl. ook: de voet van een berg (of is eerst berg met een persoon vergeleken: personificatie?) •een computervirus (functionele overeenkomst: schadelijk) •het zal hem zuur opbreken (vergelijkbare ervaring) •schreeuwerige kleuren (idem, synesthesie) •hij is gauw op z’n tenen getrapt (idem, lichamelijke ervaring) •het hoofd van een team (lichamelijk: plaats en functie) • • metaforie in woordvorming •vgl. vormingen op -er (of –aar), nomina agentis: •werker, zanger, speler (leraar, wandelaar) •metaforische uitbreiding naar instrument-benamingen •(figuurlijk: sfeer van de mens naar sfeer van dingen): •wekker, klopper, breker, (stof)zuiger • onherkenbare metaforen •algemeen schema, bijv. ruimte > tijd (image schema): •korte/lange periode, vóór een gebeurtenis •de taalgebruiker is “op weg”: een week doorkomen, we naderen de dag, vgl. ook: op het slechte pad raken, zijn eigen weg gaan •de tijd is “op weg”: de dag nadert, de tijd vliegt om/voorbij, de voortwentelende jaren •vgl. ook ruimte > hoeveelheid: de prijzen dalen/stijgen •ruimte > gestemdheden, eigenschappen: hooggestemd, hoogmoedig, publicatie op hoog niveau; laaghartig, laag bij de gronds •chemie > lichaam, ziel: koken van woede, hij dreigde te ontploffen, de stoom afblazen (wél herkenbaar?) • metafoor in de wetenschap •taalwetenschap: talen zijn verwant met elkaar, stammen van een prototaal af (biologische metaforen) •generatieve grammatica: de structuur van een zin wordt voorgesteld door middel van een boom (biologisch) •biologie: spieren geven signalen af aan de hersenen (verkeerskundige metafoor) •psychologie: onderbewuste (ruimtelijke metafoor) •geografie: landtong (lichamelijke metafoor) •theologie (religie): God de Vader (familiale term) •astronomie: zwart gat (ruimtelijke metafoor) kritiek op metaforen •voorzichtigheid bij metaforen: de vergelijking gaat “mank” •bijv. taalfamilies – bij families altijd afstamming van een vader én een moeder – taalfamilies gaan op één prototaal terug - steeds is de vraag: wat is het punt van vergelijking, het tertium comparationis? •ook kan de één een gelijkenis zien, een ander niet •metaforen in de wetenschap staan voortdurend ter discussie – er is ook literaire kritiek mogelijk •bijv. “het verre orgel van de zee” – visueel bedoeld (dubieus) of auditief (aanvaardbaar)? •theologie: feministische kritiek op het vader-beeld voor God vergelijkingen •vergelijkingen = GEEN metaforen •vgl. ze zingt als een nachtegaal •hij loopt als een kievit •het loopt als een trein ENZ. • •basis: wél gelijkenis (expliciet uitgedrukt0 betekenisspecialisatie •betekenisspecialisatie (betekenisverdichting) ontstaat vaak door ellips •ellips: taaluiting waarin iets weggelaten is en aan de goede verstaander wordt overgelaten (is sterk van de situatie afhankelijk) •vgl. wil jij even dekken?, begrijp: wil jij even de tafel dekken? •geconventionaliseerd (context niet meer nodig): ‘t is een drinker nl. ‘iemand die te veel alcoholische drank nuttigt’ •mnl. voorbeeld: beeten (causatief bij biten ‘bijten’) ‘doen bijten’ > ‘laten grazen, nl. het paard’ (specialisatie), ‘laten grazen van het paard ’ (idem, + ellips) > afstijgen (metonomie: gevolg > oorzaak) samenstellingen •substantivische samenstellingen •steeds, van het begin af aan, specialisatie (abstracte verhouding: het eerste lid bepaalt het tweede) •vgl. tarwemeel ‘tarwe gemaakt van meel’ •kindermeel ‘meel bestemd om er voor kinderen pap van te koken’ •zemelmeel ‘meel met zemelen’ •stuifmeel ‘meel dat stuift, door vlinders op bloemen overgebracht’ •schepmeel ‘meel dat de molenaar voor zichzelf mag houden’ •pleistermeel ‘pleisterpoeder’ betekenisverruiming •de betekenis wordt abstracter: •vlg. luxaflex oorspr. ‘van de firma Luxaflex’, nu: ‘iedere gelijksoortige zonwering’ •vgl. ook tomtom – Pools: rover ‘fiets’ (oorspr. fietsmerk) •pen oorspr. ‘vogelveer’, later ‘vogelveer om mee te schrijven’ (betekenisspecialisatie), nu ‘bepaald schrijfgereedschap in het algemeen’ •mnl. gaan ‘te voet gaan’ > ‘algemene voortbeweging’ – daarentegen: •mnl. varen ‘algemeen’ > ‘over water gaan’ (specialisatie) •(vgl. nog hemelvaart, bedevaart, hoe vaart gij?) onderscheiding van de types •metonymie, metaforie, betekenisspecialisatie, betekenisverruiming: •niet altijd gemakkelijk uit elkaar te houden •vgl. maak je niet dik ‘word niet kwaad’: •metaforie: doet het kwaadheids-gevoel denken aan lichamelijk dik worden? •of metonymie: gaat kwaad worden samen met lichamelijk dik worden of de sensatie ervan? •vgl. nog je ergens over opwinden, je toont je gebelgd (mnl. hem belghen ‘kwaad worden’ – verband met balg ‘buik’ • betekenisuitbreiding/beperking •betekenismogelijkheden kunnen worden toegevoegd (uitbreiding van de polysemie): •circuit o.a. ‘gesloten systeem van buizen’ > ‘electrische stroom’, ‘voor vliegtuigen’, ‘voor autoraces bijv.’ > ‘kring van mensen in nauw contact’ •NIET te verwarren met betekenisverruiming (> abstract) •betekenismogelijkheden kunnen verdwijnen (in onbruik raken): •vgl. mnl. raet, troost, overdaet (beperking van polysemie) grammaticalisatie 1 •grammaticalisatie, betekenisverbleking •richting > voorzetsel: we reden richting Amsterdam; hoe verantwoorden we dit richting de samenleving? = zelfstandig naamwoord wordt voorzetsel (inhoudswoord wordt functiewoord) •voor- en achtervoegsels ontstaan uit delen van samenstellingen: •got. liuba-leiks (oorspr.) ‘een lief lichaam hebbend’ (possessief compositum; -leik, vgl. ndl. lijk, liuba- vgl. ndl. lief) > ndl. liefelijk (-lijk = suffix geworden) •een suffix kan een uitgang worden: vgl. ohgd. lemb-ir-o gen.pl. met wortel + stamsuffix + uitgang – nu nhgd. Lämm-er (-ir- is meervoudssuffix geworden) – ndl. lamm-er-en (stapelvorm) •soort recycling - exaptatie grammaticalisatie 2 •vlaams: a-k-ik zuinig leef, leve-k-ik goed •‘als ik zuinig leef, leef ik goed’ •voorbeeld van subjectsverdubbeling •verklaring: leve ik (vol pronomen) > lev-ǝk (dof pronomen, cliticum) •gaat in de richting van een uitgang •reactie: ik wordt voor de duidelijkheid nogmaals toegevoegd •(zo ook bij a-k-ik) •brabants: wild-i ‘wilt gij’ > wilde > wilde gij degrammaticalisatie •ndl. telwoorden van 20 t/m 90 gevormd met suffix -tig •oorspr. got. tigus ‘tiental’ > suffix: twintig, dertig, veertig enz. •mod.ndl. tig is zelfstandig naamwoord geworden: •ik het tig e-mails gekregen ‘ik heb heel wat e-mails gekregen’ •hij heeft het tig keer gezegd – de tigste keer •hij was tig vervelend •ander voorbeeld: -schap achtervoegsel in waterschap, bedrijfschap enz. > zelfstandig naamwoord schap (“de schappen”) • gevoelswaarde (connotaties) •rond de betekenis kring van connotaties: allerlei associaties, gunstige of ongunstige gevoelens •veranderingen in pejoratieve (slechte) of in melioratieve (gunstige) zin (in malam partem of in bonam partem) •pejoratief: mnl. wijf ‘vrouw, echtgenote’, nu ongunstig: dat wijf! (ook gebruikt als scheldwoord) •mnl. vrouwe ‘vrouw van adel’, nu minder gunstig: ‘vrouw’ •got. qino ‘vrouw’ – mnl. quene, ongunstig •got. qens ‘echtgenote’ – eng. queen, gunstig •maarschalk oorspr. ‘paardeknecht’, nu hoge militaire rang sociale en stilistische waarde •verschil formeel – informeel •formele situatie: situatie waarin je meer dan anders op je taalgebruik let •ook verschil naar klasse: “hoog” – “laag” •vgl. gannef, gozer, tof, gein (uit Bargoens < Jodentaal < Hebreeuws) •dergelijke woorden kunnen vaker gebruikt worden (verband met de informalisering van de maatschappij) – vgl. lullig gebruikt door een minister-president •woorden kunnen ook een ouderwetse connotatie krijgen: vgl. wezen (in daar moet je niet wezen) i.p.v. zijn factoren in betekenisverandering 1 •hoe komen woorden aan een nieuwe betekenis? •benoemingsnood: er zijn steeds weer nieuwe dingen en begrippen •hoe benoemen we die? •= onomasiologie (dingen, begrippen > benamingen) •tot dusver: •semasiologie (we gaan uit van de woorden – wat betekenen ze?) factoren in betekenisverandering 2 •1. we vormen een nieuw woord (woordvorming) door middel van samenstelling of afleiding: vgl. computer-spel, digitaal > digital-iseren; ook andere manieren zijn mogelijk: disco(theek) (afkoring), chocomel (splinterwoord), limbo (pseudo-afleiding) •2. door klanknabootsing of klanksymboliek •3. door ontlening: denk aan de vele woorden nu uit het Engels: computer (taaleconomie) •4. bestaande woorden nieuwe gebruiken • woorden nieuw gebruiken •4. door aan een woord een nieuwe betekenis te verlenen: vgl. circuit •vgl. ook hij woont op de gracht – korter voor: hij woont aan de kade langs de gracht = •uitbreiding van de polysemie •geen probleem: context en situatie verduidelijken •taalgebruiker is (op het niveau van het taalgebruik) bekend met metonymie en metaforie: bestaand materiaal wordt op een nieuwe, weliswaar herkenbare manier gebruikt •communicatie mag er niet onder lijden! •mogelijke problemen wél bij metaforen in de poëzie factoren: ellips en reïnterpretatie •ellips: vgl. (de tafel) dekken, (de koe) melken, (het paard) beeten •reïnterpretatie: dekken, melken, beeten zijn gereïnterpreteerd •wonen op de gracht – 2 mogelijkheden: 1.metonomie: op basis van aangrenzing 2.reïnterpretatie op basis van ellips: wonen op (de kade langs) de gracht – de kade langs wordt erbij gedacht •engels voorbeeld: private (soldier) •ellips: taaleconomie (hulp van context en situatie) – communicatie moet gegarandeerd zijn • reïnterpretatie door “misverstand” •eng. to count one’s beads, oorspr. ‘z’n gebeden tellen’, later ‘de rozenkrans bidden’ (veranderingstype = metonymie: er is verband tussen de gebeden en de kralen) •eng. meat, verwant met got. mats ‘voedsel, spijze’ (ndl. met-worst) – doordat voedsel vaak vlees was, werd ‘vlees’ de betekenis • •reïnterpretaties heel goed mogelijk bij kinderen, bezig met hun eerste taalverwerving structurele factoren •woorden staan met elkaar in verband (paradigmatische samenhang) •fonologisch (klank): alle woorden die met een p beginnen •morfologisch (klank – betekenis): alle vormen binnen een flexie-paradigma: loop, loopt, lopen, liep, liepen •of met hetzelfde achtervoegsel: spraakzaam, zwijgzaam, leerzaam •of voorvoegsel: behalen, bekomen, bespringen, beleren •semantisch (betekenis): lopen, wandelen, rennen, kuieren = woordveld ‘menselijke voortbeweging’ veranderend woordveld 1 •Middelnederlands: gaan ‘te voet gaan’ – varen ‘algemeen’ •> modern Nederlands: gaan ‘algemeen’ – varen ‘gespecialiseerd’ •er is verband maar hoe? mogelijkheden: •gaan wordt algemeen > varen specialiseert zich (push chain) •varen specialiseert zich > gaan kan algemeen worden (drag chain) •of vinden de ontwikkelingen gelijktijdig plaats? veranderend woordveld 2 •middelhoogduits woordveld ‘kennis’ •begin 13e eeuw: wisheit (algemeen), kunst (kennis en kunde van de adelen), list (kennis en kunde van de niet-adellijken) •een eeuw later: list (verdwenen, had een negatieve bijklank gekregen), vervangen door: wizzen (vooral technische, ambachtelijke vaardigheden), wisheit (mystieke kennis van God), kunst (de zuivere vorm van wetenschap en kunst) •geen overkoepelende term meer •betekenissen niet meer gekoppeld aan de standen maar aan delen van de werkelijkheid parallelle ontwikkelingen •vgl. de kleurnamen zwart, grijs en wit •figuurlijk: zwarte handel, zwart geld •> wit geld, witwassen, grijs geld (het grijze circuit) = •analogie op basis van reeds bestaande betekenisovereenkomst •[homonymie-vermijding: •1. de slager slacht een koe •2. hij slacht zijn vader ‘hij lijkt op zijn vader’ •geval 2 in onbruik geraakt] “volksetymologische” betekenisverandering 1.door klank- en betekenisassociaties: •lintworm, oorspr. tautologische samenstelling (lint = worm) – •onder invloed van lint > betekenis ‘worm als een lint’ •2. door klankassociaties: •hanteren (uit frans hanter ‘omgaan met, spoken’) – onder invloed van hand > ‘iets met de handen doen’ (deze kast is niet te hanteren) •[klankverandering op basis van klank- en betekenisassociaties: •hamaca (uit amerikaanse taal) > hangmat] eufemismen, dysfemismen •vermijding van een ongunstige gevoelswaarde: •vgl. “zekere plaats”: secreet, huisje, WC, Wee, toilet, ‘handen wassen’, Engeland: Ladies Powder Room = betekenis-uitbreiding •woorden kunnen om eufemistische redenen in onbruik raken: vgl. secreet (nog wel scheldwoord voor een vrouw: wat een secreet!) •woorden krijgen nieuwe betekenis door dysfemistisch gebruik: varken ‘iemand die zich slecht gedraagt’ •[dysfemismen = scheldwoorden (iets of iemand opzettelijk ongunstig voorstellen), vgl. secreet, maar ook met behulp van bepaalde voorvoegsels: rotwijf, kloteweer, kutkarwei, teringzooi •vloeken c.q. bastaardvloeken fungeren als tussenwerpsels] taboeïsering •blanke - idee: blanke klinkt te positief (vgl. bijv. de aanrecht blank schuren zodat hij weer blinkt) •daarom: NIET blanke mensen maar witte mensen (white people) – blanke raakt een betekenis-mogelijkheid kwijt, witte krijgt er één bij •[problemen: 1. wit kan ook positief klinken (vgl. wit geld) •2. vgl. uitdrukkingen als: wat zie je wit, hij werd wit om z’n neus, zie ik zo wit? (hoe kun je wit zijn/worden als je al wit bent?) •3. mijn eigen ervaring: mijn huid is niet wit •hoe ver ga je? vgl. de uitdrukkingen: zwart geld, iemand zwart maken – dus zwarte, vroeger neger, ook vermijden?] •mnl. voorbeeld van taboe: die viant voor die duvel •vgl. verder de eufemismen: de gevoelswaarde als factor hyperbool, ironie en dgl. •hyperbool: iets heel sterk uitdrukken •verschrikkelijk ‘om van te schrikken’ > ‘erg’: verschrikkelijk mooi weer •(woord raakt z’n hyperbolische waarde kwijt in het gebruik) •ironie: jij bent ook een held (tegen iemand die bang is) – in New York bij sommige kinderen: hero ‘coward = lafaard’ •litotes: iets sterk uitdrukken door ontkenning (hij is er niet vies van) •ongunstig > gunstig: zo (kleine) boef (tegen kind) = hypocoristicum, vleinaam de “eigenlijke” betekenis 1 •de eigenlijke betekenis = de betekenis die het woord NU heeft •hoe stellen we die betekenis vast? – door NU na te gaan hoe het woord wordt gebruikt •misverstand 1: de eigenlijke betekenis = de betekenis die het woord vroeger had – etymologisch onderzoek nodig •misverstand 2: door die “eigenlijke” betekenis komen we achter het “wezen” van de benoemde zaak •vgl. ellende < *ali-landi ‘in een andere land zijn, ballingschap’ = NIET de betekenis die het woord nu heeft, geeft ook niet het “wezen” van de ellende aan; is wél de oorspronkelijke betekenis de “eigenlijke” betekenis 2 •voorbeeld van een dominee: overlijden = ‘over het lijden heenkomen’ = van de aardse ellende in de hemel komen •dit kan waar zijn maar de argumentatie klopt niet •etymologie klopt in dit geval ook niet: lijden in overlijden is ‘gaan’: ‘overgaan’ (in een andere toestand) •vgl. nog verleden tijd, enige dagen geleden, mnl. die strate liden ‘door de straat gaan’ – dit lijden nu verdwenen (homonymie-vermijding?) • literatuur •Cor van Bree, Historische Taalkunde (laatste druk 1996, nu online) •Hans Smessaert, Basisbegrippen semantiek, Leuven & Den Haag, Acco, 2009 slot • • •hartelijk dank voor uw aandacht!