2019W 134153-1 Nederlandse en Vlaamse poëzie na 1945 Voorwoord "Is poëzie een sleutel, dan moet de broekzak nog gevonden worden waaruit hij niet verloren raakt. De sleutel treft geen verwijt. Maar ook de broekzak pleit onschuldig. De eigenaar van de broek weet niet eens dat er iets gaande is." Gust Gils, Berichten om bestwil (1968) "Voltaire had pokken, maar / genas zichzelf door o.a. te drinken / 120 liter limonade: dat is poëzie" schreef de Nederlandse dichter Remco Campert in 1955. Zijn generatiegenoot Lucebert schreef een gedicht met de titel "Poëzie is kinderspel". En een vijftigtal jaar later schreef Ilja Leonard Pfeiffer: "poëzie is gevaarlijk of zij is geen poëzie". Wat is poëzie? Gevaarlijk, doodeenvoudig of een limonadekuur voor een zieke Franse filosoof? Verschillende dichters hebben in de loop van de tijd geprobeerd om "poëzie" te definiëren. De meningen hierover zijn verdeeld. Elke dichter geeft bij wijze van spreken een andere omschrijving van 'poëzie'. Je kan poëzie eenvoudigweg definiëren als een verzameling van teksten die op een bepaald moment worden beschouwd als poëzie. Precies omdat elke generatie en zelfs elke dichter poëzie op een andere manier omschrijft, is het onmogelijk om een concretere definitie van 'poëzie' te geven. De ingrediënten voor het ideale gedicht bestaan niet. In elke periode en in elke cultuur heeft men immers een andere mening over hoe poëzie er moet uitzien. In deze cursus behandelen we de Nederlandse naoorlogse poëzie. We zullen met andere woorden enkele teksten bekijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gepubliceerd en die, bijvoorbeeld in literatuurgeschiedenissen, beschouwd worden als (belangrijke) poëzie. Met Nederlandse poëzie bedoelen we: poëzie die - in het Nederlands - verschenen is in Nederland of in Vlaanderen. Voor alle duidelijkheid heet dit college dan ook Nederlandse en Vlaamse poëzie na 1945. Vanzelfsprekend kunnen we geen volledig overzicht geven van al die teksten. We willen je kennis laten maken met enkele belangrijke stromingen in de poëzie en een aantal gecanoniseerde auteurs, dichtbundels en gedichten. Maar er valt natuurlijk véél meer te ontdekken in het Nederlandse en Vlaamse poëzielandschap. Met deze collegereeks willen we jou dan ook een aanzet geven om zelf op verkenning te gaan. In elk college wordt een stroming (bijvoorbeeld: de Vijftigers) of een bepaald verschijnsel (bijvoorbeeld: stadsdichters) behandeld, waarvan telkens een algemeen beeld wordt geschetst. Een aantal gedichten van enkele opvallende vertegenwoordigers worden vervolgens naderbij bekeken. In de loop van de colleges worden kleine opdrachten gegeven. Het is namelijk niet alleen de bedoeling dat je enige notie krijgt van welke interessante auteurs en werken er zoal verschenen zijn in het Nederlandse taalgebied vanaf 1945, maar ook dat je leert hoe je met poëzie kan omgaan. Je leert om jouw ideeën over gedichten te verwoorden. Tijdens het college worden vragen gesteld en opdrachten gegeven. De bedoeling is dat je telkens voor jezelf een antwoord formuleert. Schrijf bijvoorbeeld het antwoord op of noteer enkele kernwoorden. Je kan vervolgens een voorbeeldantwoord of -analyse bekijken en jouw antwoord/analyse vergelijken. Meestal zijn meerdere antwoorden mogelijk: een gedicht kan je immers op uiteenlopende manieren interpreteren en bespreken. De voorbeeldantwoorden en -analyses die wij geven mag je dan ook niet beschouwen als de enige juiste oplossing! Het is van belang dat je nadenkt over alle vragen die tijdens het college worden gesteld en dat je de gedichten zo goed mogelijk leest en analyseert. Lees ook telkens heel goed de voorbeeldantwoorden en -analyses. Daarin staat belangrijke informatie die ook tot de leerstof behoort. Bovendien zijn ze noodzakelijk om het college als geheel te begrijpen, de toetsen met goed gevolg af te kunnen leggen en kunnen ze je helpen om de opdrachten ná elk college tot een goed einde te brengen. Aansluitend op elk college krijg je één of meerdere opdrachten. Meestal moet je een kort essay schrijven en enkele vragen beantwoorden. Maak deze opdrachten zo snel mogelijk nadat je het college hebt doorgenomen (je hebt er een kleine week de tijd voor - zie overzicht "Algemene informatie"). De opdrachten sluiten doorgaans nauw aan bij de behandelde stof, en diepen meestal een bepaald aspect uit dat tijdens het college ter sprake kwam. Je moet verschillende mini-essays schrijven en iets langere essays (ongeveer 500 woorden). Richtlijnen in verband met het schrijven van essays vind je onder een andere paragraaf. ("Richtlijnen essays") Wat wordt precies beoordeeld bij deze opdrachten? Vorm en taal zijn natuurlijk belangrijk, in zoverre dat ze bijdragen aan de overtuigingskracht van je antwoord. Het taalgebruik op zich vormt echter geen evaluatiecriterium. Als je een paar taalfouten hebt gemaakt maar verder een prima essay hebt geschreven waarin je op een overtuigende manier een interpretatie verdedigt, worden voor die taalfouten dus geen punten afgetrokken. Let wel: teksten met te veel spellingsfouten, slordigheden en gemakkelijk te vermijden fouten worden niet geaccepteerd (met andere woorden: daarvoor krijg je een nul)! Controleer dus altijd de spelling, lidwoorden (de of het) en werkwoordvormen en zorg ervoor dat je basale grammaticale regels (werkwoordvolgorde in de bijzin, congruentie adjectief + substantief, etc.) toepast! Let er ook op dat je formele conventies zoals het cursiveren van boektitels en bronvermelding respecteert! (zie "Richtlijnen essays") Wij gaan er in deze cursus van uit dat poëzie polyinterpretabel is en dat aan gedichten dus meerdere interpretaties gegeven kunnen worden. Bij de beoordeling gaat het er dus niet zozeer om of jouw interpretatie juist of fout is (dat kan immers niet eenduidig vastgesteld worden), maar of je een stelling of interpretatie op een overtuigende manier kan beargumenteren met een juist gebruik van literairhistorische en -technische termen. Een interpretatie kan je bijvoorbeeld ondersteunen met verwijzingen naar poëticale uitspraken van de auteur of door regels van een gedicht uitgebreid te bespreken. De voorbeeldanalyses kunnen je helpen om deze vaardigheden onder de knie te krijgen. Je leert natuurlijk voorál goede essays te schrijven en op een academische manier op vragen te beantwoorden door veel te oefenen. Je analysevaardigheden kan je oefenen door veel essays en secundaire literatuur te lezen, maar je moet ook gaandeweg leren om over poëzie te reflecteren en die ideeën op een academische manier te verwoorden. Belangrijk in dit leerproces is de feedback die je van ons krijgt: telkens zullen we kort aangeven wat prima is en wat beter kan. Lees onze feedback dus goed door, en hou er rekening mee bij de opdrachten die volgen. Als je naar aanleiding van onze feedback vragen hebt, aarzel niet om hier via het forum of per e-mail op in te gaan. Hou er rekening mee dat je elke opdracht vóór een bepaald tijdstip moet indienen. We kunnen geen opdrachten accepteren die na de deadline worden verstuurd. Overigens kan je die dan niet meer in het systeem uploaden. Elke opdracht wordt zo snel mogelijk beoordeeld (meestal binnen één week na de deadline). Je hebt maar één kans om een opdracht in te dienen. Als je een onvoldoende of een lagere score hebt gekregen, kan je ons per e-mail een tweede versie van je opdracht toesturen. Dat is niet verplicht, maar het mág wel. Je krijgt er geen (extra) punten voor, maar we geven je wel graag feedback om je verder op weg te helpen. De opdrachten die aansluiten op elk college vormen het zwaartepunt van de evaluatie van deze cursus: allemaal samen tellen ze mee voor 70 punten (70 van de 100). Het aantal punten dat je kan verdienen met deze opdrachten verschilt van week tot week - de ene keer zijn de opdrachten immers moeilijker en vergen ze meer werk dan de andere keer. Bij elke vraag/opdracht staat aangegeven hoeveel punten je ermee kan verdienen. Per week kan je in totaal tussen de vier en de acht punten verdienen. Naast de opdrachten voor punten zijn er ook een aantal open vragen. Als je in plaats van een x-aantal punten, het woord "open" tussen haakjes aantreft, gaat het om zo'n open, vrije vraag. Het antwoord dat je op zo'n vraag geeft kan je resultaat alleen in positieve zin beïnvloeden, niet in negatieve zin. Je kan er een bonuspunt (één punt extra) mee verdienen. Het gaat om vragen die peilen naar jouw persoonlijke mening of contrastieve vragen, waarbij je een bepaald verschijnsel moet vergelijken met de literatuur van jouw land. Omdat niet iedereen vertrouwd is met zijn/haar eigen literatuur, trekken we geen punten af als het antwoord niet uitgebreid is of niet goed gefundeerd is. Wie wel telkens de moeite neemt om deze open vragen overtuigend te beantwoorden, kan daarvoor een bonuspunt krijgen. Zoals gezegd tellen alle opdrachten in totaal mee voor 70 van de 100 punten. De 30 resterende punten kan je behalen met toetsen. Er zijn in totaal drie toetsen, die telkens op 10 punten staan. Deze toetsen vinden plaats aansluitend op college 4 (toets 1), college 8 (toets 2) en college 12 (toets 3). Toets 1 test jouw kennis van colleges 1 t.e.m. 4, toets 2 gaat over college 5 t.e.m. 8 en toets 3 over de laatste vier colleges (college 9 t.e.m. 12). De toetsen bestaan uit tien meerkeuzevragen en testen of je de belangrijkste namen en informatie uit de afgelopen colleges hebt onthouden. Er is telkens slechts één kans! De optelsom van de punten die je voor de verschillende opdrachten en toetsen hebt behaald, vormt het eindcijfer. Je moet minstens 60 punten behalen om voor deze cursus te slagen. Het is het eindresultaat dat telt. Als je dus bijvoorbeeld een keertje niet slaagt voor één van de toetsen, of een onvoldoende hebt gekregen voor een opdracht, kan je nog altijd voor dit vak slagen - als je maar ten minste 60 punten in totaal hebt. Bij onduidelijkheden of vragen over de inhoud van colleges kan je ons contacteren via het forum of via e-mail. Op die manier kan je zowel met ons als met je medestudenten van gedachten wisselen. Een kort, handig overzicht van de praktische informatie vind je onder het kopje "Algemene informatie". Tot slot willen we je veel succes en plezier wensen met deze cursus! Sofie & Martina Algemene informatie Let op: Deze cursus is alleen bestemd voor DCC-studenten! Er wordt alleen een uitzondering gemaakt voor studenten Nederlandse taal en literatuur aan de Masaryk Universiteit in Brno, de thuisuniversiteit van de begeleidende docent. Bovendien is deze cursus bedoeld voor studenten die minstens over niveau B1+ beschikken, dus (in de meeste gevallen) studenten die het derde jaar van hun studie Nederlands aanvatten. Tot en met 31 oktober 2019 kan je je afmelden voor deze cursus; daarna niet meer. Wie zich niet heeft afgemeld voor die tijd krijgt sowieso een cijfer, ook al heeft hij/zij niet actief deelgenomen aan de cursus. Je kunt je afmelden door een mailtje te sturen aan Sofie Royeaerd, die de cursus begeleidt (sofie.royeaerd@gmail.com), en/of de lokale DCC-coördinator. Lesoverzicht De cursus begint op dinsdag 1 oktober 2019 en eindigt op 27 december 2019. Alle lessen zijn vrijgeschakeld tot 14 januari 2020. Je hebt telkens een week de tijd om de opdrachten in te dienen; de deadline valt op de eerstvolgende woensdag na het lesbegin. Een uitzondering geldt voor les 12: die wordt samen met les 11 toegankelijk gemaakt. Wie wil, kan dus eerder aan de slag gaan met les 12 en de bijbehorende opdracht. Omdat woensdag 25 december een feestdag is, is de deadline voor de laatste opdracht vrijdag 27 december. Je kunt dus kiezen of je de opdracht vóór of na de kerstdagen indient. Hetzelfde geldt voor de derde toets, die je kunt afleggen van woensdag 18 december tot vrijdag 27 december. Voor de andere twee toetsen die in het semester zelf vallen, worden telkens slechts twee dagen voorzien. Les Titel Begin Opdracht: deadline Toets 1 De tekst onder het mes: poëzieanalyse DI 1/10 WO 9/10, 23:55 2 De Vijftigers DI 8/10 WO 16/10, 23:55 3 Tijd en Mens & (het Vlaamse) Gard Sivik DI 15/10 WO 23/10, 23:55 4 Neorealisme in Nederland DI 22/10 WO 30/10, 23:55 WO 30/10, 00:00 DO 31/10, 23:55 5 Poëzie in Carré DI 29/10 WO 6/11, 23:55 6 Herman de Coninck en de Nieuw-realistische poëzie DI 5/11 WO 13/11, 23:55 7 De Pink Poets. Dandy's in de Vlaamse poëzie tijdens de jaren zeventig en tachtig DI 12/11 WO 20/11, 23:55 8 Neo-romantiek in Nederland DI 19/11 WO 27/11, 23:55 WO 27/11, 00:00 DO 28/11, 23:55 9 Postmoderne poëzie in Vlaanderen DI 26/11 WO 4/12, 23:55 10 Postmoderne poëzie in Nederland DI 3/12 WO 11/12, 23:55 11 Trends in de hedendaagse poëzie: stadsdichters DI 10/12 WO 18/12, 23:55 12 Multiculturele poëzie DI 10/12 VR 27/12, 23:55 WO 18/12, 00:00 VR 27/12, 23:55 Beoordeling Opdrachten Aan het eind van elke les worden er één of meerdere opdrachten gegeven. Het gaat om opdrachten die aansluiten bij het onderdeel en een bepaald aspect verder uitdiepen. Je moet meestal één of twee (kleine) essays schrijven. Het Word-document met de uitgevoerde opdracht kun je telkens uploaden in de zgn. "Drop box". Gelieve jouw opdracht op te slaan als "doc". Andere formaten (zoals "pfd") worden niet geaccepteerd! Geef het Word-bestand bovendien een titel die zowel het nummer van de opdracht als je voor- en achternaam bevat (bijvoorbeeld: Opdracht1_VoornaamAchternaam). De opdrachten tellen samen mee voor 70 punten (van de 100). Het aantal punten dat je kan verdienen verschilt van week tot week. Bij elke vraag/opdracht staat aangegeven hoeveel punten je ermee kan verdienen. Per week kan je in totaal tussen de vier en de acht punten verdienen. Er staan naast de opdrachten voor punten ook open vragen. Met het antwoord op een open vraag kan je een bonuspunt (één punt extra) verdienen. Het gaat om vragen die peilen naar jouw persoonlijke mening of contrastieve vragen, waarbij je een bepaald verschijnsel moet vergelijken met de literatuur van jouw land. Voor het uitvoeren van een opdracht heb je telkens één week de tijd (voor de deadlines zie bovenstaand collegeoverzicht). Je hebt maar één kans: de versie die je uploadt, wordt beoordeeld. Als je een onvoldoende of lage score hebt gekregen, kan je per e-mail een tweede versie doorsturen. Dat is niet verplicht, maar het mag wel. Voor die tweede versie krijg je geen punten. Wel sturen we dan per e-mail onze opmerkingen en suggesties naar aanleiding van de tweede versie naar jou terug. Toetsen Colleges 4, 8 en 12 worden afgesloten met een toets (toets 1, toets 2 en toets 3). Deze toetsen evalueren telkens de inhoud van de actuele en de drie voorafgaande colleges. De toetsen bij elkaar tellen mee voor de resterende 30 punten (elke toets = 10 punten) en ze bestaan uit 10 multiple-choice vragen. Let op: Je kunt elke toets maar één keer versturen en je mag een toets niet onderbreken of afbreken! Aan het einde van een toets moet je bovendien altijd op 'Test beëindigen' klikken, anders worden de resultaten niet opgeslagen! Eindcijfer Het eindcijfer komt tot stand op basis van de opdrachten en toetsen. Je slaagt voor deze cursus als je 60 punten of meer behaalt. Het resultaat van alle opdrachten telt mee voor 70% van het eindcijfer van het college. 30% van de punten krijg je voor de toetsen (10% per toets). Taal Het college wordt in het Nederlands gegeven. Vorm en taal zijn belangrijk; ze dragen bij aan de overtuigingskracht van je betoog. Het taalgebruik vormt echter geen evaluatiecriterium. Je krijgt feedback over de inhoudelijke kant van je antwoord/essay. Teksten met te veel spellingsfouten en slordigheden worden echter niet geaccepteerd! Taalfouten worden aangeduid zodat je weet waar je de volgende keer op moet letten. Ze worden niet verbeterd; er wordt gebruik gemaakt van een correctiecode. Als een woord wordt doorstreept, moet je het weglaten. Verder worden de volgende afkortingen gebruikt: WK = verkeerde woordkeuze (gebruik een ander woord) S = spelfout (pas de spelling aan) C = congruentiefout (gebruik een ander lidwoord, een andere vorm van het werkwoord, adjectief, etc.) * = verkeerde woordvolgorde (het woord of het zinsdeel hoort ergens anders in de zin) V = ontbrekend woord (op deze plek moet je een woord of zinsdeel aanvullen) Zoals gezegd, mag je via e-mail een tweede versie indienen. De docent bekijkt dan ook de talige aanpassingen. Plagiaat Wie zonder bronvermelding een andere auteur citeert of parafraseert, pleegt plagiaat. Elke vorm van plagiaat wordt bestraft met een 0. De coördinator van de thuisuniversiteit wordt van dergelijke gevallen op de hoogte gesteld. Zichtbaarheid cursus Let op: bekijk de cursus altijd via de internetbrowser Firefox. Als je de cursus via Explorer bekijkt, zijn sommige onderdelen onzichtbaar. Forum en contact met docenten Als er vragen zijn, dan kun je of direct contact opnemen met de docent/lokale DCC-coördinator of je vraag in het forum stellen. Vragen zullen zo snel mogelijk worden beantwoord. Je kan bij onduidelijkheden of vragen betreffende de inhoud de auteurs contacteren. Het e-mailadres van Sofie, die de cursus begeleidt, is sofie.royeaerd@gmail.com. Uitgebreide informatie over de inhoud en de doelstellingen van de cursus vind je onder het kopje "Voorwoord". Veel plezier en succes! Sofie & Martina Richtlijnen essays Wat is een essay? Er bestaan verschillende opvattingen over wat een essay precies is. Die verschillen zijn onder meer cultureel bepaald. Volgens Van Dale is een essay een "persoonlijk gekleurde verhandeling over een wetenschappelijk of letterkundig onderwerp". Een essay is minder "wetenschappelijk" dan een scriptie: meestal wordt in een essay niet uitvoerig geëxpliciteerd welke methode wordt gehanteerd. Ook het taalgebruik (de stijl) kan verschillen. Wij spreken af dat het essay persoonlijk mag zijn, maar dat het ook wetenschappelijk moet zijn. In een essay mag jouw mening naar voren komen: de interpretatie van een tekst kan je zien als een persoonlijke mening, de betekenis die jij aan een tekst toekent. In dat opzicht is een essay persoonlijk. Maar die mening verkondig je niet zomaar: je moet die ook ondersteunen, beargumenteren. Daarvoor kan je bijvoorbeeld verwijzen naar passages in een besproken gedicht of roman, of je kan secundaire literatuur aanhalen. Het essay moet dus ook wetenschappelijk zijn. De essays die je als opdracht voor deze cursus moet schrijven zijn doorgaans kort: max. 500 woorden. Je hoeft geen gebruik te maken van secundaire bronnen, tenzij dat in de opdracht expliciet gevraagd wordt. Voor het geval je wel gebruik maakt van andere publicaties, moet je de richtlijnen onder "Bronne" volgen. Vraagstelling Je krijgt alleen relatief kleine opdrachten. Meestal is het niet nodig om zelf een vraagstelling te bedenken: de vraag staat in de opdracht. Bij grotere opdrachten (op 6 punten) waarbij je iets vrijer bent, is het goed om je op voorhand af te vragen waarover je wilt gaan schrijven. Wat wil je precies in je essay aan de orde stellen? Welk probleem wil je oplossen? Je vermeldt alleen wat relevant is om je probleemstelling op te lossen. Waar een auteur geboren is en aan welke universiteit hij heeft gestudeerd, is bijvoorbeeld meestal niet relevant - tenzij jouw vraagstelling biografisch van aard is. Probeer altijd een vraag to the point te beantwoorden! Structuur Langere essays (500 woorden of meer) zijn gestructureerd in alinea's en bestaan uit een inleiding, een middenstuk en een slot. Vorm en structuur Tijdschriften en universiteiten hanteren meestal verschillende vormelijke conventies. Toch kunnen we in de neerlandistiek wel een aantal vormelijke gewoontes onderscheiden, die misschien anders zijn in jouw land. Het is het handigste om deze conventies na te volgen als je een essay schrijft.  Zet titels van dichtbundels (en boeken in het algemeen) cursief; gedichten worden meestal tussen aanhalingstekens gezet. Bijv.: Het gedicht "Speed" komt uit De voorbode van iets groots (2006) van Dirk van Bastelaere.  Als je een nieuwe titel noemt, vermeld dan het jaartal waarin het voor het eerst werd gepubliceerd tussen haakjes. Bijv.: De voorbode van iets groots (2006)  Als je een nieuwe naam noemt, moet je die persoon "introduceren" - d.w.z. je moet kort aangeven wie deze persoon is. Je schrijft dus niet: "We kunnen het werk van deze dichter vergelijken met dat van Fernando Pessoa". Als de naam voor het eerst valt, wordt meestal ook tussen haakjes vermeld wanneer de auteur werd geboren + wanneer hij overleed. Je schrijft dus bijvoorbeeld: We kunnen het werk van deze dichter vergelijken met dat van de Portugese dichter Fernando Pessoa (1888-1935).  De titel van je essay of van een paragraafje en de hoofdtekst zijn twee aparte dingen. Als de titel luidt "De voorbode van iets groots van Dirk van Bastelaere", schrijf dan niet als eerste zin: "Ik zal het over de dichtbundel van deze auteur hebben". Maar: "Ik bespreek in dit essay de dichtbundel De voorbode van iets groots (2006) van de Vlaamse dichter Dirk van Bastelaere (°1960)".  Je mag "ik" gebruiken; jezelf als auteur met "we" aanduiden wordt wel gedaan, maar klinkt erg formeel en wordt als ouderwets beschouwd.  In de neerlandistiek zijn wetenschappelijke essays doorgaans vrij zakelijk, formeel. Relatief korte, duidelijke zinnen verdienen de voorkeur boven lange zinnen met veel komma's, gedachtestreepjes en adjectieven. Bronnen Bij het schrijven van een (langer) essay maak je doorgaans gebruik van secundaire literatuur (bronnen). Je moet immers een werk literair-historisch kunnen situeren. Bovendien kan je gebruik maken van de inzichten van andere auteurs, of je kan je er tegen afzetten. Als je iets overneemt uit een artikel, een boek of een andere bron, moet je naar deze bron verwijzen. Als je iets letterlijk overneemt (= citeert), dan zet je de uitspraak tussen aanhalingstekens. Als je iemand parafraseert of als je steunt op een inzicht of opvatting van iemand, dan geef je óók de bron aan! (Doe je dat niet, dan pleeg je plagiaat. Plagiaat wordt onmiddellijk bestraft met een nul en de thuisuniversiteit wordt op de hoogte gesteld.) Je kan de bibliografische referentie in een voetnoot opnemen, of je kan in de tekst zelf op een korte manier naar de bron verwijzen (de zogeheten bronvermelding in Harvardstijl). Kalff wijst erop dat de rederijkers in hun samenleving een belangrijke didactische en sociale functie hadden.² 2. G. Kalff, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Tweede deel. Groningen, 1907, p. 80. OF: Kalff (1907:80) wijst erop dat de rederijkers in hun samenleving een belangrijke didactische en sociale functie hadden. In verband met citeren bestaan verschillende conventies. Je kan bijvoorbeeld de richtlijnen van jouw faculteit gebruiken. Belangrijk is vooral dat je consequent bent en één systeem hanteert. Let op: als je een internetartikel aanhaalt, vermeld je niet alleen de webpagina! Dezelfde regels gelden als voor tijdschriftartikelen (je vermeldt dus ook auteur, titel, etc.). Omdat internet een vluchtig medium is, wordt bovendien doorgaans aangegeven wanneer de site geraadpleegd werd. (geraadpleegd: 17.04.2009) Een essay wordt afgesloten met een literatuurlijst, waarin de publicaties waarnaar je in de tekst verwijst, alfabetisch op een rijtje staan. Hoe/waar vind je secundaire bronnen? Hoe kan je secundaire bronnen opsporen? Publicaties binnen de neerlandistiek kan je traceren via BNTL (Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap): http://www.bntl.nl Een voorbeeld van wat je daar kan vinden: Jaar 1990 Auteurs Ekkers, Remco Titelbeschrijving Arjen Duinker : opgewekte onverschilligheid / Remco Ekkers. In: Poëziekrant Gent: vol. 14 (1990), afl. 4 (juli-aug), pag. 15. Overige informatie/samenvatting Over: Duinker, Arjen. Losse gedichten. Amsterdam, 1990. Trefwoorden literatuurwetenschap: per auteur - vanaf 1830 - descriptieve studies recensies over één werk Duinker, A. P. Document (Nog) geen document ingezonden URL Geen url opgegeven Je kan vervolgens kijken of je de publicatie in je (vakgroep)bibliotheek kan terugvinden. Voor sommige gespecialiseerde tijdschriften en boeken kan je alleen in Nederland en/of België terecht. Een optie is soms de auteur van het artikel te contacteren. Op internet is natuurlijk ook veel voorhanden. Let op met sites als Wikipedia, scholieren- en fansites en dergelijke meer! De informatie die je op dergelijke sites vindt, is niet altijd betrouwbaar. De belangrijkste site waar materiaal in verband met Nederlandse literatuur en taalkunde verzameld is, heet DBNL (Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren): http://www.dbnl.org/. Op dbnl kan je heel wat secundaire (maar ook primaire) bronnen vinden: gedigitaliseerde artikelen maar ook boeken. Op de site vind je bijvoorbeeld ook een letterkundig lexicon, waarin literaire termen worden uitgelegd: http://www.dbnl.org/tekst/bork001lett01/ Daarnaast kan je op de site van de Koninklijke Bibliotheek heel wat informatie over poëzie vinden - met name in het onderdeel "dichters op het scherm”: http://www.kb.nl/